ECLI:NL:RBZWB:2023:9250

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/02/415917 / JE RK 23-2001
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Jong
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek en ontwikkelingsbedreiging

Op 15 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat de ontwikkeling van de kinderen ernstig werd bedreigd. De moeder, die het ouderlijk gezag over de kinderen heeft, vertoont persoonlijke problematiek die haar in staat stelt om haar ouderrol niet adequaat uit te oefenen. De kinderen hebben gedragsproblemen en er is sprake van schoolverzuim. De vader is recentelijk meer betrokken, maar zijn rol is beperkt door het verlies van gezag en gebrek aan huisvesting.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2023 en de aangehouden behandeling op 15 december 2023, werd duidelijk dat de moeder en de vader beide hun best doen, maar dat dit niet voldoende is om de zorgen weg te nemen. De kinderrechter concludeert dat de situatie van de kinderen niet kan worden verbeterd binnen een vrijwillig kader en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, met de opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming Brabant om de situatie te monitoren en de hulpverlening te coördineren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415917 / JE RK 23-2001
Datum uitspraak: 15 december 2023

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,

REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
gevestigd te Breda, hierna te noemen: de Raad,
over

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteplaats] , [land] ,

hierna te noemen [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 in [geboorteplaats] , [land] ,

hierna te noemen [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2013 in [geboorteplaats] , [land] ,

hierna te noemen [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
locatie te Breda.

Het verloop van de procedure

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 november 2023;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 28 november 2023.
De mondelinge behandeling van 28 november 2023 is aangehouden vanwege de afwezigheid van de tolk.
De aangehouden mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
beide ouders werden telefonisch bijgestaan door een tolk Syrisch-Arabisch, de heer [naam 1] ;
- een vertegenwoordiger van de GI.
De minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn in de gelegenheid gesteld om hun mening over het verzoek kenbaar te maken, maar hebben daar geen gebruik van gemaakt.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
De minderjarigen wonen bij de moeder.
De moeder en de minderjarigen hebben, volgens de vermelding in de basisregistratie personen (BRP) de Nederlandse nationaliteit. De vader heeft de Syrische nationaliteit.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van de minderjarigen voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad verwijst tijdens de mondelinge behandeling naar de in het rapport geschetste tijdslijn over de zorgen in de ontwikkeling van de minderjarigen, de inzet van de vele hulpverleningsinstanties, de eerdere ondertoezichtstelling van de minderjarigen en de recente zorgen. Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek, waardoor zij goede en slechtere periodes kent. Dit beperkt haar in het uitoefenen van haar ouderrol. In slechte perioden is de moeder minder beschikbaar voor de kinderen (de kinderen nemen dan huishoudelijke taken over en zij missen fysieke en emotionele ondersteuning) en kan zij haar gezag niet laten gelden. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] vertonen gedragsproblemen en accepteren het gezag van de moeder niet. Meer specifiek is bij [minderjarige 2] sprake van schoolverzuim, is hij storend in de les aanwezig en gaat hij conflicten aan. Bij [minderjarige 1] is eveneens sprake van schoolverzuim. Ook kent hij veel ziekmeldingen. Recent zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] geschorst van school. [minderjarige 2] omdat hij iemand aangevallen had. [minderjarige 1] vanwege diefstal. [minderjarige 3] moet op school het jaar overdoen. In mei 2023 hebben alle kinderen lange tijd van school verzuimd toen de moeder met hen ‘op vakantie’ naar Syrië is vertrokken. De moeder lijkt niet in te zien dat de kinderen naar school moeten en dat het gevaarlijk is om naar een land in oorlog te gaan. Het baart de Raad dan ook zorgen dat de moeder keuzes kan maken die niet in het belang van de kinderen zijn en dat de kinderen een stabiele opvoedfiguur in hun leven missen. De vader is immers ook al lange tijd niet structureel in het leven van de kinderen aanwezig geweest. Sinds kort is dat meer het geval. Alles bij elkaar beschouwd maakt de Raad zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk omdat het de moeder niet lukt om binnen het vrijwillige kader de zorgen te doen afnemen. Met de ondertoezichtstelling wil de Raad niet beogen dat er meer, maar dat de juiste – cultuur sensitieve zorg – wordt ingezet. Beide ouders doen op hun manier goed hun best, maar dat blijkt onvoldoende. De ondertoezichtstelling dient te waarborgen dat de zorg voor de kinderen en de hulpverlening ook in mindere perioden zal doorlopen. Tevens dient binnen de ondertoezichtstelling de schoolgang van de kinderen gemonitord te worden en moet er een borgingsplan gemaakt worden voor momenten van terugval.
De advocaat van de moeder heeft namens de moeder allereerst opgemerkt dat het rapport van de Raad op pagina 8 een onjuistheid bevat. Zo wordt daar bij juni 2022 onterecht vermeld dat de GI en de betrokken hulpverlening het niet eens waren met het besluit van de rechtbank om de ondertoezichtstelling niet te verlengen en zij dit gemeld hebben bij Veilig Thuis. Feit is dat de GI destijds tijdens de mondelinge behandeling besloot dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer nodig was en zij dat verzoek toen introk. De GI was dus zelf van mening dat er geen wettelijke grond meer aanwezig was voor een ondertoezichtstelling. De moeder ontkent ook niet dat er voorafgaande aan de zomervakantie van 2023 opnieuw zorgen waren die aanleiding gaven tot het huidige raadsonderzoek, maar zij heeft toen hulpverlening geaccepteerd. Dat zij enkel de hulpverlening vanuit [hulpverlening] niet wilde accepteren was er volgens de moeder in gelegen, dat zij op dat moment even werd overladen met hulpverleners. De psycholoog van moeder beaamt ook dat de moeder alle hulp aanneemt. Ook gebruikt zij de voorgeschreven medicatie. Daarnaast is voor de zelfredzaamheid van de moeder een CIZ-indicatie aangevraagd. Cultureel sensitieve hulp die de Raad voorstaat is al aanwezig vanuit [jeugdzorg] . Zij hebben het vertrouwen van de moeder reeds gewonnen. Naar de mening van de moeder is daarmee juist alle hulp die de Raad voorstelt reeds ingezet. Om te voorkomen dat er onduidelijkheden ontstaan, moet er ook niet te veel hulp worden ingezet. De Raad wil waken voor een terugval, maar dat is volgens de moeder “koffiedik kijken”.
Concluderend is de moeder van mening dat de ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen binnen het vrijwillige kader kan worden afgewend. Aan het wettelijke criterium van een ondertoezichtstelling – een maatregel die heeft te gelden als een uiterste middel – wordt dan niet voldaan. De moeder verzoekt afwijzing van het verzoek.
De vader heeft naar voren gebracht dat de aanwezigheid en de zorg van de moeder voor de kinderen inmiddels verbeterd is. Volgens de vader baseert hij zich daarbij op hetgeen hij van de kinderen te horen krijgt. Inmiddels is de afspraak gemaakt dat de vader de kinderen weer vaker kan zien, met name als de moeder vanwege haar gezondheidstoestand er minder voor de kinderen kan zijn. De vader wil er ook weer meer voor de kinderen zijn en wil ook kunnen monitoren of het goed met hen gaat. De omstandigheid dat hij het gezag is kwijtgeraakt maakt dat monitoren, zoals ten aanzien van school, lastig. Ook de omstandigheid dat hij momenteel niet over eigen huisvesting beschikt maakt dat het geven van ondersteuning en het monitoren volgens de vader wat lastig is. De vader wil dat de kinderen net als andere kinderen een zo normaal leven kunnen leiden. Naar de mening van de vader maken alle gesprekken met de hulpverlening de kinderen moe en staat hun psychische gesteldheid daardoor onder druk. Alles afgewogen vindt de vader een ondertoezichtstelling niet nodig.
De GI heeft naar voren gebracht dat het positief is dat de moeder met hulp probeert om de situatie voor de kinderen te verbeteren. Ook blijkt dat de moeder niet van alle hulp de meerwaarde inziet. Een gedwongen kader kan dan aangewezen zijn. De GI verklaart zich bereid om de ondertoezichtstelling op zich te nemen.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat bij alle drie de kinderen sprake is van veelvuldig schoolverzuim. Het schoolverzuim zou al minder zijn dan de periode voorafgaande aan de zomervakantie van 2023, maar is nog altijd aanwezig. Daarbij is zorgelijk dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zowel thuis als op school gedragsproblemen laten zien. Zij accepteren thuis en op school onvoldoende gezag en komen op school in conflict. Zo zijn [minderjarige 2] en [minderjarige 1] recent geschorst van school. [minderjarige 2] omdat hij iemand aangevallen had. [minderjarige 1] vanwege diefstal. Een andere zorg is dat de kinderen, en met name [minderjarige 3] , zich zorgen maken over hun moeder, die kampt met persoonlijke (psychische) problematiek. De kinderen moeten, met name in slechtere periodes, de ouderrol op zich nemen en de moeder kan er onvoldoende voor de kinderen zijn en haar gezag laten gelden. Tot slot is er de zorg over het tot nu toe ontbrekende structurele contact tussen de vader en de kinderen. Gegeven deze feiten en omstandigheden worden de minderjarigen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De ernstige bedreiging in de ontwikkeling wordt door de moeder ook niet ontkend.
De kinderrechter heeft er onvoldoende vertrouwen in dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging op vrijwillige basis kan worden afgewend. Zij stelt vast dat er na afsluiting van de ondertoezichtstelling medio juni 2022 geen bestendigheid is gekomen in de relatief rustige en stabiele situatie die destijds met inzet van hulp was ontstaan. Met name op de momenten dat het met de moeder weer minder gaat zijn de zorgen erg groot. Op die momenten accepteert zij wel hulpverlening, maar die is onvoldoende bestendig gelet op ervaringen in het verleden. De moeder heeft zich ten opzichte van de benodigde hulp of ten aanzien van haar medicatie ambivalent opgesteld of de hulp in het geheel niet geaccepteerd ( [naam 2] [hulpverlening] , WMO). Hoewel het positief is dat de moeder zich bereid opstelt ten aanzien van de benodigde hulp, zoals vanuit [jeugdzorg] en van haar eigen psycholoog, heeft de kinderrechter er onvoldoende vertrouwen in dat de moeder deze hulpverlening daadwerkelijk zal blijven accepteren en ook benutten. De ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarigen kan daarom niet worden weggenomen in een vrijwillig kader.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling is voldaan. Zij zal het verzoek toewijzen voor de duur zoals verzocht, gelet op de complexiteit van de problematiek en de stappen die er zullen moeten worden gezet wil de situatie bestendig raken.
De kinderrechter kan de moeder volgen in haar stelling dat zij niet overspoeld moet worden door (te)veel hulpverlening. Het is aan een GI om er op toe te zien dat de hulpverlening waarmee de moeder reeds een vertrouwensband heeft opgebouwd in stand blijft en zij verder de situatie monitort en bijstuurt of ingrijpt wanneer de situatie daar om vraagt.
Als doelen binnen de ondertoezichtstelling worden aangemerkt:
- De kinderen groeien op in een veilige en stabiele opvoedomgeving;
- Voor de kinderen zijn er voldoende basisvoorzieningen in huis, zoals eten, en het huis is schoon;
- De kinderen volgen onderwijs;
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] leren normen en waarden en hebben een rolmodel;
- [minderjarige 3] heeft verantwoordelijkheden die passen bij haar leeftijd;
- De kinderen hebben een vertrouwenspersoon, waarbij zij hun verhaal kwijt kunnen;
- De kinderen krijgen te horen wat de persoonlijke problematiek van moeder inhoudt en hoe dit zich kan uiten;
- Er zijn duidelijke regels en grenzen, zodat de kinderen duidelijkheid krijgen en leren het gezag (van moeder, vader en anderen) te accepteren;
- De moeder heeft haar persoonlijke problematiek onder controle; ze is stabiel;
- De vader is voor de kinderen aanwezig en vertrekt niet onverhoopt voor langere periode naar het buitenland;
- Er wordt gekeken naar welke rolde vader kan hebben in het gezin en eventueel taken/verantwoordelijkheden van moeder kan overnemen.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt de minderjarigen onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg met ingang van 15 december 2023 tot 15 december 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023 door mr. De Jong, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 22 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.