ECLI:NL:RBZWB:2023:9274

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10710585 CV EXPL 23-3749 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige huur met afwijzing verzoek tot waarmerking als Europese Executoriale Titel

In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.N. Reijn, een vordering ingesteld tegen gedaagde voor de betaling van € 2.401,73 aan achterstallige huur over de periode van maart 2023 tot en met juli 2023. De vordering omvat ook de wettelijke rente en proceskosten. Gedaagde heeft de hoogte van het gevorderde bedrag betwist, met de stelling dat de betaalde borg in mindering moet worden gebracht en dat er gebreken aan het gehuurde waren die niet zijn verholpen. Eiser heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat de borg is gebruikt voor herstelwerkzaamheden aan het gehuurde, die noodzakelijk waren na het vertrek van gedaagde.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de niet weersproken stellingen van eiser het verweer van gedaagde voldoende weerleggen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde geen juridische consequenties verbond aan de door hem gestelde gebreken en dat de borg niet voor verrekening in aanmerking komt. De vordering van eiser is dan ook toegewezen, en gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 871,36. Het verzoek van eiser om het vonnis te waarmerken als Europese Executoriale Titel is afgewezen, omdat er geen sprake was van een onbetwiste geldvordering in de zin van de EG-verordening nr. 805/2004.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10710585 CV EXPL 23-3749
vonnis d.d. 27 december 2023 (bij vervroeging)
inzake
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
gemachtigde: mr. J.N. Reijn, gerechtsdeurwaarder te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats 2] aan het [adres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding van 11 september 2023 met producties;
b. de conclusie van antwoord van 18 oktober 2023;
c. de akte zijdens [eiser] van 22 november 2023 met producties.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[eiser] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.401,73 aan achterstallige huur over de periode maart 2023 tot en met juli 2023 (inclusief verschenen rente en buitengerechtelijke kosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.122,71 vanaf 11 september 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, onder waarmerking van het vonnis als Europese Executoriale Titel.
2.2
Bij conclusie van antwoord betwist [gedaagde] de hoogte van het gevorderde bedrag, nu geen rekening is gehouden met de door hem betaalde borg. Deze heeft hij niet terug ontvangen. Hij vraagt dan ook de borg in mindering te laten strekken op het gevorderde bedrag. Daarnaast maakt hij melding van diverse gebreken en stelt hij dat er nimmer aan reparatieverzoeken gehoor is gegeven, maar verbindt hier geen (juridische) consequenties aan. Tot slot geeft hij aan dat hij van plan was de huurachterstand al eerder te betalen, maar dat dit door omstandigheden nog niet is gelukt.
2.3
[eiser] heeft de vordering bij conclusie van repliek nader toegelicht en daarbij het antwoord van [gedaagde] op die vordering gemotiveerd weersproken. Met betrekking tot de gestelde gebreken voert hij aan dat het internet, gelet op de inhoud van de huurovereenkomst, geen gebrek is. De overige gestelde gebreken zijn na klachten van [gedaagde] opgepakt door [eiser] . De borg komt niet voor verrekening met de achterstallige huur in aanmerking, nu deze is opgegaan aan het herstel van het gehuurde na oplevering door [gedaagde] . Hij werkte immers niet mee aan een voor- en eindinspectie en is vertrokken met achterlating van goederen in het gehuurde. Die moesten worden verwijderd en daarnaast moesten er diverse herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Deze werkzaamheden bedroegen al meer dan de ontvangen borg.
2.4
Van de vervolgens geboden gelegenheid hierop nogmaals een reactie te geven heeft [gedaagde] geen gebruik gemaakt.
2.5
Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen de niet weersproken (nadere) stellingen van [eiser] het verweer van [gedaagde] voldoende weerleggen en de vordering geheel dragen. Buiten het feit dat [gedaagde] geen (juridische) consequenties verbindt aan de door hem gestelde gebreken, heeft hij niet weersproken dat het ontbreken van internet en wifi geen gebrek is en dat [eiser] de overige gestelde gebreken heeft opgepakt en verholpen. Ook is door [gedaagde] niet weersproken dat de waarborgsom is opgegaan aan de kosten, die gemoeid waren met het leegruimen en schoonmaken van het gehuurde. Het verweer van [gedaagde] slaagt dus niet. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] toewijzen.
2.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze worden aan de zijde van [eiser] vastgesteld op:
- dagvaardingskosten € 129,86;
- griffierecht € 244,00;
- gemachtigdensalaris € 398,00 (2 punten à € 199,00);
- nakosten
€ 99,50+;
Totaal € 871,36.
2.7
[eiser] heeft verzocht om waarmerking van dit vonnis als Europese executoriale titel. Dit verzoek wordt afgewezen omdat geen sprake is van een onbetwiste geldvordering in de zin van EG-verordening nr. 805/2004.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.401,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.122,71 vanaf 11 september 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op een bedrag van € 871,36, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.