ECLI:NL:RBZWB:2023:9291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10470558 CV EXPL 23-986 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van deelnemersvergoeding en geschil over opzegging deelnemersovereenkomst tussen Stichting Kovon en Stichting Beveland Wonen

In deze zaak vordert Stichting Kovon (Kovon) betaling van een deelnemersvergoeding van Stichting Beveland Wonen (Beveland Wonen) op basis van een in 2006 gesloten aspirant-deelnemersovereenkomst. Kovon stelt dat Beveland Wonen, als rechtsopvolger van RWS, verplicht is om de deelnemersvergoeding te betalen voor de jaren 2022 en 2023, ondanks de opzegging van de overeenkomst door Beveland Wonen per 10 januari 2023. Beveland Wonen betwist de voortzetting van de overeenkomst en stelt dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van Kovon, waardoor zij geen vergoeding verschuldigd zou zijn.

De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst geacht wordt te zijn voortgezet na 2008, omdat beide partijen feitelijk uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst. De opzegging door Beveland Wonen wordt niet geaccepteerd, omdat deze niet schriftelijk is gedaan en niet voldoet aan de voorwaarden van de overeenkomst. De kantonrechter wijst de vordering van Kovon tot betaling van € 5.841,82 toe, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en veroordeelt Beveland Wonen in de proceskosten. De vorderingen van Beveland Wonen in reconventie worden afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke opzeggingen en de noodzaak om de voorwaarden van overeenkomsten goed na te leven. De rechter concludeert dat Beveland Wonen, ondanks haar verweer, gehouden is de deelnemersvergoeding te betalen, omdat zij gedurende de looptijd van de overeenkomst gebruik heeft kunnen maken van de diensten van Kovon, ook al heeft zij dat feitelijk niet gedaan.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10470558 \ CV EXPL 23-986
Vonnis van 25 oktober 2023
in de zaak van
STICHTING KOVON,
te Almere,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Kovon,
gemachtigde: mr. K. Horstman,
tegen
STICHTING BEVELAND WONEN,
te Goes,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Beveland Wonen,
gemachtigde: mr. P.H.A. van Namen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juli 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens toelichting in conventie met producties 10 t/m 13,
- de mondelinge behandeling van 15 september 2023, waarbij door mr. Horstman spreekaantekeningen zijn overgelegd en voorgedragen en waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Kovon staat voor Kwaliteit Ontwikkeling Vastgoed Onderhoud Nederland en beoogt als dienstverlenende organisatie op strategisch, tactisch en operationeel niveau met activiteiten, producten en diensten bij te dragen aan het verbeteren van onder meer de kwaliteit en professionaliteit van vastgoedeigenaren.
2.2.
Beveland Wonen is een woningcorporatie. Zij is ontstaan nadat de Regionale Woningbouwvereniging Samenwerking (RWS) en R&B Wonen op 1 januari 2020 zijn gefuseerd met een vermogensovergang onder algemene titel.
2.3.
Kovon heeft met RWS een “aspirant-deelnemersovereenkomst” gesloten gedateerd 19 juni 2006. Daarin staat onder andere het navolgende:

Artikel 2 – deelname als aspirant deelnemer
2.1.
RWS kan starten als aspirant-deelnemer om voorbereidingen te doen treffen om het verbeteringstraject en organisatie op te starten en in te richten. Deelname als aspirant deelnemer kan maximaal voor een periode van twee maal een jaar.
2.2.
Als de aspirant-deelname na twee jaar niet wordt omgezet in een volledige deelname, wordt de overeenkomst beëindigd.
[…]
Artikel 4 – looptijd van de overeenkomst
4.1
Deze Overeenkomst treedt in werking op de datum van dagtekening en heeft een looptijd van een jaar, waarna stilzwijgende verlenging plaats vindt, voor nog een jaar.
4.2
Opzegging van de deelname moet schriftelijk gemeld worden minimaal drie maanden voor het verstrijken van deze overeenkomst.”
2.4.
Kovon heeft aan RWS en later aan Beveland Wonen vanaf 2006 tot en met 2023 jaarlijks een deelnemersvergoeding gefactureerd.
2.5.
RWS heeft tot en met 2019 de door Kovon gefactureerde deelnemersvergoedingen voldaan. Beveland Wonen heeft in 2020 en 2021 de gefactureerde deelnemersvergoedingen (ad € 3.300,00 exclusief btw) aan Kovon betaald.
2.6.
Beveland Wonen heeft in totaal € 16.022,00 van de door Kovon gefactureerde bedragen onbetaald gelaten, bestaande uit de volledige deelnemersvergoedingen voor 2022 (€ 3.300,00 + € 1.650,00 exclusief btw) en 2023 (€ 4.950,00 exclusief btw) en de door Kovon nadien aanvullend in rekening gebrachte deelnemersvergoeding over de jaren 2020 en 2021 (in beide gevallen € 1.650,00 exclusief btw):
  • de
  • de
  • de
  • de
  • de
2.7.
Bij e-mail van 10 januari 2023 heeft Beveland Wonen aan Kovon gestuurd:
“(…) Onlangs ontvingen wij uw factuur voor deelname stichting KOVON 2023. Wij verzoeken u om onze gegevens per direct uit uw administratie te verwijderen. Omdat wij niet deelnemen aan enige activiteit van uw organisatie, gaan wij dan ook niet over tot betaling van voornoemde factuur.”
2.8.
Kovon heeft daarop met de e-mail van 16 januari 2023 gereageerd, met onder meer:
“(…) Hoewel een opzegging van de KOVON deelnemingsovereenkomst schriftelijk dient te gebeuren zullen we uw mail opvatten als een opzegging van de deelnemingsovereenkomst.
Deze opzegging gaat in per 1 januari 2024.
De door u ontvangen factuur m.b.t. het jaar 2023 dient dus volledig betaald te worden.
Wij verzoeken u per ommegaande tot betaling over te gaan.”
2.9.
Bij brief van 18 januari 2023 heeft Kovon Beveland Wonen gesommeerd om binnen één week het openstaande bedrag, inmiddels vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, alsnog te betalen.
2.10.
Betaling door Beveland Wonen is uitgebleven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Kovon vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Beveland Wonen te veroordelen tot betaling van:
I. € 17.663,58 (bestaande uit € 16.022,00 aan hoofdsom, € 703,25 aan wettelijke handelsrente tot 7 april 2023 en € 938,33 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 16.022,00 vanaf 7 april 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. de proceskosten, inclusief de nakosten.
3.2.
Beveland Wonen voert verweer.
in reconventie
3.3.
Beveland Wonen vordert – samengevat – bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Kovon te veroordelen tot betaling aan Beveland Wonen van € 12.600,00, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente over voormeld bedrag vanaf 21 juni 2023, met veroordeling van Kovon in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.4.
Kovon voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gelet op de onderlinge samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie zullen deze vorderingen in het navolgende gezamenlijk worden beoordeeld.
4.2.
Kovon stelt dat Beveland Wonen uit hoofde van de deelnemersovereenkomst en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden gebruik kon maken van de diensten die door Kovon worden aangeboden. Daartegenover diende Beveland wonen, net als elke deelnemer, een jaarlijkse deelnemersvergoeding aan Kovon te betalen, hetgeen vanaf 2006 tot en met 2021 ook zonder protest is gedaan. Die deelnemersvergoeding wordt berekend conform de geldende tariefbladen in verhouding tot het aantal verhuureenheden van een deelnemer. Beveland Wonen was vanaf 2020 een hogere deelnemersvergoeding verschuldigd, omdat zij sinds de fusie een groter aantal verhuureenheden omvat. Kovon is dan ook op basis van de algemene voorwaarden gerechtigd de vergoeding te herzien c.q. te verhogen. Ook dient Beveland Wonen nog de gehele vergoeding over 2022 en 2023 te betalen, omdat haar opzegging pas per 1 januari 2024 kan worden verwerkt.
4.3.
Beveland Wonen voert aan dat de overeenkomst in 2006 weliswaar is aangegaan in het kader van een kwaliteitsverbetering rondom het vastgoedonderhoud aan de woningportefeuille, maar dat RWS dit streven destijds al snel heeft losgelaten. Voor zover er vanaf 2006 al gebruik is gemaakt van de diensten van Kovon, is dat al jarenlang niet meer het geval. Volgens het bepaalde in de aspirant-deelnemersovereenkomst zou de overeenkomst in ieder geval per 19 juni 2008 zijn geëindigd. Dat de overeenkomst door partijen in dezelfde of aangepaste vorm is voortgezet, wordt betwist en is door Kovon niet nader onderbouwd. Deze overeenkomst kan dan ook geen grondslag meer vormen voor een verplichting tot betaling van deelnemersbijdragen door Beveland Wonen. Het is daarom juist Kovon die aan Beveland Wonen moet betalen. Beveland Wonen heeft jarenlang abusievelijk zonder deugdelijke grondslag en derhalve onverschuldigd deelnemersver-goedingen voldaan aan Kovon, waar Kovon bovendien geen wezenlijke prestatie tegenover heeft gesteld. De vorderingen van Beveland Wonen op Kovon in dit opzicht zijn deels verjaard, maar uitgaande van de betalingen over de laatste vijf jaar gaat het om € 12.600,00 (€ 3.000,00 over 2018 en 2019, € 3.300,00 over 2020 en 2021).
4.4.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Aanvang deelnemersovereenkomst in 2006
4.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat Kovon en RWS in 2006 een (aspirant-) deelnemersovereenkomst zijn aangegaan. De vraag die partijen verdeeld houdt is wat in dit geval ná 2006 (in juridische zin) met die deelnemersovereenkomst is gebeurd.
Voortzetting deelnemersovereenkomst ná 2006
4.6.
Kovon heeft in dat kader toegelicht dat nieuwe deelnemers doorgaans eerst een aspirant-deelnemersovereenkomst aangaan voor twee jaren. Deze door Kovon en RWS ondertekende overeenkomst heeft Kovon in deze procedure ook overgelegd. Daarna wordt óf de deelname beëindigd, óf wordt de aspirant-deelname omgezet in een volledige deelname zonder dat daartoe dan een nieuwe overeenkomst moet worden afgesloten en welke steeds jaarlijks stilzwijgend wordt verlengd. Het standpunt van Beveland Wonen dat de deelnemersovereenkomst kort na aanvang in 2006 of toch in ieder geval in 2008 zou zijn geëindigd, houdt geen stand. De kantonrechter stelt vast dat Kovon en RWS feitelijk uitvoering hebben gegeven en ook zijn blijven geven aan voortzetting van de overeenkomst, in ieder geval ook nog ná 2008.
4.7.
Van de zijde van Kovon is namelijk gesteld, nader toegelicht en ook met stukken onderbouwd dat zij haar diensten beschikbaar is blijven stellen en dat RWS ook daadwerkelijk van die diensten gebruik heeft gemaakt. Zo heeft RWS een volledige MQM-cyclus doorlopen, zijn er in ieder geval in 2008, 2009 en 2010 audits uitgevoerd door Aboma als onafhankelijke auditerende instelling en is RWS als gevolg daarvan ook jarenlang MQM-gecertificeerd geweest. Het verweer van Beveland Wonen dat niet gecontroleerd kan worden of de door Kovon overgelegde voorbladen van de rapporten van voornoemde audits authentiek zijn, is onvoldoende gemotiveerd en zal dan ook worden gepasseerd.
4.8.
Bovendien is de deelnemersbijdrage al die jaren zonder protest aan Kovon betaald, aanvankelijk door RWS en vanaf 2020 ook door Beveland Wonen – als rechtsopvolger van RWS – zelf. Voor zover de verklaring van Beveland Wonen dat betaling al die jaren abusievelijk is geschied al overtuigend zou worden geacht, kan Beveland Wonen dit als professionele organisatie niet aan Kovon als haar wederpartij tegenwerpen en behoort deze omstandigheid hoe dan ook voor risico van Beveland Wonen te blijven.
4.9.
Kortom, de overeenkomst uit 2006 wordt geacht na 2008 te zijn voortgezet. De vraag welke verbintenissen daaruit voortvloeien voor partijen en meer concreet welke betalingsverplichtingen voor Beveland Wonen, komt hierna nog aan de orde.
Opzegging deelnemersovereenkomst
4.10.
In de e-mail van 10 januari 2023 heeft Beveland Wonen – voor zover bekend voor het eerst – duidelijk aan Kovon kenbaar gemaakt dat zij geen gebruik meer wenste te maken van de diensten van Kovon. Volgens artikel 4.2 van de deelnemersovereenkomst dient een opzegging minimaal drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst schriftelijk te worden gemeld. Daarbij staat niet dat het gaat om kalenderjaren, integendeel zelfs; uit de tekst van artikel 4.2 in combinatie met artikel 4.1 – waarin wordt gesproken over een looptijd van (telkens) een jaar vanaf de datum van dagtekening – volgt dat er moet worden opgezegd tegen het einde van het lopende contractjaar. De overeenkomst is aangegaan per 19 juni 2006. Daarmee is de opzegging van 10 januari 2023 ruim drie maanden voor het einde van de looptijd van het betreffende contractjaar gemeld. Het standpunt van Kovon dat de opzegging door Beveland Wonen pas per 1 januari 2024 ingaat, is dan ook onjuist. De deelnemersovereenkomst wordt geacht te zijn beëindigd per 18 juni 2023.
Deelnemersvergoeding
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, dient Beveland Wonen een deelnemersvergoeding te betalen voor de periode dat zij deelnemer van Kovon is geweest. De door Beveland Wonen aangevoerde verweren op basis waarvan zij meent geen deelnemersvergoeding verschuldigd te zijn, slagen niet. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
4.12.
Voor zover Beveland Wonen zich beoogt te beroepen op een tekortkoming aan de zijde van Kovon, kan dit niet het door haar beoogde rechtsgevolg hebben dat zij geen deelnemersvergoeding zou hoeven te betalen.
4.12.1.
Allereerst geldt dat ook áls sprake mocht zijn van een tekortkoming in de nakoming van de deelnemersovereenkomst door Kovon, daarmee op zichzelf nog niet de betalingsverplichting van Beveland Wonen (gedeeltelijk) komt te vervallen.
4.12.2.
Daarnaast is onvoldoende gebleken waar die tekortkoming door Kovon dan uit zou bestaan. Beveland Wonen heeft gesteld dat Kovon gedurende die jaren nagenoeg geen activiteiten ten behoeve van Beveland Wonen heeft ontplooit, althans dat Beveland Wonen geen inzicht heeft in de specifieke door Kovon aangeboden en voor haar beschikbare producten en diensten. Daartegenover heeft Kovon gemotiveerd toegelicht dat zij wel degelijk activiteiten organiseert, diensten verleend en producten ontwikkeld, waarbij haar deelnemers betalen voor het lidmaatschap om van deze diensten gebruik te kúnnen maken. Het is vervolgens aan de deelnemers zelf om te bepalen of, en zo ja in welke mate, zij van die producten of diensten ook daadwerkelijk gebruik (willen) maken. Dus ook als RWS respectievelijk Beveland Wonen al die jaren feitelijk geen gebruik hebben gemaakt van de dienstverlening door Kovon, had zij wel de mogelijkheid om hieraan deel te nemen en dient zij alsnog gedurende de looptijd van de deelnemersovereenkomst voor haar lidmaatschap te betalen. Dit is door Beveland Wonen onvoldoende weersproken.
4.13.
Vervolgens moet worden beoordeeld i) of de deelnemersvergoeding tot en met 2021 terecht is betaald (gelet op de vordering in reconventie), en of Beveland Wonen nog moet betalen ii) de door Kovon berekende verhoging vanaf over 2020 tot en met 2022 en iii) de volledige vergoeding van 2022 en 2023 (gelet op de vordering in conventie).
4.13.1.
Zoals de kantonrechter hiervoor onder 4.10 al heeft vastgesteld, worden RWS respectievelijk Beveland Wonen geacht tot en met 18 juni 2023 deelnemer te zijn geweest van Kovon, waardoor zij gedurende die tijd gebruik hebben kúnnen maken van de diensten van Kovon. Voor die periode dient RWS c.q. Beveland Wonen een deelnemersvergoeding aan Kovon te betalen, zodat de vordering in reconventie tot terugbetaling van de reeds betaalde deelnemersvergoedingen zal worden afgewezen.
4.13.2.
Met betrekking tot de nog openstaande facturen overweegt de kantonrechter dat – zoals Beveland Wonen terecht aanvoert – onvoldoende is gebleken dat de algemene voorwaarden waar Kovon naar verwijst tussen partijen zijn overeengekomen. De toepasselijkheid en terhandstelling daarvan worden uitdrukkelijk door Beveland Wonen betwist en door Kovon niet nader onderbouwd. De (aspirant-)deelnemersovereenkomst zelf verklaart geen algemene voorwaarden van toepassing en de door Kovon overgelegde algemene voorwaarden bevatten geen jaartal of andere specificatie. Ook is het enkele betalen van de deelnemersvergoeding – in tegenstelling tot wat Kovon stelt – op zichzelf onvoldoende om als erkenning van de toepasselijkheid van algemene voorwaarden te worden aangemerkt. Partijen kunnen hier dan ook geen beroep op doen of rechten aan ontlenen. Dat brengt mee dat Kovon in dit geval ook niet op deze grondslag gerechtigd was de deelnemersvergoeding eenzijdig te verhogen. Van een andere grondslag hiervoor is niet gebleken. In de deelnemersovereenkomst wordt weliswaar verwezen naar een tarievenblad 2006, maar deze is niet overgelegd. Wel overgelegd is een tarievenblad 2020 (waarin onderscheid wordt gemaakt tussen een tarief van € 3.300,00 exclusief btw tot 7.500 verhuureenheden en een tarief van € 4.950,00 exclusief btw tot 15.000 verhuureenheden), maar daarvan wordt door Beveland Wonen de toepasselijkheid betwist. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om aansluiting te zoeken bij het feitelijk handelen van partijen tijdens de vastgestelde looptijd van de deelnemersovereenkomst. Tot 2020 heeft Kovon € 3.000,00 per jaar gefactureerd en in 2020 en 2021 € 3.300,00 (plus nog vermeerderd met btw, zo begrijpt de kantonrechter), welke bedragen zonder protest door RWS respectievelijk Beveland Wonen zijn betaald, waaruit de kantonrechter afleid dat er, in ieder geval stilzwijgend, overeenstemming bestond over die tarieven.
4.13.3.
Voor het jaar 2022 wordt een betalingsverplichting van Beveland Wonen voor hetzelfde bedrag als de daaraan voorafgaande jaren aangenomen, zijnde € 3.993,00 inclusief btw (€ 3.300,00 + 21% btw). De grondslag voor de door Kovon gefactureerde aanmaningskosten ad € 50,00 (waardoor het totale factuurbedrag uitkwam op € 4.043,00) ontbreekt, zodat dat gedeelte zal worden afgewezen.
4.13.4.
Voor 2023 wordt de verschuldigde deelnemersvergoeding naar rato berekend op een bedrag van € 1.848,82 inclusief btw (169/365 x € 3.300,00 = € 1.527,95 + 21% btw).
4.13.5.
Van de in conventie gevorderde hoofdsom ligt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, een bedrag van € 5.841,82 inclusief btw voor toewijzing gereed.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten is van toepassing het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Aangezien Kovon Beveland Wonen conform de wettelijke vereisten heeft aangemaand, heeft Kovon volgens de genormeerde bedragen recht op een vergoeding van € 667,09 (berekend over de hiervoor toewijsbaar geoordeelde hoofdsom van € 5.841,82).
Wettelijke handelsrente
4.15.
Niet in geschil is dat de facturen in kwestie zien op een handelstransactie tussen twee zakelijke partijen. Daarmee ligt de wettelijke handelsrente over de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom voor toewijzing gereed, met inachtneming van het navolgende. Nu de aanvankelijk door Kovon gevorderde hoofdsom slechts gedeeltelijk toewijsbaar wordt geoordeeld en Kovon onvoldoende heeft gesteld dan wel onderbouwd vanaf welke ingangsdatum de handelsrente moet worden berekend, zal de kantonrechter de wettelijke handelsrente toewijzen over € 5.841,82 vanaf de dag van dagvaarding (14 april 2023) tot de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
4.16.
Beveland Wonen is de partij die in conventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie worden veroordeeld. De kantonrechter zal daarbij een bedrag van € 870,00 (€ 1.384,00 -/- € 514,00) aan griffierecht buiten beschouwing laten, omdat de vordering van Kovon slechts gedeeltelijk toewijsbaar is en aldus ruim onder de categorie valt waarvoor het griffierecht – op basis van de ingestelde vordering – bij haar in rekening is gebracht (de categorie “vordering van een waarde van meer dan € 12.500,00”). Voor zover het griffierecht het tarief van de categorie “vordering van een waarde van meer dan € 5.000,00 en niet meer dan € 12.500,00” overstijgt, worden die beschouwd als kosten die nodeloos werden aangewend of veroorzaakt in de zin van artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De proceskosten van Kovon worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,57
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
- nakosten
660,00
132,00
(2,00 punten × € 330,00)
Totaal
1.441,57
4.17.
Beveland Wonen is de partij die in reconventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Kovon vastgesteld op € 594,00, bestaande uit 1,50 punt x € 396,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Beveland Wonen tot betaling van € 5.841,82 aan Kovon, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf 14 april 2023 tot de dag van algehele voldoening,
5.2.
veroordeelt Beveland Wonen in de proceskosten van € 1.441,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Beveland Wonen niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Beveland Wonen ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen van Beveland Wonen af,
5.6.
veroordeelt Beveland Wonen in de proceskosten van € 594,00,
5.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2023.