Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
- het sepot van 21 april 2023;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een gewezen verdachte. Het verzoek was ingediend op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en betrof een schadevergoeding van € 3.622,58 voor rechtsbijstand, vermeerderd met € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De verzoeker was geboren in 1988 en had zich laten vertegenwoordigen door mr. R. van 't Land, advocaat te Breda. Tijdens de behandeling in de raadkamer op 27 november 2023 was de verzoeker niet verschenen, maar waren de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de gemachtigd raadsvrouw, mr. A.C.M. Tönis, wel aanwezig.
De rechtbank overwoog dat de zaak was geseponeerd op basis van een beleidssepot, waarbij de officier van justitie had geconcludeerd dat er geen verdere vervolging nodig was. De verdediging stelde dat er gronden van billijkheid waren om de schadevergoeding toe te kennen, maar de rechtbank oordeelde dat de reden voor het sepot niet lag in het ontbreken van bewijs, maar in de medeschuld van de benadeelde. De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verzoeker, waardoor een veroordeling niet uitgesloten kon worden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren. Ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift werd afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.