ECLI:NL:RBZWB:2023:9357

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
10 januari 2024
Zaaknummer
10711115 \ VV EXPL 23-78 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in kort geding tot nakoming van het concurrentiebeding

In deze zaak vordert [eiser sub 1 in conventie] in kort geding dat [gedaagde in conventie] zich houdt aan het concurrentiebeding. [eiser sub 1 in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] niet bevestigt dat hij het concurrentiebeding zal nakomen en vermoedt dat hij dit schendt door bij klanten thuis te knippen. [gedaagde in conventie] betwist dit en stelt dat hij niet heeft gewerkt vanwege de dreiging van het concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelt dat [eiser sub 1 in conventie] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het spoedeisend belang en dat er veel onduidelijkheden zijn over de situatie op 30 augustus 2023, wat het moeilijk maakt om de vordering te beoordelen. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser sub 1 in conventie] af, omdat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt en de kans van slagen in een bodemprocedure niet zeker is. Ook in de reconventie wordt de vordering van [eiser in reconventie] afgewezen, omdat de kantonrechter van mening is dat de schade onvoldoende is onderbouwd. Beide partijen worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10711115 \ VV EXPL 23-78
Vonnis in kort geding van 30 november 2023
in de zaak van

1.[eiser sub 1 in conventie] V.O.F.,

te [plaats 1] ,
2.
[eiser sub 2 in conventie],
te [plaats 1] ,
3.
[eiser sub 3 in conventie],
te [plaats 1] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser sub 1 in conventie] ,
gemachtigde: mr. R.S. Namjesky,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] (België),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. N. van Heeckeren,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie
- de mondelinge behandeling van 15 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitnota van [eiser sub 1 in conventie] .

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1 in conventie] is een kapsalon die gevestigd is in het centrum van [plaats 1] aan de [adres] . Na zijn studie is [gedaagde in conventie] op 1 juli 2020 bij [eiser sub 1 in conventie] in dienst getreden als kapper. [gedaagde in conventie] is ongeveer twee jaar in loondienst geweest bij [eiser sub 1 in conventie] . Daarna heeft [gedaagde in conventie] zijn werkzaamheden in samenwerking met [eiser sub 1 in conventie] als zelfstandige voortgezet. Daarvoor hebben partijen een huur- en samenwerkingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is bepaald:
“(…)
Partij A( [eiser sub 1 in conventie] )
is bereid partij B( [gedaagde in conventie] )
in de gelegenheid te stellen gedurende een bepaalde periode voor eigen rekening en risico een eigen Barbershop te voeren, vanuit het pand gelegen aan [adres] te [plaats 1] op basis van deze overeenkomst(…)
Cliënten hebben vrije keuze in kappers(…)
Nieuwe klanten, die nog niet zijn toegewezen aan een van de samenwerkende partijen, worden initieel evenredig verdeeld over de samenwerkende partijen. Maar uiteindelijk gaat de keuze van de cliënt voor.(…)
Partij B zal zonder schriftelijke toestemming van partij A gedurende de duur van deze overeenkomst en na het einde hiervan gedurende een tijdvak van twaalf maanden, niet in enigerlei vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan het bedrijf van partij A vestigen, drijven of mede drijven of doen drijven, hetzij direct hetzij indirect alsook financieel in welke vorm dan ook bij een dergelijke zaak belang hebben, daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn, al dan niet in dienstbetrekking hetzij tegen vergoeding hetzij om niet, of daarin aandeel te hebben binnen een straal van 10 (zegge tien) kilometer waar partij A gevestigd is, zulks op verbeurte van een direct opeisbare niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van € 2.500 per gebeurtenis en tevens € 250,- voor elke dag dat partij B in overtreding is, te betalen aan A onverminderd het recht van partij A om volledige schadevergoeding te vragen. Dit concurrentiebeding geldt niet in geval Partij A de overeenkomst eenzijdig opzegt of wanneer Partij B [eiser sub 1 in conventie] en/of het pand van verhuurder direct of indirect deels of in zijn geheel overneemt.(…)”
2.2.
Op 30 augustus 2023 is een (vervolg)gesprek tussen partijen over hun zakelijke toekomst geëscaleerd, waarna [gedaagde in conventie] de kapperszaak heeft verlaten en niet meer is teruggekomen. Vervolgens is er tussen (de gemachtigden van) partijen gecorrespondeerd over wat er op 30 augustus 2023 is gebeurd en welke (rechts)gevolgen dit heeft. Dit heeft niet tot een oplossing geleid, waarna [eiser sub 1 in conventie] deze procedure is gestart.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser sub 1 in conventie] vordert – samengevat – om [gedaagde in conventie] te gebieden zich te houden aan het concurrentiebeding, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2.
[eiser sub 1 in conventie] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde in conventie] weigert te bevestigen dat hij het concurrentiebeding zal nakomen, zodat hij – spoedeisend – belang heeft bij haar vordering.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer. [gedaagde in conventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser sub 1 in conventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser sub 1 in conventie] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser sub 1 in conventie] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met rente en nakosten.
3.4.
[gedaagde in conventie] voert aan dat het concurrentiebeding niet geldt, omdat er sprake is van een eenzijdige opzegging door [eiser sub 1 in conventie] . Subsidiair beroept [gedaagde in conventie] zich op rechtsverwerking.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[eiser in reconventie] vordert – samengevat – om [verweerder in reconventie sub 1] te veroordelen tot betaling van € 10.000,00 als voorschot op schadevergoeding wegens het niet nakomen van de huur- en samenwerkingsovereenkomst.
3.7.
[eiser in reconventie] legt aan de vordering ten grondslag dat [verweerder in reconventie sub 1] de huur- en samenwerkingsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd en vervolgens [eiser in reconventie] de toegang tot het gehuurde heeft ontzegd, waardoor [eiser in reconventie] omzet en winst is misgelopen.
3.8.
[verweerder in reconventie sub 1] voert verweer. [verweerder in reconventie sub 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] , met veroordeling van [eiser in reconventie] in de kosten van deze procedure.
3.9.
[verweerder in reconventie sub 1] voert aan dat zij [eiser in reconventie] niet de toegang tot het gehuurde heeft ontzegd. Verder voert [verweerder in reconventie sub 1] aan dat [eiser in reconventie] (de omvang van) de door hem gestelde schade onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser sub 1 in conventie] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2.
Wat betreft het vereiste spoedeisend belang overweegt de kantonrechter het volgende. [eiser sub 1 in conventie] wijst erop dat [gedaagde in conventie] niet bevestigd heeft en niet wil bevestigen dat hij het concurrentiebeding zal nakomen. Verder stelt [eiser sub 1 in conventie] dat zij het vermoeden heeft dat [gedaagde in conventie] het concurrentiebeding schendt of gaat schenden bijvoorbeeld door bij klanten thuis te (gaan) knippen. [gedaagde in conventie] voert echter aan dat hij juist niet heeft gewerkt in deze periode wegens de dreiging van het concurrentiebeding met bijbehorende boete. Weliswaar heeft [eiser sub 1 in conventie] tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij veel (concrete) aanwijzingen heeft dat [gedaagde in conventie] het concurrentiebeding wel degelijk schendt of gaat schenden, maar [eiser sub 1 in conventie] gaf ook aan dat hij de details in deze procedure niet op tafel gaat leggen. Met deze stand van zaken is de kantonrechter van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang van [eiser sub 1 in conventie] bij haar vordering ontbreekt, omdat [eiser sub 1 in conventie] haar vermoeden dat [gedaagde in conventie] het concurrentiebeding schendt of gaat schenden onvoldoende heeft geconcretiseerd. Aangezien er in dit kort geding ook geen ruimte is voor verder onderzoek, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering van [eiser sub 1 in conventie] op dit moment niet toewijsbaar is. Bij dat oordeel speelt ook nog een rol dat het slagen van de gebodsvordering in een bodemprocedure evenmin een uitgemaakte zaak is. Immers, daarvoor is gelet op het door [gedaagde in conventie] gevoerde verweer ook van belang wat er op 30 augustus 2023 precies is gebeurd en meer in het bijzonder of er sprake is van een eenzijdige opzegging door [eiser sub 1 in conventie] zoals door [gedaagde in conventie] aangevoerd. Daarover bestaan nog veel onduidelijkheden die in deze procedure niet opgehelderd kunnen worden. Kortom, de in dit kort geding door [eiser sub 1 in conventie] gevorderde voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
4.3.
[eiser sub 1 in conventie] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde in conventie] vastgesteld op € 793,00 aan salaris gemachtigde. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen indien en voor zover [eiser sub 1 in conventie] de proceskosten niet binnen veertien dagen na de betekening van het vonnis zal hebben voldaan. Daarbij overweegt de kantonrechter dat [eiser sub 1 in conventie] , indien zij door de betekening van het vonnis kennis heeft kunnen nemen van de inhoud daarvan, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien.
4.4.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.5.
De veroordeling wordt (deels) hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
in reconventie
4.6.
Wat betreft het toetsingskader verwijst de kantonrechter naar rechtsoverweging 4.1 van dit vonnis.
4.7.
De vordering van [eiser in reconventie] is gebaseerd op de stelling dat [verweerder in reconventie sub 1] op 30 augustus 2023 de huur- en samenwerkingsovereenkomst eenzijdig heeft opgezegd en [eiser in reconventie] de toegang tot het gehuurde heeft ontzegd. [verweerder in reconventie sub 1] betwist echter dat zij de betreffende overeenkomst heeft opgezegd en dat [eiser in reconventie] geen toegang meer had tot het gehuurde. Tussen partijen staat wel vast dat een onderling gesprek over hun zakelijke toekomst op 30 augustus 2023 is geëscaleerd. Maar over wat er precies is gebeurd en gezegd, verschillen partijen van mening en bestaan (dus) nog veel onduidelijkheden. Zo is onduidelijk of [eiser in reconventie] op 30 augustus 2023 definitief is weggestuurd door [verweerder in reconventie sub 1] , of dat er sprake was van een momentopname en de deur daarna voor [eiser in reconventie] weer openstond.
4.8.
In dit kort geding kunnen die onduidelijkheden niet worden opgehelderd. In dat kader zou bijvoorbeeld de heer [naam] als getuige gehoord kunnen worden, maar daarvoor is in deze procedure geen plaats. In een bodemprocedure is die mogelijkheid er wel, maar op dit moment is de kans van slagen van de (schadevergoedings)vordering van [eiser in reconventie] in een bodemprocedure onvoldoende groot om daarop vooruit te lopen door het toewijzen van de in deze procedure gevorderde voorziening, zijnde een voorschot op schadevergoeding van € 10.000,00. Overigens is de kantonrechter ook van oordeel dat [eiser in reconventie] de omvang van de gederfde winst nog onvoldoende in beeld gebracht. Kortom, de in dit kort geding door [eiser in reconventie] gevorderde voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
4.9.
[eiser in reconventie] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [verweerder in reconventie sub 1] vastgesteld op € 793,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1 in conventie] af,
5.2.
veroordeelt [eiser sub 1 in conventie] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiser sub 1 in conventie] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 99,50 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af,
5.6.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder in reconventie sub 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 793,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2023.