In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de vrouw en de man, die gezamenlijk ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, [minderjarige]. De vrouw verzoekt om een regeling waarbij [minderjarige] elke woensdag en een weekend per veertien dagen bij haar verblijft. De man verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om niet-ontvankelijk verklaring of afwijzing van de verzoeken. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er een medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] gehoord en de zorgen van beide ouders over de huidige situatie besproken. De vrouw heeft aangegeven dat zij al vier maanden geen contact meer heeft gehad met [minderjarige], wat volgens haar zorgelijk is. De man stelt dat [minderjarige] zich tegen haar moeder afzet en dat er geen structureel contact is geweest. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat er eerst gewerkt moet worden aan de communicatie tussen de ouders voordat er contactherstel kan plaatsvinden. De rechtbank heeft partijen verwezen naar een mediationbureau om de communicatie te verbeteren en de zaak is aangehouden tot 16 juli 2024 voor een pro forma zitting, in afwachting van de resultaten van de bemiddeling.