In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 29 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorlopige zorg- en contactregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M. Minkels, verzoekt om een uitbreiding van de contactregeling met zijn kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.C.G.M. van Hoof, zich verzet tegen deze uitbreiding. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 25 mei 2022 al een contactregeling vastgesteld, maar de situatie is sindsdien veranderd door de inzet van hulpverlening en de communicatieproblemen tussen de ouders.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 is de mening van [minderjarige 1] gehoord, die aangaf meer contact met de man te willen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de contactregeling uit te breiden, maar de rechtbank oordeelt dat er momenteel onvoldoende basis is voor een wijziging van de regeling, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de noodzaak voor hulpverlening. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor de duur van negen maanden, waarbij de GI (gecertificeerde instelling) de regie zal voeren over de contactmomenten.
De rechtbank heeft besloten dat de huidige contactregeling, die minimaal is, moet worden gehandhaafd en dat de GI de mogelijkheden voor uitbreiding van het contact zal onderzoeken. De rechtbank heeft ook een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar, om de situatie van de kinderen te monitoren en te verbeteren. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank de communicatieproblemen tussen de ouders als een belangrijke factor heeft meegewogen.