ECLI:NL:RBZWB:2023:9247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/02/394890 / FA RK 22-771
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • B. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorg- en contactregeling in een familiezorgzaak met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 29 december 2023 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een voorlopige zorg- en contactregeling voor de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M.M. Minkels, verzoekt om een uitbreiding van de contactregeling met zijn kinderen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.C.G.M. van Hoof, zich verzet tegen deze uitbreiding. De rechtbank heeft eerder in een beschikking van 25 mei 2022 al een contactregeling vastgesteld, maar de situatie is sindsdien veranderd door de inzet van hulpverlening en de communicatieproblemen tussen de ouders.

Tijdens de mondelinge behandeling op 19 december 2023 is de mening van [minderjarige 1] gehoord, die aangaf meer contact met de man te willen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de contactregeling uit te breiden, maar de rechtbank oordeelt dat er momenteel onvoldoende basis is voor een wijziging van de regeling, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de noodzaak voor hulpverlening. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor de duur van negen maanden, waarbij de GI (gecertificeerde instelling) de regie zal voeren over de contactmomenten.

De rechtbank heeft besloten dat de huidige contactregeling, die minimaal is, moet worden gehandhaafd en dat de GI de mogelijkheden voor uitbreiding van het contact zal onderzoeken. De rechtbank heeft ook een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar, om de situatie van de kinderen te monitoren en te verbeteren. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank de communicatieproblemen tussen de ouders als een belangrijke factor heeft meegewogen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/394890 / FA RK 22-771
datum uitspraak: 29 december 2023
nadere beschikking betreffende zorg- en contactregeling
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.M.M. Minkels te Tilburg,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw
,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
- de Stichting Jeugdbescherming Brabant, locatie Tilburg, hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling).

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 25 mei 2022 en alle daarin genoemde stukken;
- het op 30 november 2023 ontvangen rapport van de Raad.
1.2
De mondelinge behandeling is voortgezet op 19 december 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, ieder bijgestaan door hun advocaat. Tevens was aanwezig een medewerker namens de Raad en twee medewerkers namens de GI.
1.3
De [minderjarige 1] is op 18 december 2023 in de gelegenheid haar mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft daarvan gebruik gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank kenbaar gemaakt wat [minderjarige 1] heeft verteld, zij wil graag meer contact met de man. Partijen zijn toen in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man en de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar wekelijks gedurende twee uur, dag en tijdstip in nader overleg, met als voorwaarde dat de minderjarigen onbelast contact hebben met de man.
Ook heeft de rechtbank bepaald dat de man met ingang van 9 mei 2022 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van beide minderjarigen aan de vrouw bij vooruitbetaling zal voldoen een bedrag van € 25,= per kind per maand.
Daarnaast heeft de rechtbank partijen voor deelname aan een zorgtraject verwezen naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de Regio Midden-Brabant. De rechtbank heeft de verzoeken van partijen over de zorg- en contactregeling aangehouden, in afwachting van het resultaat van de ingezette hulpverlening.
2.2.
Het ingezette hulpverleningstraject heeft onvoldoende resultaat gebracht. Om die reden heeft de Raad op 29 november 2023 verzocht om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van de GI.
2.3.
In deze zaak is nog aan de orde het door de vrouw weersproken verzoek van de man om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorg- en contactregeling vast te stellen, waarbij de man en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] recht hebben op contact met elkaar:
- iedere dinsdag uit school tot 19:00 uur;
- iedere donderdag uit school tot 19:00 uur;
- één weekend per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 19:00 uur;
- alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg nader te bepalen;
dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren. Kosten rechtens.
2.4.
Gelet op de nauwe samenhang van het door de man ingediende verzoek met het door de Raad ingediende verzoek in de zaak met kenmerk C/02/416456 / JE RK 23-2101, zijn deze verzoeken tijdens de mondelinge behandeling gelijktijdig behandeld. In de zaak van de Raad is bij afzonderlijke beschikking beslist.
2.5.
Op de standpunten van partijen, het advies van de Raad en op de informatie van de GI wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van het verzoek, hierna ingegaan.
2.6.
De Raad komt na onderzoek tot de conclusie dat de kinderen open staan voor een uitbreiding van contact met hun vader. De huidige contactregeling van twee uurtjes op een doordeweekse dag is maar minimaal. Naar de mening van de Raad zou uitgebreid moeten worden naar bijvoorbeeld een dag in het weekend. Op die manier zal de man zijn vaderrol beter kunnen vervullen. De Raad ziet geen redenen om niet uit te breiden. Gezien het beperkte huidige contact vindt de Raad het onduidelijk in hoeverre de man ook voor langere tijd voor de kinderen kan zorgen. De Raad heeft daarom nog geen zicht op de mogelijkheden waar uiteindelijk naartoe gewerkt kan worden en hoopt dat een jeugdzorgwerker daarin de nodige stappen zal kunnen zetten. Naar de mening van de Raad gaat dit de ouders zelfstandig niet lukken. De situatie wordt bemoeilijkt, doordat er geen sprake is van communicatie tussen de ouders. Dit maakt dat er niet wordt gesproken over mogelijkheden en/of oplossingen voor de kinderen wanneer een contactmoment niet goed uitkomt. Daarbij is een contra-indicatie dat de oudste dochter van de vrouw wordt ingezet om de overdracht in het contact tussen de kinderen met de man uit te voeren. Ondanks dat dit goed verloopt, is de Raad van mening dat er met behulp van hulpverlening kritisch gekeken moet gaan worden of dit de meest passende oplossing is en wat ouders in eerste instantie zelf daarin kunnen betekenen. Daarbij is de dochter van de vrouw enkel op de maandag beschikbaar, waardoor er niet flexibel gekeken zou kunnen worden naar andere contactmomenten. Concluderend adviseert de Raad om de uitbreiding van de contactregeling in handen te leggen van de GI en om de zaak voor de duur van negen maanden aan te houden, omdat de ouders er zelf niet aan uitkomen en omdat het nog onduidelijk is wat de mogelijkheden zijn. De Raad verwacht dat na ommekomst van deze periode een jeugdzorgwerker uitkomst zal kunnen geven hoe de uiteindelijke regeling eruit moet zien.
2.7.
Mr. Minkels heeft aangevoerd dat de vrouw het gezag van de man geregeld ondermijnt. Daarbij heeft de vrouw de man nadrukkelijk gevraagd zijn ouderlijk gezag op te geven. Zo niet, dreigde de vrouw de omgang stop te zetten. De man betwist de stelling van de vrouw dat hij de omgangsafspraken geregeld niet zou zijn nagekomen. Dat is slechts eenmaal voorgekomen. Momenteel ziet de man [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elke maandag na school tot 17.00 uur, meer niet. Daarbij is de vrouw niet bereid om rechtstreeks met de man te communiceren. De communicatie verloopt veelal via de oudste dochter van de vrouw. De overdracht van de kinderen mag ook niet plaatsvinden bij het huis van de vrouw. Voor de overdracht dienen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar een bepaalde bushalte te lopen. De man hoopt dat de vrouw bereid zal zijn om een hulpverleningstraject ter verbetering van de oudercommunicatie te gaan doorlopen. De Raad lijkt de man aan te rekenen dat hij geen contact zoekt met school, echter vreest de man dat dat consequenties zal hebben voor de omgang. Inmiddels heeft de man begrepen dat niets eraan in de weg staat als hij rechtstreeks contact zoekt met school en is de man vast voornemens om dat ook te gaan doen. Het liefste wil de man geen ondertoezichtstelling en zou hij er met de vrouw zelf uit willen komen. Echter zijn daar twee partijen voor nodig. De man heeft er geen vertrouwen in dat de vrouw zal meewerken aan hulpverlening op vrijwillige basis. Naar de mening van de man kan een ondertoezichtstelling wel helpend zijn, zeker in het contact met de kinderen. De man stelt voor om de huidige regeling alvast te wijzigen in een voorlopige regeling, waarbij hij bijvoorbeeld contact zal hebben met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende een dag in het weekend van 10.00 uur tot 18.00 uur of van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur.
2.8.
Mr. Van Hoof heeft aangevoerd dat de vrouw het betreurt dat zij in het rapport van de Raad wordt omschreven als een slechte moeder. De reden dat bij haar een groot wantrouwen bestaat ten opzichte van de man is er volgens de vrouw in gelegen, dat de man gedurende het leven van de kinderen onvoldoende zijn verantwoordelijkheid heeft genomen om de opvoedrol goed te vervullen. Volgens de vrouw wil zij haar kinderen enkel beschermen tegen teleurstellingen als de omgang niet doorgaat, hetgeen meerdere keren is voorgevallen. Zo wordt [minderjarige 1] dan boos en gaat zij met spullen smijten. Toen de ouders net uit elkaar gingen was de omgang ruimer. Enkel om teleurstellingen bij de kinderen te voorkomen, heeft de vrouw de omgang destijds ingeperkt. De vrouw geeft toe dat de oudercommunicatie slecht is en dat deze veelal via haar oudste dochter verloopt. Volgens de vrouw heeft de ervaring geleerd dat een hulpverleningstraject ter verbetering van de oudercommunicatie uiteindelijk op niets zal uitlopen. Naar de mening van de vrouw verloopt de huidige contactregeling tussen de man en de kinderen goed. Wat de vrouw betreft zou de contactregeling moeten blijven zoals deze nu is. Indien de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, heeft de vrouw er geen bezwaar tegen dat er wordt bekeken hoe de contactregeling verder zou kunnen worden uitgebreid.
2.9.
De GI heeft zich bereid verklaard om, indien de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken, de mogelijkheden te gaan onderzoeken om tot een uitbreiding van het contact tussen de man en de kinderen te komen. De GI acht het daarbij belangrijk dat de regie daartoe bij haar zal worden belegd.
2.10.
De rechtbank kan zich vinden in het advies van de Raad en zal het verzoek van de man voor de duur van negen maanden pro forma aanhouden. Zij overweegt hierbij dat de Raad na onderzoek bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] mogelijkheden ziet voor een uitbreiding van het contact met de man. Tijdens het gesprek dat de kinderrechter op 18 december 2023 met [minderjarige 1] heeft gehad heeft deze ook aangegeven daarvoor open te staan. Gelet op de verstoorde verstandhouding tussen de partijen wordt echter niet verwacht dat de ouders daar zelf uit zullen komen.
De man heeft verzocht om de huidige regeling alvast te wijzigen naar een wat uitgebreidere voorlopige regeling. Met de Raad ziet de rechtbank daarvoor nog geen ruimte, omdat beide ouders in het geheel niet met elkaar communiceren. Ook is nog onduidelijk wat de mogelijkheden zijn voor een uitbreiding van het contact tussen de man en de kinderen. Zo wordt de overdracht nu verzorgd door de oudste dochter van de vrouw. Zij zou dit echter alleen op de maandagen kunnen doen. Bij een meer reguliere contactregeling wordt dan sowieso meer verwacht van de ouders zelf, maar dat lijkt nu nog echt een brug te ver. Mede om die reden heeft de rechtbank per vandaag bij beschikking ook de ondertoezichtstelling over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgesproken tot 29 december 2024. De rechtbank laat het aan de GI over om in de komende periode zicht de krijgen op de mogelijkheden voor een uitbreiding van het contact tussen de man en de kinderen. Daarbij heeft de huidige contactregeling te gelden als een minimumregeling. De rechtbank zal deze minimumregeling als
voorlopigeregeling vaststellen, nu zij dat het meest in het belang van de kinderen oordeelt. De rechtbank verwacht dat de GI de rechtbank uiterlijk op de na te melden pro forma datum zal informeren over het verloop van de voorlopige contactregeling en over een eventuele uitbreiding daarvan.
Vervolgens zullen partijen in de gelegenheid worden gesteld om daarop een reactie te geven.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopigminimaal gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op maandag uit school tot 17.00 uur;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek van de man tot vaststelling van een zorg- en contactregeling aan tot
dinsdag 24 september 2024, zulks met inachtneming van hetgeen onder 2.10 is overwogen;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.