ECLI:NL:RBZWB:2023:9296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
23-014791
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding na sepot in strafzaak

Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding van een gewezen verdachte. Het verzoek was ingediend op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en betrof een schadevergoeding van € 3.622,58 voor rechtsbijstand, vermeerderd met € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De verzoeker was geboren in 1988 en had zich laten vertegenwoordigen door mr. R. van 't Land, advocaat te Breda. Tijdens de behandeling in de raadkamer op 27 november 2023 was de verzoeker niet verschenen, maar waren de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de gemachtigd raadsvrouw, mr. A.C.M. Tönis, wel aanwezig.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geseponeerd op basis van een beleidssepot, waarbij de officier van justitie had geconcludeerd dat er geen verdere vervolging nodig was. De verdediging stelde dat er gronden van billijkheid waren om de schadevergoeding toe te kennen, maar de rechtbank oordeelde dat de reden voor het sepot niet lag in het ontbreken van bewijs, maar in de medeschuld van de benadeelde. De rechtbank concludeerde dat er ernstige bezwaren waren tegen de verzoeker, waardoor een veroordeling niet uitgesloten kon worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schadevergoeding afgewezen, omdat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren. Ook het verzoek om een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het verzoekschrift werd afgewezen. De beslissing werd genomen door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in aanwezigheid van griffier I.L. Bruijnooge, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-104879-23
raadkamernummer : 23-014791
datum : 27 november 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. R. van 't Land advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
  • het sepot van 21 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 27 november 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo en de gemachtigd raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen doch niet bij de behandeling in raadkamer verschenen.

2.De standpunten

Namens verzoeker is aangevoerd dat er welleswaar sprake is van een beleidssepot, maar dat uit het dossier naar voren komt dat er zich in dit geval een situatie voordoet die niet onmiskenbaar geleid zou hebben tot een veroordeling. Het openbaar ministerie heeft besloten verzoeker niet verder te vervolgen. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat in deze zaak gronden van billijkheid zijn om de schadevergoeding toe te kennen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding niet voor toewijzing in aanmerking komt. Er is sprake van een beleidssepot. De gronden waarop een zaak wordt geseponeerd worden zorgvuldig afgewogen. Er is gekeken naar een passende code om te seponeren. Uit het dossier komt naar voren dat verzoeker omdat hij zich niet gemeld heeft bij de politie en er vandoor is gegaan, de verdenking over zichzelf heeft afgeroepen. Het verzoek dient te worden afgewezen.

3.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Dat de zaak tegen verzoeker is geseponeerd, maakt niet zonder meer dat hij recht heeft op schadevergoeding. De reden van het sepot dient tevens in de afweging te worden betrokken. De officier van justitie heeft besloten verzoeker niet verder te vervolgen op grond van het feit dat er sprake is van medeschuld van de benadeelde(n). De reden voor het sepot was niet gelegen in het ontbreken van bewijs. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier ernstige bezwaren naar voren komen op grond waarvan, indien de zaak aan de strafrechter was voorgelegd, een veroordeling van verzoeker niet op voorhand kan worden uitgesloten. Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen gronden van billijkheid zijn om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen en zij zal het verzoek tot toekenning van een vergoeding afwijzen.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding wordt afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

4.De beslissing

De rechtbank:
De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 11 december 2023 gegeven door mr. J.P.M. Hopmans, rechter, in tegenwoordigheid van I.L. Bruijnooge, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 december 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).