Op 11 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in de zaken met parketnummers 23-019217 en 23-019218. De rechtbank heeft de verzoeken tot schadevergoeding op grond van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) beoordeeld. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C.M. Tönis, had verzocht om een schadevergoeding van € 130,00 voor een dag inverzekeringstelling en € 4.586,38 voor kosten van rechtsbijstand, alsook € 680,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van de verzoekschriften.
Tijdens de zitting op 27 november 2023 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw heeft de verzoeken toegelicht. De officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, heeft aangegeven dat het verzoek in zijn geheel kan worden toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de verzoeken tot schadevergoeding toe te kennen. De rechtbank heeft de gevraagde bedragen toegewezen, inclusief de forfaitaire vergoeding voor de inverzekeringstelling en de kosten van rechtsbijstand. De totale schadevergoeding bedraagt € 5.396,38, die zal worden overgemaakt op de rekening van Stichting Beheer Derdengelden TDNL. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.