Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift inzake beslag. De klager, geboren in 1957 en vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, had een klaagschrift ingediend voor de teruggave van zijn auto, een Audi A6, die op 18 januari 2023 in beslag was genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen zijn zoon. De klager stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van de inbeslagneming, aangezien het onderzoek naar de auto was afgerond.
De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, voerde aan dat de auto was gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit en dat deze voor verbeurdverklaring in aanmerking kwam. De rechtbank moest beoordelen of het belang van de strafvordering vereiste dat het beslag werd voortgezet. De rechtbank overwoog dat de klager als eigenaar van de auto moest worden aangemerkt en dat er geen aanwijzingen waren dat de inbeslagname was gedaan om verhaalsfrustratie te voorkomen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Audi A6 aan de klager. De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, in tegenwoordigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na dagtekening van de beslissing.