ECLI:NL:RBZWB:2023:9216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
02/242186-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van diverse soorten en hoeveelheden harddrugs en het bezit van een vuurwapen met bijbehorende munitie

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs en een vuurwapen. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in P.I. Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. M.G. van Wijk. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 15 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het bezit van 171 gram 4-CMC, 2,5 gram amfetamine, 53,42 gram cocaïne, 137,16 gram MDMA, en een pistool met munitie. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de bewijsstukken uit het dossier. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte, en de maatschappelijke impact van zijn daden mee. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/242186-23
vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in P.I. Middelburg
raadsman mr. M.G. van Wijk, advocaat te Hoorn.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte 171 gram
4-CMC, 2,5 gram amfetamine, 53,42 gram cocaïne en 137,16 gram MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad en ook een pistool met munitie (5 kogelpatronen) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is het eens met het standpunt van de officier van justitie wat betreft de bewezenverklaring van de feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, zaakregistratienummer PL2000-2023242407, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 209.
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 1 en feit 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank die feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- het proces-verbaal van 21 september 2023 met fotoblad, inhoudende het doorzoeken en aantreffen van harddrugs, een wapen en munitie; (pagina 97);
- het proces-verbaal van 24 september 2023 met fotoblad, inhoudende het indicatief testen van de aangetroffen stoffen (pagina 135);
- het proces-verbaal van 20 oktober 2023 met rapportages NFI, inhoudende de testuitslagen van de aangetroffen stoffen (pagina 164);
- het rapport van het NFI van 23 november 2023, inhoudende de testuitslagen van de aangetroffen stoffen (pagina 184);
- het proces-verbaal van 26 september 2023, inhoudende de beschrijving en categorisering van het wapen en de munitie (pagina 192);
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 15 december 2023;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 22 september 2023 (pagina 196 - 203).
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 september 2023 te Bergen op Zoom opzettelijk aanwezig heeft gehad 171 gram
4-CMC en 2,5 gram amfetamine en 53,42 gram cocaïne en 137,16 gram MDMA, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
2
op 21 september 2023 te Bergen op Zoom een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk: Ekol, type: Volga, kaliber: 9 mm P.A.K., zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III, te weten 5 kogelpatronen merk: Pobjeda, type: centraalvuur, kaliber: 9 mm P.A.K., voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij baseert zich hierbij op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. In strafverzwarende zin weegt zij daarbij het strafblad van verdachte mee waaruit blijkt dat hij een gewaarschuwd mens was en dat hij de risico's lijkt in te calculeren. De officier van justitie twijfelt aan de verklaring van verdachte, dat hij gaat stoppen met het plegen van dit soort feiten. Daarom acht zij als stok achter de deur een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee eventueel drie jaar op te leggen. Verzocht wordt om de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitganspunt te nemen. Ook is verdachte first offender in het kader van de Wet wapens en munitie. Verder dient de meewerkende en bekennende proceshouding van verdachte in zijn voordeel te worden meegewogen. Hij beseft dat hij een grote fout heeft gemaakt die ook nog gevolgen heeft voor zijn ouders, die hierdoor waarschijnlijk hun huurwoning kwijtraken. Verdachte voelt zich schuldig voor deze situatie. Een voorwaardelijke straf is van belang als stok achter deur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van diverse soorten harddrugs en het voorhanden hebben van een vuurwapen (een omgebouwd gaspistool) en munitie. Verdachte heeft door zijn handelingen bijgedragen aan de handel in en het gebruik van harddrugs. Het gebruik van harddrugs is niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormt ook een bedreiging voor de samenleving in het algemeen, omdat het gebruik van dergelijke verdovende middelen tot veel vermogenscriminaliteit en overlast leidt. Verdachte heeft daaraan welbewust een bijdrage geleverd. Daarnaast leiden de grote financiële belangen die met de harddrugshandel zijn gemoeid tot zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd en waarvoor het aangetroffen vuurwapen naar het oordeel van de rechtbank ook een aanwijzing is. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, zoals bewezen verklaard, is maatschappelijk onaanvaardbaar vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat.
Bij de straftoemeting wordt in strafverzwarende zin meegewogen dat het vuurwapen was doorgeladen en aldus gebruiksklaar was. Zowel het vuurwapen als de harddrugs lagen in de schuur van de woning van zijn ouders, waar nog jonge kleinkinderen verbleven die daarbij ook toegang hadden tot de schuur, met alle risico’s van dien. Bovendien zijn de ouders van verdachte de dupe van zijn handelen geworden, nu het er naar uit ziet dat zij niet langer in hun woning mogen verblijven.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat uit zijn strafblad is gebleken dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten tot een gevangenisstraf van 12 maanden en dus recidivist is.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat hij vanaf het begin alle feiten bekend heeft en heeft meegewerkt met het politieonderzoek en ook op zitting een bekennende verklaring heeft afgelegd en daarmee zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. Zij merkt daarbij wel op dat die verantwoordelijkheid slechts tot op zekere hoogte wordt genomen en verdachte geen openheid van zaken wil geven over de achterliggende redenen om zich in te laten met verdovende middelen en het wapen, en hij bovendien niets kwijt wil over degenen met wie hij hierin samenwerkt en zijn rol in die samenwerking. Wel heeft verdachte aangegeven dat er mensen zijn die wel eens iets voor hem gedaan hebben. Voor zover verdachte aan anderen in het drugsmilieu iets verschuldigd is, zal het hem zwaar vallen om hier uit te stappen.
Straf
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt. Deze oriëntatiepunten geven weer wat er normaal gesproken voor soortgelijk feiten wordt opgelegd. Voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van 200 tot 500 gram harddrugs is dat voor een ‘first offender’ een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in een woning is dit een gevangenisstraf van vier maanden. Het feit dat het wapen doorgeladen was, weegt strafverzwarend mee. De rechtbank neemt daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als uitgangspunt.
In de aard en de ernst van de feiten zoals die hiervoor zijn beschreven en gelet op het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, zal de rechtbank in het nadeel van verdachte afwijken van dit uitgangspunt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van tien maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal hierbij bepalen dat een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk zal worden opgelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren. Hiermee wordt beoogd verdachte een stok achter de deur te geven om hem ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.L. Pustjens, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos en mr. M. de Jonge, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 december 2023.
De voorzitter, jongste rechter en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.