Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 164, negende lid, WVW1994ten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.978,41, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 12,22, voor vergoeding van reiskosten;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het sepot van 25 mei 2023;
- de stukken waaruit blijkt dat het rijbewijs van verzoeker op 20 juni 2021 is ingevorderd en op 24 juni 2021 retour is gezonden aan verzoeker;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De standpunten
3.De beoordeling
€ 40,00.
€ 12,99is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 340,00toegekend.
4.De beslissing
€ 40,00-,voor schade die de verzoeker als gevolg van het invorderen en inhouden van zijn rijbewijs heeft geleden;
€ 1.855,15zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden VTH Advocatuur, onder vermelding van “ [kenmerk] ”.