ECLI:NL:RBZWB:2023:9249

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/02/415505 / FA RK 23-5107
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na beëindiging van de affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vrouw en de man, die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, [minderjarige]. De vrouw verzoekt om een regeling waarbij [minderjarige] elke woensdag en een weekend per veertien dagen bij haar verblijft. De man verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van de verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] gehoord en de zorgen van beide ouders over de huidige situatie besproken. De vrouw heeft aangegeven dat zij al vier maanden geen contact meer heeft gehad met [minderjarige], wat volgens haar zorgelijk is. De man stelt dat [minderjarige] zich tegen haar moeder afzet en dat er geen structureel contact is geweest. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat er eerst gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de ouders voordat er contactherstel kan plaatsvinden. De rechtbank heeft partijen verwezen naar een mediationbureau om de communicatie te verbeteren en de zaak is aangehouden tot 16 juli 2024 voor een pro forma zitting, in afwachting van de resultaten van de bemiddeling.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/415505 / FA RK 23-5107
datum uitspraak: 29 december 2023
beschikking betreffende verdeling zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M. Bredius te Gorinchem,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen: de man
,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W. de Deugd te Dordrecht.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 26 oktober 2023 ontvangen verzoek met bijlagen;
- het op 14 december 2023 ontvangen verweerschrift met bijlage.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Daarnaast was aanwezig een medewerker namens de Raad.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 18 december 2023 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
- [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2012.
2.2.
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het
ouderlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] verblijft bij de man.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen tussen de vrouw en [minderjarige] , inhoudende dat [minderjarige] iedere woensdag van 12.30 uur tot 19.00 uur bij de vrouw zal zijn, waarbij de man haar naar de vrouw brengt en de vrouw haar terugbrengt bij de man, alsmede gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 16.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] naar de vrouw brengt en de vrouw [minderjarige] terugbrengt bij de man;
B. een verdeling van de vakanties- en feestdagen vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie, de kerstvakantie en de meivakantie bij haar doorbrengt, alsmede de herfstvakantie. In de oneven jaren zal [minderjarige] de laatste drie weken van de zomervakantie, de laatste week van de mei- en kerstvakantie en de voorjaarsvakantie bij de vrouw doorbrengen en een verdeling van de feestdagen bij helfte.
3.2.
De man voert verweer tegen het verzoeken van de vrouw en verzoekt deze verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren althans deze verzoeken af te wijzen.
3.3.
Op de standpunten van partijen en het advies van de Raad wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek/de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
De vrouw legt aan haar verzoek ten grondslag dat partijen via haar advocaat en de voormalige advocaat van de man overeenstemming hadden bereikt over de regeling zoals die momenteel door de vrouw wordt verzocht. Ondanks dat wenst de man daaraan momenteel niet meer mee te werken. Tussen partijen bestaan al vele jaren strubbelingen.
Inmiddels heeft de vrouw, behoudens een kort moment op de verjaardag van [minderjarige] , zo’n vier maanden geen contact meer gehad met [minderjarige] . Volgens de vrouw heeft zij sindsdien geprobeerd om telefonisch met [minderjarige] in contact te komen, maar is dat niet gelukt. De vader zat er dan telkens tussen en ging dan met de vrouw in discussie.
Daarbij acht de vrouw het zorgelijk dat de man bij [minderjarige] het contact met haar niet stimuleert.
In de aanmerkingen, zoals [minderjarige] die tijdens het kindgesprek naar voren heeft gebracht, herkent de vrouw zich niet. De vrouw heeft daarover haar eigen lezing. Toen [minderjarige] nog bij de vrouw over de vloer kwam en zij zich soms afzette tegen de vrouw wanneer zij haar terecht even corrigeerde, belde [minderjarige] meteen naar haar vader. De vader gaf toen zelfs goedkeuring aan het gedrag van [minderjarige] . Volgens de vrouw zit [minderjarige] in een loyaliteitsconflict en maakt de school zich ook zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] . De vrouw betreurt het dat de man wat dat betreft de hulp voor [minderjarige] afhoudt. Om tot een contactherstel te kunnen komen, zou de vrouw graag met [minderjarige] (bijvoorbeeld met behulp van begeleiding vanuit het wijkteam) een en ander willen uitspreken.
4.2.
De man brengt naar voren dat het contact tussen de huidige partner van de vrouw en [minderjarige] niet goed verliep. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat [minderjarige] in maart 2023 bij de vader is gaan wonen. [minderjarige] vindt het fijn bij haar vader, maar de omstandigheden waaronder dit is gebeurd, hebben bij [minderjarige] sporen nagelaten, waaronder een gevoel dat zij niet gewenst was bij de vrouw en haar huidige partner. [minderjarige] is intussen een beschadigd kind.
De man beaamt dat [minderjarige] haar moeder intussen al zo’n vier maanden niet meer heeft gezien.
Buiten de verjaardagen en de zomervakantie is er geen structureel contact geweest tussen [minderjarige] en de vrouw. De vrouw zoekt op geen enkele wijze contact met [minderjarige] . De vrouw appt [minderjarige] niet en van fysiek contact zoeken is geen sprake.
De man betwist dat hij zou hebben ingestemd met een zorgregeling zoals door zijn toenmalige advocaat aan de advocaat van de vrouw is aangegeven. De man wenst daarbij te benadrukken dat hij hoopt dat die regeling op termijn wel haalbaar is, maar eerst dienen er tussenstappen te worden gezet voor een opbouw daarnaartoe. Op dit moment is [minderjarige] nog teleurgesteld, verdrietig en boos. Hetgeen [minderjarige] tijdens het gesprek met de kinderrechter kenbaar heeft gemaakt, acht de man, in hoeverre het ook waar is of niet, zorgelijk.
De man hoopt dat de situatie zal ontstaan dat zij, als haar ouders, er op een gegeven moment, samen weer voor [minderjarige] kunnen zijn en dat [minderjarige] het fijn kan hebben bij haar beide ouders.
4.3.
De Raad brengt naar voren dat [minderjarige] zich tegen haar moeder is gaan afzetten. Daar zullen dingen aan vooraf zijn gegaan. Als het waar is over wat [minderjarige] naar voren heeft gebracht, is dat zorgelijk. Als [minderjarige] dat zou hebben verzonnen, acht de Raad dat eveneens zorgelijk. De Raad hoort de vrouw zeggen dat zij in het kader van contactherstel (bijvoorbeeld met behulp van het wijkteam) een 1 op 1 gesprek zou willen hebben met [minderjarige] . De Raad acht dat (nog) geen goed idee. Naar de mening van de Raad is de afstand daarvoor tussen de vrouw en [minderjarige] nog veel te groot. Om een opening naar de vrouw toe te creëren, zal er eerst wat lading bij [minderjarige] moeten worden weggenomen. In elk geval zullen partijen als ouders van [minderjarige] met elkaar in gesprek moeten geraken over de ontstane situatie. Zij zullen met behulp van hulpverlening tenminste tot een minimale basis moeten komen om in het belang van [minderjarige] weer met elkaar te leren communiceren.
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is voorts met partijen en de Raad besproken hoe de zaak vlot kan worden getrokken. Uit het gesprek dat de kinderrechter heeft gehad bleek ook dat [minderjarige] op dit moment op geen enkele wijze open lijkt te staan voor contact met haar moeder. Aan partijen is voorgelegd of zij in het kader van het Uniform Hulp Aanbod willen worden verwezen, of dat zij bijvoorbeeld open staan voor een verwijzing naar een mediator of dat zij, zoals (ook) voorgesteld door de Raad, willen worden verwezen naar mevrouw [naam] , voormalig raadsmedewerker. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak toen gesloten en de zaak voor korte duur geschorst voor beraad.
4.5.
Na heropening van de mondelinge behandeling hebben de man en de vrouw zich bereid verklaard om ter verbetering van de oudercommunicatie en over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gesprekken aan te gaan met een via het mediationbureau van de rechtbank ingeschakelde mediator. De rechtbank heeft partijen daarom naar het mediationbureau verwezen voor bemiddeling. Daarnaast hebben partijen met elkaar afgesproken, dat zij voor [minderjarige] weer met een psycholoog in contact zullen treden.
4.6.
Het verzoek van de vrouw zal worden aangehouden tot na te noemen pro forma datum, in afwachting van bericht van de advocaten van partijen over het resultaat van de bemiddeling en over de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan.

5.De beslissing

De rechtbank
verwijst partijen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling, zulks met inachtneming van het hiervoor onder rechtsoverweging 4.6 is overwogen;
houdt de behandeling van deze zaak aan tot
dinsdag, 16 juli 2024 PRO FORMA, in afwachting van bericht van de advocaten van partijen omtrent het resultaat van de bemiddeling en de wijze waarop de zaak verder moet worden afgedaan;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.