ECLI:NL:RBZWB:2023:9234
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.Z.B. Sterk
- M.J.D.I.M. Vinken
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in het kader van een belastingaanslag
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 6 juli 2021 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 201.000 per 1 januari 2020, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 155.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar het bezwaar van de belanghebbende ongegrond heeft verklaard en de waarde heeft gehandhaafd.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de woning, die een rijwoning betreft met een inhoud van 370 m3 en een grondoppervlakte van 159 m2, in overweging genomen. De rechtbank heeft de waarde van de woning beoordeeld aan de hand van de vergelijkingsmethode, waarbij de verkoopopbrengst van vergelijkbare woningen rondom de waardepeildatum is vergeleken. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.