ECLI:NL:RBZWB:2023:9343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
02-001916-00
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1964, die momenteel verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met één jaar toegewezen. De tbs-maatregel is in 2001 opgelegd na een veroordeling voor een poging tot afpersing en meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen dat eist, en dat het recidivegevaar nog steeds aanwezig is, voortvloeiend uit een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank heeft geconstateerd dat de betrokkene sinds haar overplaatsing naar de zorginstelling zorgelijk gedrag vertoont, wat het recidiverisico heeft verhoogd. De tbs-instelling heeft geadviseerd om de tbs-maatregel te verlengen, en de officier van justitie heeft dit standpunt ondersteund. De verdediging heeft ook gepleit voor verlenging van de tbs-maatregel, met de mogelijkheid om na deze periode te toetsen of een lichtere maatregel volstaat. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen, met de opmerking dat de mogelijkheid van omzetting naar een rechterlijke machtiging in de toekomst moet worden onderzocht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-001916-00
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 december 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964
thans verblijvende te [zorginstelling] op het [adres] , [postcode] [plaats]

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 mei 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna tbs) met één jaar;
- het aanhoudingsproces-verbaal van de openbare zitting op 20 juni 2023;
- het aanhoudingsproces-verbaal van de openbare zitting op 14 september 2023;
- de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van [betrokkene] (hierna: betrokkene) van 18 november 2021 tot en met 20 april 2023;
- het rapport van [tbs-instelling] (hierna: de tbs-instelling) d.d. 12 mei 2023, waarin het advies van de instelling is vermeld;
- het rapport van de tbs-instelling d.d. 7 december 2023, waarin het voorlopig advies van de instelling is vermeld.

2.De procesgang

Bij beslissing van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda d.d. 11 juni 2001 is betrokkene veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest en tbs met verpleging van overheidswege wegens een poging tot afpersing en meerdere diefstallen.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 26 juni 2001 aangevangen en bij beslissing van deze rechtbank van 14 juni 2021 voor het laatst verlengd voor een termijn van twee jaar. Deze beslissing is op
30 september 2021 bekrachtigd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 14 december is de officier van justitie, mr. I.M. Peters, gehoord. Tevens is betrokkene telefonisch gehoord, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Voorts is de [deskundige] , GZ-psycholoog, gehoord.

3.Het advies van de tbs-instelling

Volgens het rapport van de tbs-instelling is bij betrokkene sprake van een licht verstandelijke beperking, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een psychotische stoornis. Daarnaast is sprake van verslavingsproblematiek en een cognitieve achteruitgang.
Betrokkene is in november 2021 in de tbs-instelling geplaatst en leek na enige tijd beter te functioneren. Vanaf juli 2022 kwam de somatische problematiek van betrokkene op de voorgrond te staan. Daarom is gezocht naar een passende woonvoorziening waar aandacht is voor somatiek, cognitieve achteruitgang en overige bijkomende problematiek. Deze passende woonvoorziening is gevonden binnen [zorginstelling] te [plaats] , waar betrokkene sinds 13 juni 2023 verblijft.
Betrokkene laat sinds haar overplaatsing naar [zorginstelling] zorgelijk gedrag zien dat zij in de tbs-instelling niet meer liet zien en het recidiverisico is als gevolg daarvan sterk toegenomen. De oorzaak daarvan ligt mogelijk in de hechtingsproblematiek die op het moment van de overplaatsing een rol is gaan spelen. De tbs-instelling acht daarom een overgang van de tbs-maatregel naar een opname via een rechterlijke machtiging krachtens artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz) op dit moment nog niet haalbaar. Dat blijkt eveneens uit het onderzoek van een onafhankelijke psychiater van [zorginstelling] . De tbs-instelling adviseert dan ook om de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege te verlengen voor de duur van een jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat de tbs-maatregel noodzakelijk blijft gelet op het gedrag dat betrokkene de afgelopen maanden heeft laten zien en het recidiverisico dat daaruit volgt. De officier van justitie blijft dan ook bij haar vordering de tbs-maatregel met één jaar te verlengen. Wel acht zij van belang dat de tbs-instelling de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging blijft onderzoeken.

5.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zij graag in [zorginstelling] wil blijven.
De verdediging heeft betoogd dat het op dit moment te vroeg is om de tbs-maatregel om te zetten in een opname krachtens een rechterlijke machtiging. De tbs-maatregel dient dan ook met één jaar te worden verlengd. Het is van belang te blijven toetsen of na deze periode een lichtere maatregel volstaat.

6.Het oordeel van de rechtbank

Vooropgesteld wordt dat een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van deze maatregel eist. Dit houdt concreet in dat het recidivegevaar nog aanwezig moet zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Uit het advies van de tbs-instelling en de toelichting van de deskundige ter zitting volgt dat nog steeds wordt voldaan aan dit wettelijke criterium.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen en hetgeen ter zitting is aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment te vroeg is om de tbs-maatregel om te zetten in een opname krachtens een rechterlijke machtiging. De rechtbank is daarom van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van betrokkene moet worden verlengd met één jaar. De rechtbank merkt daarbij op dat de mogelijkheid bestaat dat omzetting van de tbs-maatregel in een opname krachtens een rechterlijke machtiging na deze verlengingsperiode wel haalbaar is. Het is dan ook van belang dat de tbs-instelling de mogelijkheid van een rechterlijke machtiging blijft onderzoeken.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Veldhuizen, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D. van Spelde en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2023.