ECLI:NL:RBZWB:2023:9244

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
10462395 / HA ZA CV EXPL 23-930 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. van den Boom
  • Jhr. Ph. Smits van Oyen
  • A. van Gestel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident van de pachtkamer inzake vorderingen tot ontbinding en ontruiming van een pachtovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de pachtkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zijn er vorderingen in conventie en reconventie met betrekking tot een pachtovereenkomst. De eiser in conventie vordert ontbinding van de pachtovereenkomst op basis van artikel 7:376 BW, ontruiming van de gepachte percelen, schadevergoeding wegens onrechtmatige inbreuk op eigendomsrechten, en betaling van kosten voor kadastraal onderzoek. De gedaagde in conventie vordert in reconventie onder andere een vermindering van de pachtprijs en terugbetaling van teveel betaalde pacht over de afgelopen jaren. De pachtkamer heeft de vorderingen in incidenten beoordeeld, waaronder een exceptie van onbevoegdheid en een vordering ex artikel 843a Rv. De pachtkamer oordeelt dat er samenhang is tussen de vorderingen, waardoor deze gezamenlijk behandeld moeten worden. De vordering tot onbevoegdverklaring en de vordering ex artikel 843a Rv zijn afgewezen, omdat de vorderingen te algemeen zijn geformuleerd en er geen rechtmatig belang is aangetoond. De pachtkamer heeft partijen gelast om te verschijnen voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking, en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 10462395 / CV EXPL 23-930
Vonnis in incident van de pachtkamer van 29 december 2023
in de zaak van
[eiser in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak,
verwerende partij in de incidenten,
advocaat mr. E.H.M. Harbers te Arnhem,
tegen
[gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak,
eisende partij in reconventie in de hoofdzaak,
eisende partij in de incidenten,
advocaat mr. A. van Weverwijk te Geldermalsen.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie tevens
exceptie van onbevoegdheid tevens vordering ex artikel 843a Rv
- de conclusie van antwoord en twee incidenten: exceptie van onbevoegdheid, vordering ex
artikel 843 a Rv.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten en in de hoofdzaak.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

de vordering in conventie en in reconventie in de hoofdzaak

2.1.
[eiser in conventie] vordert in de hoofdzaak in conventie – samengevat –:
  • dat de tussen hem en [gedaagde in conventie] bestaande pachtovereenkomst op grond van artikel 7:376 BW wordt ontbonden;
  • dat [gedaagde in conventie] , op straffe van een dwangsom, wordt veroordeeld tot ontruiming van de door hem gepachte percelen;
  • dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade als gevolg van de onrechtmatige inbreuk op de eigendomsrechten van [eiser in conventie] en van de schade als gevolg van het niet juist uitvoeren van het onderhoud van het gepachte;
  • dat [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.070,00 ter zake van de kosten van kadastraal onderzoek;
  • veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
2.2.
[eiser in reconventie] vordert in de hoofdzaak in reconventie – samengevat –:
  • [verweerder in reconventie] , op straffe van een dwangsom, te veroordelen om vanaf zijn perceel over het gepachte overhangende takken te verwijderen;
  • met ingang van het pachtjaar 2021 totdat [verweerder in reconventie] aan zijn verplichtingen heeft voldaan een vermindering van de pachtprijs vast te stellen in verband met gederfd pachtgebruik;
  • [verweerder in reconventie] te veroordelen tot terugbetaling van door [eiser in reconventie] over de periode van 2015 tot en met 2022 teveel aan [verweerder in reconventie] betaalde pacht en pachtersomslag;
  • te verklaren voor recht dat [verweerder in reconventie] aansprakelijk is voor de schade die [eiser in reconventie] heeft geleden door de verminderde opbrengst van het gepachte als gevolg van gebrek aan onderhoud door [verweerder in reconventie] van zijn aan het gepachte grenzende eigendomsgronden;
  • te verklaren voor recht dat [eiser in reconventie] met ingang van 2023 geen onderhoudsverplichting heeft ten aanzien van de zandpaden die als uitweg voor de bij [eiser in reconventie] in gebruik zijnde gepachte percelen dienen;
  • te bepalen dat [eiser in reconventie] met ingang van 2023 niet meer verplicht is om de zandpaden die als uitweg voor de gepachte percelen dienen eenmaal per jaar te onderhouden zoals bepaald in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2022;
veroordeling van [verweerder in reconventie] in de proceskosten.
de beoordeling in het incident tot onbevoegdverklaring
2.3.
[eiser in het incident] vordert dat de pachtkamer zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de vorderingen van [verweerder in het incident] voor zover die betrekking hebben op de door [verweerder in het incident] gestelde inbreuk door [eiser in het incident] op zijn eigendomsrechten en de zaak voor dit onderdeel zal verwijzen naar de bevoegde rechter. [verweerder in het incident] stelt dat [eiser in het incident] bij het graven van sloten (gedeeltelijk) inbreuk zou hebben gemaakt op zijn eigendommen. Dit heeft volgens [eiser in het incident] geen enkele relatie noch enige samenhang met de pachtovereenkomst tussen partijen. [eiser in het incident] beroept zich op de artikelen 1019j Rv jo artikel 1019k Rv.
2.4.
[verweerder in het incident] voert verweer.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.6.
In artikel 1019j Rv worden onder a tot en met j de zaken genoemd die tot de absolute bevoegdheid van de pachtkamer behoren. Ingevolge artikel 1019l lid 1, [verweerder in het incident] wijst daar ook op, worden, indien een zaak meer vorderingen betreft en tenminste één daarvan een zaak als bedoeld in artikel 1019j onder a tot en met j betreft, al de vorderingen door de pachtkamer behandeld en beslist voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Op grond van lid 2 van artikel 1019l is lid 1 van overeenkomstige toepassing in het geval een vordering in conventie en in reconventie tenminste één vordering betreft als bedoel in artikel 1019j. De vorderingen in conventie tot ontbinding en ontruiming zijn vorderingen als bedoeld in artikel 1019j onder a en de reconventionele vordering tot terugbetaling van te veel betaalde pacht is een vordering als bedoeld in artikel 1019j onder i. De pachtkamer is van oordeel dat er tussen de vordering tot betaling van schadevergoeding voor [verweerder in het incident] ontstaan als gevolg van de onrechtmatige inbreuk op zijn eigendomsrecht en de vorderingen als bedoeld in artikel 1019j samenhang bestaat zodanig dat die zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. [verweerder in het incident] legt de door hem gestelde inbreuk op zijn eigendomsrecht door [eiser in het incident] (mede) ten grondslag aan zijn vordering tot ontbinding. De vraag of van de gestelde inbreuk sprake is moet derhalve zowel voor wat betreft de gevorderde ontbinding als voor wat betreft de gevorderde schadevergoeding worden beoordeeld.
2.7.
De pachtkamer zal de vordering tot onbevoegdverklaring en verwijzing dus afwijzen.
de beoordeling het incident ex art. 843a Rv
2.8.
[eiser in het incident] vordert te bepalen dat [verweerder in het incident] aan [eiser in het incident] de gegevens ter beschikking dient te stellen op grond waarvan [eiser in het incident] kan vaststellen of de pachtomslag zoals deze aan hem door [verweerder in het incident] in rekening is gebracht over de periode 2015 tot en met 2022 juist is berekend.
2.9.
[verweerder in het incident] voert verweer.
2.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.11.
Op grond van artikel 843a Rv kan hij, die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten, inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden met betrekking tot een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden ter beschikking heeft. Op grond van lid 4 is degene die de bescheiden ter beschikking heeft, niet gehouden aan deze vordering te voldoen, als daarvoor gewichtige redenen zijn, en indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd. Artikel 843a Rv voorziet niet in een onbeperkt recht op afschrift van bescheiden jegens degene die deze bescheiden ter beschikking heeft.
2.12.
De pachtkamer zal de vordering gegrond op artikel 843a Rv afwijzen. Door [verweerder in het incident] is terecht aangevoerd dat de vordering te algemeen is geformuleerd. In de vordering moet eiser aangeven om welke, bepaalde, bescheiden het gaat. Dat heeft [eiser in het incident] niet gedaan. Afgezien daarvan erkent [verweerder in het incident] dat hij gedurende een aantal jaren ten onrechte de volledige waterschapslasten, in plaats van de toegestane 50% daarvan, aan [eiser in het incident] heeft doorberekend. [verweerder in het incident] heeft meegedeeld dat hij tijdig voor de comparitie de nadere berekening/gegevens in het geding zal brengen zodat inzichtelijk wordt of, en zo ja, hoeveel er door [eiser in het incident] te veel is betaald. Aannemende dat [eiser in het incident] met de pachtersomslag de door [verweerder in het incident] aan hem doorberekende waterschapslasten bedoelt, ook [verweerder in het incident] gaat daarvan uit, ontbreekt ook het rechtmatig belang bij zijn vordering.
de beoordeling in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
2.13.
Gelet op de stellingen van partijen en de aard van het geschil lijkt de zaak geschikt voor een verschijning van partijen tot het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een schikking, zodat als volgt wordt beslist.
2.14.
Indien [eiser in conventie] op de eis in reconventie wenst te antwoorden, dient de conclusie van antwoord in reconventie, op straffe van verval van de mogelijkheid daartoe, bij de verschijning ter terechtzitting te worden genomen.
2.15.
[eiser in conventie] dient de conclusie van antwoord in reconventie uiterlijk 10 dagen vóór de verschijning ter terechtzitting in bezit van de pachtkamer te stellen met kopie aan de wederpartij.
2.16.
Indien partijen zich verder tijdens de verschijning ter terechtzitting op nog niet in het dossier ingebrachte stukken willen beroepen, dienen zij die stukken uiterlijk 10 dagen vóór de verschijning ter terechtzitting aan de pachtkamer en in kopie aan de wederpartij te doen toekomen.
2.17.
De pachtkamer zal eerst aan partijen vragen hun verhinderdata op te geven en zal daarna pas de datum voor de persoonlijke verschijning gelasten. Indien een der partijen geen opgave van verhinderdata doet, gaat de pachtkamer er van uit dat die partij geen verhinderingen heeft. Nadat de dag voor de mondelinge behandeling is bepaald, zal slechts op bijzondere gronden en bij hoge uitzondering uitstel worden verkregen.
2.18.
Op de mondelinge behandeling wordt aan de (gemachtigden van) partijen de gelegenheid geboden om de standpunten van partijen kort nader toe te lichten, eventueel aan de hand van beknopte spreekaantekeningen.
2.19.
Door [gedaagde in conventie] is verzocht om een descente te gelasten als bedoeld in artikel 201 lid 1 Rv. De pachtkamer zal op dit verzoek, mede gelet op hetgeen bij de mondelinge behandeling van de zaak ter sprake zal komen, daarna beslissen.
2.20.
De pachtkamer zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De pachtkamer:
in het incident tot onbevoegdverklaring
3.1.
wijst de vordering af;
in het incident ex art. 843a Rv
3.2.
wijst de vordering af;
in de hoofdzaak
in conventie en in reconventie
3.3.
gelast partijen voor de pachtkamer te verschijnen om inlichtingen te verstrekken en een schikking te beproeven, en wel in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10 te 4815 GW Breda op een nader te bepalen dag en uur;
3.4.
verzoekt partijen uiterlijk vrijdag 26 januari 2024 te 14.00 uur
schriftelijkhun verhinderdata voor de maanden februari, maart, april, mei en juni 2024 op te geven; daarna zal de datum voor de persoonlijke verschijning worden bepaald. Na vaststelling van deze datum zal slechts op bijzondere gronden en bij hoge uitzondering uitstel worden verkregen;
3.5.
bepaalt dat de conclusie van antwoord in reconventie bij de verschijning ter terechtzitting dient te worden genomen en dat deze uiterlijk 10 dagen daarvóór in het bezit van de kantonrechter moet zijn met kopie aan de wederpartij;
3.6.
bepaalt dat partijen bij de verschijning van partijen in persoon dienen te verschijnen - rechtspersonen rechtsgeldig vertegenwoordigd - tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer, bestaande uit mr. Van den Boom als voorzitter en de leden jhr. Ph. Smits van Oyen en Van Gestel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 december 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.