ECLI:NL:RBZWB:2023:9288

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10280256 CV EXPL 23-91 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • P. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van koopsom in het kader van een mondelinge koopovereenkomst met beroep op dwaling, onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] en [gedaagden in conventie] over een mondelinge koopovereenkomst betreffende de overname van een bedrijf. [eiser in conventie] vorderde terugbetaling van € 15.000,00, die hij had betaald in het kader van de overname, met als argument dat de overeenkomst tot stand was gekomen onder dwaling en dat hij onverschuldigd had betaald. De rechtbank oordeelde dat er wel degelijk een mondelinge overeenkomst tot stand was gekomen, maar dat [eiser in conventie] niet had aangetoond dat hij recht had op terugbetaling. De kantonrechter concludeerde dat de overeenkomst niet vernietigbaar was op grond van dwaling, omdat [eiser in conventie] voldoende informatie had ontvangen over de financiële situatie van het bedrijf. Bovendien was er geen rechtsgeldige reden voor de terugbetaling van het bedrag, aangezien de betaling was gedaan in het kader van de koopovereenkomst. De vorderingen van [eiser in conventie] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagden in conventie].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10280256 \ CV EXPL 23-91
Vonnis van 6 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
te [plaats 1] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: mr. A.F.M. den Hollander,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1] ,

2.
[gedaagde in conventie sub 2],
beiden te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna samen te noemen: [gedaagden in conventie] en afzonderlijk [gedaagde in conventie sub 1] respectievelijk [gedaagde in conventie sub 2] ,
gemachtigde: mr. A.M.M. de Waal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 1 t/m 6;
- de akte aanvullende producties en wijziging eis namens [gedaagden in conventie] , ingekomen op 22 september 2023, met aanvullende producties 7 en 8;
- de brief van 28 september 2022 namens [gedaagden in conventie] met aanvullende productie 9.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 oktober 2023. Daarvan zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. [gedaagden in conventie] heeft de eerder ingestelde eis in reconventie ingetrokken, evenals [eiser in conventie] de door hem gevorderde proceskostenveroordeling in reconventie. De procedure in reconventie zal in het navolgende daarom buiten beschouwing worden gelaten.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden in conventie] heeft vanaf 2010 [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) geëxploiteerd; vanaf 20 oktober 2015 middels een vennootschap onder firma met [gedaagde in conventie sub 1] en [gedaagde in conventie sub 2] als vennoten.
2.2.
[eiser in conventie] heeft werkzaamheden verricht voor het [bedrijf] . Van 1 juni 2021 tot en met 30 augustus 2021 heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bestaan.
2.3.
Partijen hebben mondeling afspraken gemaakt over een overname van het [bedrijf] door [eiser in conventie] .
2.4.
De moeder van [eiser in conventie] , mevrouw [naam] , heeft in totaal € 15.000,00 overgemaakt naar [gedaagden in conventie] , namelijk op 17 juli 2020 € 0,01 en € 4.999,99 en op 18 juli 2020 € 10.000,00.
2.5.
Vanaf 19 juli 2020 heeft [eiser in conventie] de exploitatie van het [bedrijf] feitelijk op zich genomen.
2.6.
[eiser in conventie] heeft aangegeven de overname van het [bedrijf] niet meer te zien zitten. Daarna heeft [gedaagden in conventie] vanaf eind augustus 2020 de exploitatie van het [bedrijf] terug opgepakt.

3.Het geschil

3.1.
[eiser in conventie] vordert – samengevat – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair te verklaren voor recht dat sprake is van dwaling ex artikel 6:228 BW en de koopovereenkomst te vernietigen;
II. subsidiair dat sprake is van een ongerechtvaardigde verrijking, dan wel van onverschuldigde betaling;
III. [gedaagden in conventie] te veroordelen tot het betalen van € 15.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente primair vanaf 26 april 2022, subsidiair vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagden in conventie] te veroordelen voor de buitengerechtelijke kosten ad € 925,00;
met veroordeling van [gedaagden in conventie] in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[eiser in conventie] stelt dat [gedaagden in conventie] aan hem € 15.000,00 moet (terug)betalen. Primair omdat de overeenkomst tot overname van het [bedrijf] onder dwaling tot stand is gekomen en dat de overeenkomst op grond daarvan moet worden vernietigd. [gedaagden in conventie] is immers niet eerlijk geweest over de schulden van het [bedrijf] . Zo bleek er een huurschuld te bestaan en stond er nog een bedrag open bij een leverancier en een groenteboer. Bij een juiste voorstelling van zaken had [eiser in conventie] geen interesse gehad in overname van het [bedrijf] en dus ook geen bedrag daarvoor betaald. Subsidiair heeft [eiser in conventie] het overnamebedrag onverschuldigd betaald dan wel is [gedaagden in conventie] door ontvangst daarvan ongerechtvaardigd verrijkt. Dit bedrag is immers betaald ten behoeve van overname van het [bedrijf] zonder dat overname daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De overeenkomst is nimmer ‘voltooid’. [eiser in conventie] is niet toegetreden tot de vof en [gedaagden in conventie] is nooit uitgetreden. Dit blijkt ook uit het feit dat [gedaagden in conventie] , nadat [eiser in conventie] zich had teruggetrokken, de exploitatie van het [bedrijf] zonder pardon zelf weer heeft opgepakt. Als de overeenkomst wel was voltooid, had [gedaagden in conventie] daartoe geen recht. [gedaagden in conventie] behoudt het geld in ieder geval zonder dat daar een rechtsgrond voor bestaat.
3.3.
[gedaagden in conventie] voert verweer. Er is geen sprake van dwaling. [eiser in conventie] had bij het aangaan van de overeenkomst een volledig en juist beeld van de liquiditeit van de onderneming. [gedaagden in conventie] heeft inzicht gegeven in de jaarcijfers van 2018 en 2019 en de balans- en resultatenrekening. De huurschuld was [eiser in conventie] bekend. [gedaagden in conventie] zou deze schuld hoe dan ook op zich nemen, omdat dit te maken had met een geschil met de verhuurder. De verhuurder heeft deze schuld (inmiddels) volledig kwijtgescholden. De schuld bij de leverancier en de groenteboer zijn niet noemenswaardig, althans deze schulden kunnen in ieder geval geen vernietiging van de overeenkomst rechtvaardigen. Aangezien het beroep op dwaling gelet op het voorgaande moet worden gepasseerd, is de overeenkomst nog steeds van kracht en kan het beroep op onverschuldigde betaling en/of ongerechtvaardigde verrijking ook niet slagen. Daarmee is immers geen sprake van een ongegronde betaling door [eiser in conventie] . Toen [eiser in conventie] aangaf zich terug te trekken, moest [gedaagden in conventie] de uitbating van het [bedrijf] wel om niet terugnemen. [eiser in conventie] heeft er in die korte tijd een zooitje van gemaakt door onder andere slecht eten te serveren. [gedaagden in conventie] heeft geprobeerd de door [eiser in conventie] veroorzaakte schade met die door [eiser in conventie] betaalde € 15.000,00 te dekken. De vorderingen van [eiser in conventie] dienen dan ook te worden afgewezen.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een (mondelinge) koopovereenkomst tot stand is gekomen. Op basis daarvan zou [eiser in conventie] van [gedaagden in conventie] het [bedrijf] overnemen tegen een koopsom van in totaal € 25.000,00. Van dat bedrag is namens [eiser in conventie] € 15.000,00 betaald door overmaking en de overige € 10.000,00 werd omgezet in een lening. De vraag die partijen verdeeld houdt is wat vervolgens (in juridische zin) met die overeenkomst is gebeurd. Als partij die zich op de rechtsgevolgen beroept, is het aan [eiser in conventie] om te stellen en zo nodig te bewijzen waarom hij recht heeft op (terug)betaling van € 15.000,00 door [gedaagden in conventie] Daar is [eiser in conventie] niet in geslaagd. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.2.
Voor zover [eiser in conventie] beoogt te stellen dat de overeenkomst niet tot stand is gekomen omdat de overname nooit is voltooid, treft dit standpunt geen doel. Totstandkoming van een overeenkomst is immers niet afhankelijk van al dan niet voltooiing van een verbintenis die daaruit voortvloeit. Daarnaast strookt dit ook niet met de andere standpunten van [eiser in conventie] dát er een mondelinge overeenkomst tot overname tussen partijen tot stand is gekomen en zijn (primaire) beroep op vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling.
4.3.
Het beroep van [eiser in conventie] op dwaling slaagt evenmin. Een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling kan onder omstandigheden vernietigbaar zijn als deze bij een juiste voorstelling van zaken niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou zijn gesloten. Hoewel dit wel op zijn weg had gelegen, heeft [eiser in conventie] onvoldoende gesteld dan wel onderbouwd dat in dit geval van zulke omstandigheden sprake is geweest. Onvoldoende is gebleken dat [eiser in conventie] geen juist beeld had of had kunnen hebben van de liquiditeit van het [bedrijf] . Niet in geschil is dat [eiser in conventie] in juni 2020 inzicht heeft gekregen in financiële stukken van het [bedrijf] . Als de huurschuld daaruit niet afgeleid kon worden, geldt dat [gedaagden in conventie] onweersproken heeft gesteld dat hij deze schuld hoe dan ook op zich zou nemen en dat deze schuld bovendien (inmiddels) volledig is kwijtgescholden door de verhuurder. Zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, valt niet in te zien hoe deze omstandigheid ertoe zou hebben geleid dat [eiser in conventie] de overeenkomst niet (als zodanig) zou zijn aangegaan. Ter zitting lichtte [eiser in conventie] nog toe dat hij niet wist dat een deel van het personeel bestond uit gezinsleden van [gedaagden in conventie] die ook het [bedrijf] verlieten per 19 juli 2020, waardoor hij met te weinig personeel werd geconfronteerd. Naast het feit dat dit verweer voor het eerst ter zitting naar voren is gebracht en daarmee tardief is, is het ook niet aannemelijk aangezien [eiser in conventie] gedurende langere tijd heeft meegelopen in het [bedrijf] en ook daarvoor al bevriend was met [gedaagden in conventie] en dus op de hoogte moet zijn geweest van het personeelsbestand van het [bedrijf] .
4.4.
Aangezien de tussen partijen tot stand gekomen (mondelinge) koopovereenkomst niet vernietigbaar is op grond van dwaling en ook niet anderszins is gebleken van (rechtsgeldige) beëindiging van deze overeenkomst, is deze overeenkomst blijven bestaan. Daarmee ligt ook het beroep van [eiser in conventie] op onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking voor afwijzing gereed. [eiser in conventie] heeft immers de overnamesom betaald uit hoofde van de koopovereenkomst, waardoor deze betaling niet zonder rechtsgeldige titel is verricht.
4.5.
Tot slot overweegt de kantonrechter dat vast staat dat [eiser in conventie] zich volledig heeft teruggetrokken van (de exploitatie van) het [bedrijf] en dat [gedaagden in conventie] dit feitelijk weer heeft opgepakt. Hoe deze gang van zaken juridisch geduid moet worden kan in het midden blijven, omdat [eiser in conventie] hoe dan ook onvoldoende heeft toegelicht waarop c.q. op grond waarvan daaruit zou moeten volgen dat hij recht heeft op terugbetaling van het namens hem betaalde bedrag.
Anderzijds is door [gedaagden in conventie] ook onvoldoende onderbouwd dat hij het [bedrijf] om niet zou hebben teruggenomen, maar aangezien het bewijsrisico rondom de gestelde terugbetalingsplicht in dit geval op [eiser in conventie] rust, kan dit [eiser in conventie] niet baten.
4.6.
Al met al is onvoldoende komen vast te staan dat, en op basis waarvan, [gedaagden in conventie] de door [eiser in conventie] betaalde € 15.000,00 dient terug te betalen, hetgeen in deze procedure voor risico van [eiser in conventie] komt. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.7.
Aangezien de door [eiser in conventie] gevorderde hoofdsom zal worden afgewezen, liggen ook de daaraan gelieerde nevenvordering voor afwijzing gereed.
4.8.
[eiser in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagden in conventie] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
- nakosten
792,00
132,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
924,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser in conventie] af,
5.2.
veroordeelt [eiser in conventie] in de proceskosten van € 924,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser in conventie] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser in conventie] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.