ECLI:NL:RBZWB:2023:93

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1660
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een ontheffingsaanvraag voor het vak drama in het voortgezet onderwijs

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om ontheffing voor het vak drama in het voortgezet onderwijs beoordeeld. Eiseres, werkzaam als docent drama, had op 12 oktober 2020 een open aanvraag ingediend bij de minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs, die deze aanvraag op 3 december 2020 afwees. De minister stelde dat eiseres onvoldoende had aangetoond dat zij uitmunten in buitengewone bekwaamheid, ondanks dat er sprake was van een bijzonder geval. Eiseres maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard in het besluit van 10 februari 2022.

De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres, aangezien er geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar. De rechtbank concludeert dat eiseres voldoende heeft aangetoond dat zij over buitengewone bekwaamheid beschikt, onder andere door haar lange ervaring en diverse kwalificaties in het vak drama. De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en verleent eiseres de gevraagde ontheffing, waarbij de minister ook wordt veroordeeld tot het vergoeden van griffierecht en proceskosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging door de minister bij het verlenen van ontheffingen en de noodzaak om belanghebbenden te horen in bezwaarprocedures. De rechtbank stelt dat de beoordeling van buitengewone bekwaamheid niet alleen op diploma's moet steunen, maar ook op de praktische ervaring en kwalificaties van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1660

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.M.G. Kruyen),
en

De minister voor Primair- en Voortgezet Onderwijs (de minister)

(gemachtigde: mr. F. Hummel-Fekkes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing door de minister van eiseres’ aanvraag om haar een ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs (Wvo).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 3 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 februari 2022 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en - met behulp van een beeldverbinding- de gemachtigde van de minister.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, geboren in [geboortejaar] , werkt sinds 1995 als docent drama bij [naam school 1] (0,2 fte) en sinds 2000 bij het [naam school 2] (0,76 fte).
2.1.
Van 1995 tot 1998 heeft eiseres de parttime hbo-opleiding tot docent drama gevolgd. Ze heeft alle vakken met goed gevolg doorlopen. Door privé-omstandigheden heeft zij geen eindscriptie gemaakt. Als gevolg daarvan beschikt eiseres niet over een diploma van deze opleiding. Eiseres beschikt ook anderszins niet over de bevoegdheid voor het vak drama.
2.2.
Op 12 oktober 2020 heeft eiseres bij de minister een zogenaamde open aanvraag gedaan om ontheffing als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo voor het vak drama voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
2.3.
Bij het besluit van 3 december 2020 heeft de minister eiseres’ aanvraag afgewezen. Hoewel er volgens de minister sprake is van een bijzonder geval, als bedoeld in de Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning vo (de Beleidsregel), heeft eiseres onvoldoende aangetoond waarom zij uitmunt in buitengewone bekwaamheid.
2.4.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit.
2.5.
Bij het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de weigering door de minister om eiseres ontheffing te verlenen voor het vak drama voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Ten onrechte niet gehoord?
3.3.
De minister heeft van het horen van eiseres afgezien, omdat het bezwaar van eiseres volgens de minister kennelijk ongegrond was. Tijdens de zitting heeft de minister daaraan toegevoegd dat eiseres bij haar aanvraag en het bezwaarschrift voldoende informatie had gevoegd om op basis daarvan te kunnen beslissen op het bezwaar.
3.4.
Volgens eiseres heeft de minister zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, omdat er geen sprake was van een situatie waarin er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over het ongegrond zijn van haar bezwaar.
3.5.
Deze beroepsgrond slaagt. Eiseres heeft er terecht op gewezen dat de Beleidsregel de minister ruimte geeft voor weging en interpretatie van de door eiseres aangedragen informatie. In dat licht heeft de minister zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat er op basis van de door eiseres al overgelegde informatie redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over het ongegrond zijn van haar bezwaar. De minister had eiseres dan ook in de gelegenheid moeten stellen om te worden gehoord.
3.6.
De rechtbank ziet aanleiding dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren. Aannemelijk is dat eiseres niet is benadeeld door het feit dat zij niet in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres in beroep in de gelegenheid is geweest haar standpunten en argumenten verder toe te lichten.
Beoordelingskader bij beoordelen van open aanvragen voor ontheffing
3.7.
Uit artikel 33, tweede lid, van de Wvo, gelezen in samenhang met de Beleidsregel volgt dat bij het beoordelen van open aanvragen voor ontheffing twee elementen een rol spelen:
- of er al dan niet sprake is van een bijzonder geval;
- of er al dan niet sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid.
Bijzonder geval
3.8.
Tussen partijen is niet in geschil dat bij eiseres sprake is van een bijzonder geval. Uitgaande van de wettelijke pensioendatum van eiseres zal de periode die het volgen van de lerarenopleiding in beslag neemt, langer zijn dan de periode die eiseres na het afronden van de opleiding nog in het onderwijs werkzaam zou zijn.
Uitmunten in buitengewone bekwaamheid
3.9.
De minister heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van uitmunten door buitengewone bekwaamheid.
3.10.
Eiseres heeft aangevoerd dat de minister gelet op het bijzondere karakter van het vak drama, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen en in onderlinge samenhang bezien zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid in dat vak. Eiseres heeft daarbij onder meer gewezen op:
- het feit dat zij de opleiding tot docent drama volledig en met goed gevolg heeft doorlopen, met uitzondering van de eindscriptie;
- het feit dat zij 27 jaar werkzaam is als docent drama;
- het feit dat eiseres is opgeleid tot VELON geregistreerd schoolopleider. Op basis van deze certificering leidt eiseres aanstaande docenten op tot docent;
- het feit dat eiseres de post-hbo opleiding tot Video Interactiebegeleider heeft gevolgd
- het feit dat eiseres al ruim 10 jaar collega-docenten coacht en een aantal jaren intervisie bijeenkomsten heeft begeleid;
- het feit dat eiseres lesmodules en workshops heeft verzorgd voor studenten van de pabo.
3.11.
De rechtbank overweegt dat er in de Beleidsregel een lijst van activiteiten is opgenomen waarmee een betrokkene kan aantonen dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid. De lijst is niet limitatief. Dat betekent dat ook op een andere manier kan worden aangetoond dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid in de vakken waarvoor ontheffing wordt gevraagd. In het licht van het feit dat het verlenen van een ontheffing de uitzondering vormt op de hoofdregel dat (samengevat) een leraar een lerarenopleiding op het desbetreffende vakgebied moet hebben afgerond om bevoegd les te kunnen geven, mag de minister de lat om aan te nemen dat sprake is van buitengewone bekwaamheid naar het oordeel van de rechtbank hoog leggen.
3.12.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich alle omstandigheden in aanmerking genomen niet op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat er bij haar sprake is van uitmunten door buitengewone bekwaamheid.
3.13.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat het vak drama, dat eiseres zelf omschrijft als een ‘procesgericht praktijkvak‘, wezenlijk anders is dan een kennisvak, zoals eiseres ter zitting ook heeft gesteld en door de minister niet is weersproken. Of er bij eiseres sprake is van buitengewone bekwaamheid in het vak drama moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook op de eigen merites van dat vak worden beoordeeld.
3.14.
Bij beantwoording van de vraag of sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid kent de rechtbank allereerst een groot gewicht toe aan het feit dat eiseres weliswaar niet beschikt over het diploma van de opleiding voor docent drama, maar dat zij de opleiding tot docent drama wel volledig en met goed gevolg heeft gevolgd. De rechtbank constateert daarnaast dat eiseres haar vaardigheden als docent drama vervolgens in de praktijk in zeer uiteenlopende situaties en voor verschillende doelgroepen heeft ingezet en haar vaardigheden daarmee verder heeft ontwikkeld en verbreed. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, zoals eiseres heeft gesteld, zij inmiddels meer dan 25 jaren les geeft in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Zij geeft les aan leerlingen in de gemengde leerweg (GL), de kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) en de basisberoepsgerichte leerweg (BBL) en aan alleenstaande minderjarige vluchtelingen. Met name voor de laatste doelgroep heeft eiseres lesprogramma’s bestaande uit dramawerkvormen gemaakt onder meer gericht op taalverwerving en seksuele voorlichting. Daarnaast heeft eiseres haar vaardigheden ingezet en verder ontwikkeld bij de neventaken die eiseres in de zogenaamde taakuren op beide scholen vervult. Eiseres heeft erop gewezen dat zij sectievoorzitter is en vanuit die hoedanigheid het programma voor toetsing onderbouw schrijft. Verder coacht eiseres beginnende en meer ervaren collega-leraren met behulp van dramatechnieken, Video Interactie Begeleiding en intervisie. Ook is eiseres VELON gecertificeerd lerarenopleider, begeleidt zij (extern) studenten van de lerarenopleiding met behulp van drama-werkvormen tijdens bijeenkomsten “Groeiend naar docentschap” en is zij mede-auteur van het bijbehorende theorieboek, waarin blijkens de inhoudsopgave ook aandacht wordt besteed aan drama-technieken.
3.15.
Gelet op het feit dat eiseres de opleiding voor docent drama volledig heeft gevolgd en zij haar vaardigheden als docent drama thans in zeer uiteenlopende situaties en voor verschillende doelgroepen weet aan te wenden, moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat eiseres zich in het vak drama door buitengewone bekwaamheid onderscheidt.

Conclusie en gevolgen

3.16.
Het beroep is gegrond. De overige beroepsgronden van eiseres behoeven geen bespreking meer.
3.17.
De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en eiseres’ aanvraag om haar voor het vak drama voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo, toe te wijzen.
3.18.
Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht aan eiseres vergoeden.
3.19.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding voor bijstand door de gemachtigde in beroep bedraagt dus in totaal € 1.674,-. Eiseres heeft daarnaast een vergoeding gevraagd van haar reiskosten tot een bedrag van € 10,-. Gelet op artikel 1, onder c, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bpb worden reiskosten in beginsel vergoed op basis van de reis per openbaar vervoer, tweede klas. Omdat de kosten van openbaar vervoer het door eiseres gevraagde bedrag overstijgen (bron ov9292.nl), zal de rechtbank het verzoek om vergoeding van reiskosten toewijzen tot het bedrag van € 10,-.
Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten in bezwaar. De minister zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal
€ 1.684,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 februari 2022;
- herroept het besluit van 3 december 2020;
- bepaalt dat aan eiseres voor het vak drama voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs ontheffing wordt verleend als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 1.684,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 5 januari 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:22 van de Awb bepaalt dat een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand kan worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, het belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord.
Artikel 7:3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb bepaalt dat van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is.
Wet op het voortgezet onderwijs
Artikel 33, eerste lid, van de Wvo bepaalt dat leraren door het bevoegd gezag worden benoemd dan wel tewerkgesteld zonder benoeming. Om tot leraar te kunnen worden benoemd of tewerkgesteld zonder benoeming dient de betrokkene:
a. in het bezit te zijn van een verklaring omtrent het gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, die op het tijdstip van overlegging aan het bevoegd gezag niet ouder is dan 6 maanden,
b. in het bezit te zijn van:
1°. een getuigschrift, afgegeven krachtens de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, waaruit blijkt dat is voldaan aan de bekwaamheidseisen die zijn vastgesteld krachtens artikel 36, eerste lid, of
2°. een erkenning van beroepskwalificaties als bedoeld in artikel 5 van de Algemene wet erkenning EU-beroepskwalificaties, verleend ten aanzien van het onderwijs dat betrokkene zal geven, of
3°. een geschiktheidsverklaring als bedoeld in artikel 118k, en
c. niet krachtens rechterlijke uitspraak van het geven van onderwijs te zijn uitgesloten.
Het tweede lid bepaalt dat de minister in bijzondere gevallen kan besluiten aan personen, die in een bepaald vak of onderdeel van een vak door buitengewone bekwaamheid uitmunten, ten aanzien van dit vak of dit onderdeel ontheffing te verlenen van de in het eerste lid onder b gestelde eisen.
Beleidsregel ontheffing benoembaarheidsvereisten en bekwaamheidserkenning vo
In de Beleidsregel heeft de minister ingevuld op welke wijze hij gebruik maakt van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen als bedoeld in artikel 33, tweede lid, van de Wvo. De Beleidsregel luidt voor zover relevant als volgt:
Beoordelingscriteria open aanvraag: toepassen ontheffing (artikel 33, tweede lid, van de wet of artikel 80, vijfde lid, van de WVO BES)
Bij het beoordelen van open aanvragen voor ontheffing spelen twee elementen een rol:
– al of niet sprake van een bijzonder geval;
– al of niet sprake van uitmunten in buitengewone bekwaamheid.
Om in aanmerking te komen voor een ontheffing is vereist dat er zowel sprake is van een bijzonder geval als van uitmunten in buitengewone bekwaamheid. Het bijzondere geval en het uitmunten in buitengewone bekwaamheid kunnen gezamenlijk tot het oordeel leiden dat de leraar een ontheffing van de benoembaarheidsvereisten wordt verleend voor het vak waarvoor de aanvraag wordt gedaan. De inspectie zal hierbij steekproefsgewijs en indien er concrete aanwijzingen zijn advies geven aan DUO over de pedagogisch-didactische bekwaamheid van betrokkene. (…)
Artikel 33, tweede lid van de wet of artikel 80, vijfde lid van de WVO BES vereisen dat de leraar voor wie ontheffing wordt aangevraagd beschikt over een buitengewone bekwaamheid voor het betreffende vak.
Betrokkene kan gemotiveerd aantonen dat er sprake is van uitmunten in buitengewone bekwaamheid als hij zijn bekwaamheid heeft opgedaan door activiteiten zoals:
− het hebben afgerond van een proefschrift dat relevant is voor het vak waarin betrokkene lesgeeft;
− het hebben geleverd van een excellente prestatie op het eigen vakgebied;
− het hebben afgerond van een relevant excellentietraject in combinatie met een afgeronde relevante opleiding op hetzelfde of hoger niveau;
− het beschikken over een pedagogisch-didactisch getuigschrift (mbo) voor zover het een vak betreft dat eveneens in het voortgezet onderwijs wordt verzorgd;
− het eerste of tweede auteur zijn van een lesboek voor het betreffende vak in combinatie met een afgeronde relevante opleiding op hetzelfde of hoger niveau;
− het hebben van ten minste 3 jaar ervaring buiten het voortgezet onderwijs met het opleiden of begeleiden van anderen in een voor de aanvraag relevant vak;
− het hebben afgerond van een andere relevante opleiding op hetzelfde of een hoger niveau (summa) cum laude;
− het hebben afgerond van een lerarenopleiding met een zeer grote relevantie voor het te geven vak, welke niet is vermeld in de conversietabel.