ECLI:NL:RBZWB:2023:9298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
23-019681
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en teruggave van een auto in het kader van strafrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023 uitspraak gedaan in een klaagschrift betreffende de opheffing van een beslag op een auto. De klaagster, die de auto van de beslagene had gekocht, verzocht om teruggave van de auto die in beslag was genomen bij de aanhouding van de beslagene, die verdacht werd van handel in verdovende middelen. De klaagster had de auto voor € 12.000,00 aangeschaft en had deze aan de beslagene ter beschikking gesteld tijdens haar verblijf in Curaçao. De officier van justitie stelde echter dat het beslag gehandhaafd moest blijven, omdat de beslagene de auto had gebruikt voor strafbare feiten en er een redelijke verdenking bestond dat de auto verbeurd zou worden verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat de klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaar van de auto kon worden aangemerkt. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. Aangezien de klaagster niet voldoende bewijs had geleverd van haar eigendom, werd het klaagschrift ongegrond verklaard. De beslissing werd genomen door rechter J.P.M. Hopmans, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-019060-23
raadkamernummer : 23-019681
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klaagster] ,
wonende op het [woonadres 1]
hierna te noemen:
de klaagster.
[beslagene] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende op het [woonadres 2]
hierna te noemen:
de beslagene.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 19 januari 2023 onder beslagene in beslag is genomen: een auto van het merk Mercedes-Benz, [kenteken] ;
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 28 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank;
  • het verweerschrift van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 27 november 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, klaagster en de beslagene.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave van de auto aan klaagster.
Tijdens de behandeling in raadkamer is namens klaagster aangevoerd dat haar auto in beslag is genomen bij de aanhouding van beslagene. Klaagster heeft de auto van beslagene gekocht voor € 12.000,00 euro. Klaagster is na de aankoop 3 maanden naar Curaçao vertrokken en heeft de beslagene de beschikking over de auto gegeven. Klaagster heeft belang bij teruggave. Zij heeft de auto nodig voor haar werk.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beslag gehandhaafd moet worden.
Beslagene wordt verdacht van handel in verdovende middelen en de inbeslaggenomen auto heeft beslagene daarbij gebruikt. De auto staat op naam van klaagster, maar beslagene was de feitelijke gebruiker van de auto. Het is dan ook niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend de auto verbeurd zal verklaren. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het beslag op de auto is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De rechtbank dient na te gaan of het belang van strafvordering verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Hiervan is sprake wanneer het in beslag houden van de auto kan dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk voordeel aan te tonen dan wel wanneer niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
De rechtbank stelt voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingszaak te treden.
Onder beslagene is op 19 januari 2023 een auto in beslag genomen wegens een verdenking op grond van de Opiumwet. De auto staat op naam van klaagster. Op basis van de thans voorhanden zijnde stukken is er sprake van een redelijke verdenking op grond van de Opiumwet.
Klaagster stelt eigenaar/rechthebbende van de auto te zijn en vraagt om teruggave. Het strafrechtelijk onderzoek is niet tegen haar gericht en zij is niet de beslagene. Beoordeeld moet worden of zich het geval voordoet dat buiten redelijke twijfel is dat de klaagster als eigenaar/rechthebbende van de auto moet worden aangemerkt en zo ja, of zich de situatie als bedoeld in artikel 94a, vierde of vijfde lid, Sv voordoet.
Klaagster stelt dat zij de auto voor € 12.000,00 van beslagene heeft gekocht, maar zij heeft verzuimd dit nader te onderbouwen. De rechtbank is van oordeel dat de klaagster niet buiten redelijke twijfel als eigenaar kan worden aangemerkt, zodat het beklag ongegrond moet worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 december 2023 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering