In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023, is de verdachte beschuldigd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 december 2023, waarbij de verdachte schriftelijk afstand deed van zijn verschijningsrecht, maar zijn raadsman wel aanwezig was. De officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, heeft de verdenking gepresenteerd, die inhoudt dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de aangifte van de aangeefster voldoende steun vond in het proces-verbaal van bevindingen, waaronder camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het dwingen van de aangeefster tot ontuchtige handelingen door haar meerdere keren op de wang en in de nek te kussen en haar bij de heupen vast te pakken en naar zich toe te trekken. De rechtbank achtte het handelen van de verdachte in strijd met de sociaal-ethische norm, vooral gezien het leeftijdsverschil tussen de verdachte (33 jaar) en de aangeefster (16 jaar).
De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één week op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de aangeefster. De benadeelde partij, de aangeefster, vorderde een schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde haar niet-ontvankelijk in deze vordering, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde ook de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf, omdat het bewezen verklaarde feit niet binnen de proeftijd was gepleegd.