ECLI:NL:RBZWB:2023:9335

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
7 januari 2024
Zaaknummer
9801207 CV EXPL 22-1107 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met betrekking tot huuraanpassing en proceskostenveroordeling

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 27 december 2023 een eindvonnis uitgesproken in een huurgeschil tussen de eiser in conventie en de gedaagde in conventie. De zaak betreft een huuraanpassing op basis van artikel 7:274 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek. De eiser in conventie, vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Schee, heeft een voorstel tot huuraanpassing gedaan, dat door de gedaagde in conventie, vertegenwoordigd door mr. H.M.H. van Dongen, is aanvaard. Dit aanbod houdt in dat de huur jaarlijks kan worden aangepast aan het wettelijk toegestane percentage voor woonruimte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat, doordat de gedaagde in reconventie het aanbod heeft aanvaard, er geen grond meer is voor beëindiging van de huurovereenkomst. De vorderingen in reconventie met betrekking tot de huurprijs per 1 januari 2021 en de achterstand in huurbetalingen zijn toegewezen, aangezien deze niet langer werden betwist. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de vordering van de eiser in conventie tot verklaring voor recht dat het voorstel van de gedaagde in conventie niet redelijk is, wordt afgewezen.

Wat betreft de proceskosten is de eiser in conventie veroordeeld tot betaling van de kosten aan de zijde van de gedaagde in conventie, omdat hij hoofdzakelijk ongelijk heeft gekregen. De rechtbank heeft de proceskosten in conventie vastgesteld op € 828,50 en in reconventie op € 398,00. Beide partijen zijn ook wettelijke rente verschuldigd over de proceskosten indien deze niet tijdig worden voldaan. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 9801207 CV EXPL 22-1107
vonnis d.d. 27 december 2023 (bij vervroeging)
inzake
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
verder te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: mr. P.A. van der Schee, advocaat te Breda,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente Breda,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
verder te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. H.M.H. van Dongen, advocaat te Breda.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 22 november 2023 en de daarin vermelde processtukken;
b. de akte na tussenvonnis van [eiser in conventie] .

2.De beoordeling

2.1
Volhard wordt bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 22 november 2023. In dit tussenvonnis is [verweerder in reconventie] in reconventie op grond van artikel 7:274 lid 6 BW in de gelegenheid gesteld om alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen en/of het aanbod van
[eiser in reconventie] tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst te aanvaarden. In afwachting van bericht van [verweerder in reconventie] is iedere verdere beslissing in conventie en in reconventie aangehouden.
2.2
Uit de akte na tussenvonnis van [eiser in conventie] blijkt dat hij alsnog het voorstel [gedaagde in conventie] tot het sluiten van een nieuwe huurovereenkomst conform het ROZ-model waarbij jaarlijks de huur zal worden gewijzigd met een percentage dat maximaal gelijk is aan het op de ingangsdatum van die wijziging wettelijk toegestane percentage voor woonruimte, aanvaardt.
2.3.
Omdat [verweerder in reconventie] dit aanbod aanvaardt, betekent dit dat er geen grondslag meer is tot beëindiging van de huurovereenkomst, zodat dit onderdeel van de vordering in reconventie zal worden afgewezen. De vorderingen in reconventie met betrekking tot de huurprijs per
1 januari 2021 en de vordering tot betaling van de achterstand zullen, gelet op de aanvaarding van [verweerder in reconventie] , als niet langer weersproken worden toegewezen.
2.4
Ten aanzien van de vorderingen in conventie staat nog open de beslissing op de vordering tot verklaring voor recht dat het voorstel zoals door [gedaagde in conventie] is neergelegd bij de Huurcommissie niet redelijk is. Deze vordering zal worden afgewezen, gelet op hetgeen de kantonrechter al in rechtsoverweging 2.14 van het tussenvonnis van 22 november 2023 heeft overwogen. Op de overige vorderingen in conventie is in genoemd tussenvonnis al beslist.
Proceskosten
2.5
[eiser in conventie] is de partij die hoofdzakelijk ongelijk krijgt en hij zal daarom zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten in conventie aan de zijde van [gedaagde in conventie] als volgt vastgesteld:
- salaris gemachtigde
924,00
(3,5 punt x € 199,00)
- nakosten
132,00
Totaal
828,50
2.6
De proceskosten in reconventie worden tot aan dit vonnis aan de zijde van
[eiser in reconventie] vastgesteld op € 398,00 (in totaal 2 punten x € 199,00) aan salaris gemachtigde. De gevorderde nakosten worden in reconventie niet toegekend, nu [verweerder in reconventie] ook in conventie wordt veroordeeld tot betaling van nakosten.
2.7
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
verklaart voor recht dat tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] van toepassing is de met ingang van
1 november 1999 aangegane mondelinge huurovereenkomst met betrekking tot de woonruimte te [adres] ;
verklaart voor recht dat hij krachtens voormelde huurovereenkomst met ingang van
1 november 1999 destijds aan [verhuurder] verschuldigd was een huurprijs van
€ 340,33 per maand;
wijst af de vordering tot verklaring voor recht dat de maandelijkse huurprijs van € 340,33 niet verhoogd/geïndexeerd mag worden en de vordering tot verklaring voor recht dat het voorstel tot huurverhoging zoals door [gedaagde in conventie] is neergelegd in het verzoek aan de Huurcommissie niet redelijk is;
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in conventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 828,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser in conventie] ook de kosten van betekening betalen;
[eiser in conventie] is wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In reconventie:
verklaart voor recht dat de huurprijs voor de woning aan [adres] per
1 januari 2021 € 357,69 per maand bedraagt en dat [verweerder in reconventie] , zowel voor nu als in de toekomst verplicht is deze huurprijs maandelijks te voldoen, vermeerderd met de (eventuele) jaarlijks door te voeren huurindexeringen;
veroordeelt [verweerder in reconventie] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser in reconventie] te voldoen de achterstallige huurbetalingen ter hoogte van € 312,48, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van het verzuim tot aan de dag van de volledige betaling;
wijst af de vordering tot beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde;
veroordeelt [verweerder in reconventie] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser in reconventie] tot dit vonnis vastgesteld op € 398,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [verweerder in reconventie] ook de kosten van betekening betalen;
[verweerder in reconventie] is wettelijke rente verschuldigd als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
in conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.