ECLI:NL:RBZWB:2023:9263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10513715 CV EXPL 23-1666 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Stoof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van opleidingskosten in het kader van een leerarbeidsovereenkomst

In deze zaak vordert Baby's & Zo Kraamzorg B.V. betaling van opleidingskosten van € 2.295,00 van de gedaagde, die als kraamverzorgende in opleiding in dienst was. De gedaagde heeft de opleiding niet afgerond en is uit dienst getreden voordat de termijn van het studiekostenbeding was verstreken. Baby's & Zo stelt dat de opleiding niet verplicht was volgens de cao en dat het studiekostenbeding geldig is. De kantonrechter oordeelt dat het studiekostenbeding niet in strijd is met artikel 7:611a BW, omdat de opleiding niet onder de verplichte scholing valt. De kantonrechter wijst de vordering van Baby's & Zo toe, met wettelijke rente vanaf 13 april 2023. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10513715 \ CV EXPL 23-1666
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
BABY'S & ZO KRAAMZORG B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te (4851 CK) Ulvenhout aan het adres Dorpstraat 63,
eisende partij,
hierna te noemen: Baby's & Zo,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te ‘s-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: [gemachtigde] , werkzaam ten kantore van [juridisch adviesbureau] te [plaats] .

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 juli 2023 met de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van 29 september 2023 met productie(s) van Baby's & Zo;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 10 oktober 2023;
- de ter mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van de zijde van Baby’s & Zo.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staat het volgende vast:
2.2.
Baby’s & Zo exploiteert een onderneming in verloskundige diensten en kraamzorg en verzorgt tevens bedrijfsopleiding en -trainingen.
2.3.
[gedaagde] is op 1 oktober 2021 in dienst getreden van Baby's & Zo als kraamverzorgende in opleiding. In de arbeidsovereenkomst wordt het volgende vermeld:

(...)
Artikel 6. Studiekostenbeding
De studiekosten (lesgelden, studieboeken en examengeld, begeleiding, incl. 1 herhalingsexamen) te weten in totaal €2.295,00 worden in principe, na beoordeling en goedkeuring door de werkgever, door de werkgever vergoed onder de volgende bepalingen. De werkgever wordt geacht gedurende een periode van 3 jaren baat te hebben bij de opleiding van werknemer. Studietijd is voor eigen rekening van de werknemer.
De studiekosten worden in eerste instantie bij wijze van voorschot voor 100% vergoed door de werkgever. Bij uitdiensttreding zullen de studiekosten gedeeltelijk moeten worden terugbetaald op basis van de onderstaande staffel:
• 100% van alle studiekosten die door de werkgever zijn betaald/vergoed wanneer werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigt gedurende de studie of binnen 1 jaar na het afronden van de opleiding;
• 66,6% van alle studiekosten die door de werkgever zijn betaald/vergoed wanneer werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigt binnen 2 jaar na het afronden van de opleiding;
• 33.3% van alle studiekosten die door de werkgever zijn betaald/vergoed wanneer werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigt binnen 3 jaar na het afronden van de opleiding; (...)
2.4.
Baby's & Zo heeft de opleiding ingekocht bij Kraamzo Opleidingen B.V. Baby's & Zo en Kraamzo Opleidingen B.V. zijn beiden dochterondernemingen van The Bee Holding B.V.
2.5.
Op 27 september 2021 heeft Kraamzo (hierna: Kraamzo) een factuur toegezonden aan Baby’s & Zo, waarin onder andere de opleiding van [gedaagde] is opgenomen voor een bedrag van € 2.295,00.
2.6.
Op 9 maart 2022 is er tussen Baby’s & Zo, [gedaagde] en Kraamzo een praktijkovereenkomst gesloten.
2.7.
In oktober 2022 heeft een audit van de opleiding van Kraamzo plaatsgevonden door het Collega Zorgopleidingen (verder: CZO). Dit heeft er niet in geresulteerd dat de opleiding van Kraamzo wordt erkend door CZO.
2.8.
[gedaagde] heeft de arbeidsovereenkomst op 19 oktober 2022 opgezegd tegen 1 december 2022. [gedaagde] heeft de opleiding niet afgerond.
2.9.
Baby's & Zo heeft op 20 december 2022 de opleidingskosten aan [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze niet aan Baby's & Zo betaald.

3.Het geschil

3.1.
Baby's & Zo vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.639,25, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Zij stelt dat [gedaagde] bij Baby’s & Zo als kraamverzorgende in opleiding in dienst is getreden via een leerarbeidsovereenkomst. Baby’s & Zo heeft om [gedaagde] op te leiden een opleiding bij Kraamzo ingekocht en betaald. [gedaagde] heeft de opleiding niet afgerond omdat de beroepspraktijkvorming niet was voltooid. Vervolgens is [gedaagde] uit dienst getreden voordat de in het studiekostenbeding genoemde termijn is doorlopen, zodat zij de opleidingskosten aan Baby’s & Zo dient te vergoeden. Op het verweer van [gedaagde] voert Baby’s & Zo aan dat de opleiding van Kraamzo een in de branche erkende opleiding is. Ook concurrenten van Baby’s & Zo laten hun medewerkers (bij)scholen door Kraamzo. Voor zover [gedaagde] het niet eens is met de inhoud van de opleiding of van mening is dat zij deze wel succesvol heeft afgerond, moet zij zich tot Kraamzo wenden. Dit doet niet af aan haar verplichtingen jegens Baby’s & Zo. Er is in ieder geval nooit overeengekomen dat de opleiding binnen één jaar zou zijn afgerond of dat het een CZO-erkende opleiding betrof. Tot slot is artikel 7:611a van het Burgerlijk Wetboek (BW) niet van toepassing op opleidingen als de onderhavige. Daarbij is er geen verplichting op grond van de wet of cao voor Baby’s & Zo om [gedaagde] op te leiden.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van Baby's & Zo, met veroordeling van Baby's & Zo in de proces- en nakosten.
3.4.
Zij voert aan dat Kraamzo onderdeel is van het concern, waar Baby’s & Zo ook toe behoort, en de praktijkovereenkomst door dezelfde persoon is ondertekend namens beide vennootschappen, zodat de opleiding niet extern is ingekocht. [gedaagde] heeft volledig meegewerkt aan de opleiding, maar er was te weinig ondersteuning vanuit Baby’s & Zo en Kraamzo. Er was onvoldoende begeleiding, protocollen zijn niet tijdig aan [gedaagde] verstrekt, de opleiding heeft stilgelegen, diploma’s werden ondanks meerdere verzoeken daartoe niet afgegeven en evaluatiemomenten werden niet uitgevoerd. Ook bleek, nadat [gedaagde] de opleidingsmap terug ontving, dat er extra formulieren in de map zaten, die er voorheen nog niet in zaten. Hierdoor heeft zij de opleiding niet binnen een jaar afgerond. Tot slot is gebleken dat CZO de opleiding niet accrediteert, zodat de opleiding niets waard is voor [gedaagde] . Dit stond wel op de website van Baby’s & Zo en de stukken die Baby’s & Zo aan [gedaagde] heeft aangeleverd. Baby’s & Zo heeft dan ook bedrog gepleegd, dan wel heeft [gedaagde] gedwaald bij het sluiten van de overeenkomst. Bovendien mag Baby’s & Zo deze kosten op grond van artikel 7:611a BW niet in rekening brengen bij [gedaagde] .

4.De beoordeling

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat het studiekostenbeding op grond van artikel 7:611a BW nietig is. In lid 1 van dat artikel is bepaald dat de werkgever de werknemer in staat stelt scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn of haar functie. Op grond van lid 2 moet die scholing kosteloos worden aangeboden, als kort gezegd de werkgever deze op grond van de wet of een cao verplicht is te verstrekken. Lid 4 van artikel 7:611a BW bepaalt dat een beding waarbij de kosten van scholing als bedoeld in lid 2 worden verhaald op de werknemer, nietig is. Volgens [gedaagde] betreft de opleiding verplichte scholing als bedoeld in lid 2, zodat sprake is van een nietig studiekostenbeding en Baby’s & Zo dus geen aanspraak kan maken op terugbetaling van de studiekosten.
4.2.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet. Lid 2 en 4 van artikel 7:611a BW zijn het gevolg van de implementatie van de EU-richtlijn 2019/1152 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Uit de memorie van toelichting [1] bij de implementatiewetgeving volgt dat onder scholing in artikel 7:611a lid 2 BW onder andere niet wordt verstaan beroepsopleidingen, zoals in de onderhavige zaak aan de orde. Bovendien is niet onderbouwd dat Baby’s & Zo de scholing op grond van de wet of de cao verplicht was te verstrekken. De opleiding valt dus niet onder verplichte scholing als bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW, zodat het beroep van [gedaagde] op lid 4 van die bepaling niet slaagt.
4.3.
Voor andere scholing dan de in artikel 7:611a lid 2 BW bedoelde verplichte scholing, is een werkgever in beginsel bevoegd met een werknemer afspraken te maken over een eventuele terugbetaling van de kosten daarvan. Deze bevoegdheid is echter niet onbeperkt maar wordt begrensd door wettelijke bepalingen, de eisen van goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 BW en de norm van artikel 6:248 BW. Richtinggevend in dit kader is ook het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 1983. [2] Uit dit arrest volgt dat het systeem van de wet zich niet zonder meer verzet tegen een terugbetalingsregeling ten aanzien van loon en studiekosten (in enge zin), als het gaat om een regeling die:
  • de tijdspanne vaststelt gedurende welke de werkgever geacht wordt baat te hebben van de door de werknemer tijdens diens studiewerkzaamheden verworven kennis en vaardigheden;
  • bepaalt dat de werknemer, indien de dienstbetrekking eindigt, het loon over die periode aan de werkgever zou moeten terugbetalen, en;
  • deze terugbetalingsverplichting vermindert naar evenredigheid van het voortduren van de dienstbetrekking gedurende de onder het eerste gedachtestreepje bedoelde tijdspanne.
De Hoge Raad noemt in het betreffende arrest naast deze voorwaarden een aantal omstandigheden die aan een beroep op een studiekostenbeding in de weg kunnen staan, waaronder de situatie dat de werkgever de (ernstige) consequenties van de terugbetalingsverplichting niet duidelijk aan de werknemer uiteen heeft gezet.
4.4.
Uit de tekst van het studiekostenbeding volgt dat aan voornoemde voorwaarden is voldaan. Nu verder niet is gesteld of gebleken door [gedaagde] dat sprake is van omstandigheden op grond waarvan Baby’s & Zo geen beroep op het studiekostenbeding mag doen, is het gevorderde bedrag van € 2.295,00 is in beginsel toewijsbaar.
4.5.
[gedaagde] doet daarnaast nog een beroep op de vernietiging van, zo begrijpt de kantonrechter, het studiekostenbeding op grond van dwaling of bedrog. Daargelaten dat de argumenten die zij aanvoert zien op de inhoud van de opleiding, heeft de gemachtigde van [gedaagde] ter mondelinge behandeling erkend dat er geen buitengerechtelijke vernietiging heeft plaatsgevonden en dat ook niet tijdig (bij conclusie van antwoord) een eis in reconventie tot vernietiging van het studiekostenbeding is ingesteld. Dit betekent dat geen beroep kan worden gedaan op de vernietigbaarheid van het studiekostenbeding. Hetgeen [gedaagde] daaromtrent heeft aangevoerd behoeft daarom geen bespreking meer.
4.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat de hoofdsom van € 2.295,00 toewijsbaar is. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 13 april 2023, nu niet eerder is gebleken van een ingebrekestelling dan 28 maart 2023.
4.7.
Baby's & Zo vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Baby's & Zo heeft echter aan [gedaagde] geen aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW omdat een hoger bedrag is aangezegd dan [gedaagde] daadwerkelijk zou moeten betalen. De buitengerechtelijke incassokosten zijn daarom niet toewijsbaar.
4.8.
[gedaagde] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Baby's & Zo als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
- nakosten
99,50
Totaal
1.092,34

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Baby's & Zo te betalen een bedrag van € 2.295,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover, met ingang van 13 april 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Baby's & Zo tot dit vonnis vastgesteld op € 1.092,34, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Stoof en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2021/22, 35962, nr. 3 p. 10-11
2.Hoge Raad 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816