ECLI:NL:RBZWB:2023:9269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10261303 CV EXPL 22-4040 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van instantie na faillietverklaring van geopposeerde

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter op 27 december 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen [opposant] en [geopposeerde]. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 10 mei 2023, waarin een mondelinge behandeling werd bepaald om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten toe te lichten. Tijdens de procedure is [geopposeerde] op 27 juni 2023 failliet verklaard. De curator heeft op 18 juli 2023 aangegeven de procedure niet te zullen overnemen en heeft later geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [opposant] om ontslag van instantie. Op 28 november 2023 heeft [opposant] dit verzoek ingediend.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen bezwaar is tegen het verzoek van [opposant] en heeft het ontslag van instantie verleend. Dit betekent dat het eerder gewezen verstekvonnis is vernietigd. De rechter heeft tevens geoordeeld dat de failliet verklaarde [geopposeerde] in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat het faillissement niet aan [opposant] kan worden toegerekend. De proceskosten zijn vastgesteld op € 497,50, inclusief gemachtigdensalaris en nakosten. De veroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenveroordeling in het geval van ontslag van instantie, vooral wanneer een partij failliet gaat. De rechter heeft de belangen van [opposant] beschermd door te oordelen dat de failliet verklaarde partij verantwoordelijk is voor de gemaakte proceskosten, ondanks de faillietverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10261303 CV EXPL 22-4040
vonnis d.d. 27 december 2023
inzake
[opposant]h.o.d.n.
[bedrijf],
wonende te [plaats 1] ,
opposant,
gemachtigde: mr. A.D.V. Martina, werkzaam ten kantore van De Rechtsagent B.V. te Spijkenisse,
tegen
de besloten vennootschap [geopposeerde] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 2] en kantoorhoudende te [adres] ,
geopposeerde,
gemachtigde: mr. M.P.M. Riep, advocaat te ’s-Hertogenbosch (onttrokken bij e-mailbericht van 11 juli 2023).
Partijen worden hierna aangeduid als “ [opposant] ” en “ [geopposeerde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 10 mei 2023 met de daarin genoemde processtukken;
b. het e-mailbericht van 11 juli 2023 van de voormalig gemachtigde van [geopposeerde] ;
c. de brief van 18 juli 2023 van de curator in het faillissement van [geopposeerde] met één bijlage;
d. de brief van [opposant] van 19 september 2023;
e. de rolbeslissing van 18 oktober 2023;
f. de brief van 23 oktober 2023 van de curator in het faillissement van [geopposeerde] ;
g. de brief van 31 oktober 2023 van [opposant] ;
h. de rolbeslissing van 15 november 2023;
i. de brief van [opposant] van 28 november 2023.

2.De verdere beoordeling

In oppositie:
2.1
In het tussenvonnis van 10 mei 2023 had de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald om partijen in de gelegenheid te stellen hun standpunten nader toe te lichten en te onderzoeken of een minnelijke regeling kon worden bereikt.
2.2
[geopposeerde] is op 27 juni 2023 failliet verklaard door de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De curator in het faillissement van [geopposeerde] heeft op 18 juli 2023 bericht dat hij de procedure niet zal overnemen. Bij brief van 23 oktober 2023 geeft hij aan zich er niet tegen te verzetten als [opposant] om ontslag van instantie zou vragen.
2.3
Bij brief van 28 november 2023 heeft [opposant] uiteindelijk om ontslag van instantie gevraagd.
2.4
De kantonrechter zal [opposant] ontslag van instantie verlenen, nu hiertegen geen bezwaar is gemaakt. Het voorgaande betekent dat het verstekvonnis wordt vernietigd.
2.5
Omdat niet is gebleken dat het in staat van faillissement geraken een omstandigheid is die niet aan [geopposeerde] moet worden toegerekend, mag dit niet ten nadele van [opposant] strekken. Het past in het systeem van het burgerlijk procesrecht dat wanneer een partij wordt ontslagen uit de instantie, ook in het geval van artikel 27 lid 2 Fw, de failliet wordt veroordeeld in de aan de zijde van de wederpartij tot het ontslag van de instantie gevallen proceskosten. De proceskosten worden begroot op een bedrag van € 398,00 aan gemachtigdensalaris en € 99,50 aan nakosten. Voor de aktes na het voornoemde tussenvonnis wordt geen salaris toegekend, nu deze geen bijzondere inhoud hebben.

3.De beslissing

De kantonrechter:
In oppositie:
vernietigt het vonnis van 23 november 2022 van de kantonrechter te Breda, gewezen onder zaaknummer 10199545 CV EXPL 22-3506;
opnieuw rechtdoende
verleent [opposant] ontslag van instantie;
veroordeelt [geopposeerde] in de proceskosten, aan de zijde van [opposant] tot dit vonnis vastgesteld op € 497,50;
verklaart de veroordeling in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023.