Uitspraak
[bedrijf],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 27 december 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen [opposant] en [geopposeerde]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 10 mei 2023, waarin een mondelinge behandeling werd bepaald om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten toe te lichten. Tijdens de procedure is [geopposeerde] op 27 juni 2023 failliet verklaard. De curator heeft op 18 juli 2023 aangegeven de procedure niet te zullen overnemen en heeft later geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [opposant] om ontslag van instantie. Op 28 november 2023 heeft [opposant] dit verzoek ingediend.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen bezwaar is tegen het verzoek van [opposant] en heeft het ontslag van instantie verleend. Dit betekent dat het eerder gewezen verstekvonnis is vernietigd. De rechter heeft tevens geoordeeld dat de failliet verklaarde [geopposeerde] in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat het faillissement niet aan [opposant] kan worden toegerekend. De proceskosten zijn vastgesteld op € 497,50, inclusief gemachtigdensalaris en nakosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenveroordeling in het geval van ontslag van instantie, vooral wanneer een partij failliet gaat. De rechter heeft de belangen van [opposant] beschermd door te oordelen dat de failliet verklaarde partij verantwoordelijk is voor de gemaakte proceskosten, ondanks de faillietverklaring.