ECLI:NL:RBZWB:2023:9214

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
02/339080-22 + 22/002844-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag, bedreiging en dragen van een keukenmes met oplegging van tbs en gevangenisstraf

Op 29 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 december 2022 in Bergen op Zoom heeft geprobeerd een aangever met een groot keukenmes te doden. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd in P.I. Vught, werd bijgestaan door raadsman mr. M.C.J. Heinen. Tijdens de zitting op 15 december 2023 heeft de officier van justitie, mr. I. Klein, de standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging, die onder andere poging tot doodslag en bedreiging omvatte, wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte had met het mes in de richting van de aangever gestoken en daarbij dreigende woorden geuit. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot doodslag.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische problemen, waaronder niet-aangeboren hersenletsel en een licht verstandelijke beperking. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijftien maanden op, met aftrek van voorarrest, en daarnaast tbs met verpleging van overheidswege, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling. De rechtbank verklaarde het in beslag genomen keukenmes verbeurd en wees de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat de tbs-maatregel als voldoende werd beschouwd. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/339080-22 + 22/002844-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 29 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ( [land] )
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in P.I. Vught
raadsman mr. M.C.J. Heinen, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd aangever met een mes te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte wordt er ook van verdacht aangever met de dood te hebben bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij gaat daarbij uit van voorwaardelijk opzet gelet op de grootte van het mes dat verdachte had en dat hij onder andere op de torso van aangever heeft gericht. Dat aangever uiteindelijk ‘slechts’ is geraakt in zijn zij doet niets af aan de aanmerkelijke kans op de dood die door het handelen van verdachte aanwezig was.
De officier van justitie acht ook het tenlastegelegde onder feit 2 en 3 wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat er geen aanmerkelijke kans aanwezig was dat aangever als gevolg van de verwonding zou overlijden en verdachte die aanmerkelijke kans ook niet heeft aanvaard. Er is namelijk sprake van een snijwond; geen levensbedreigende wond. Verdere medische informatie ontbreekt. Daarnaast blijkt uit het dossier dat verdachte geen stekende maar zwaaiende bewegingen met het mes heeft gemaakt. Voor het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Niet staat ter discussie dat verdachte aangever op 30 december 2022 bij de supermarkt Jumbo in Bergen op Zoom heeft opgewacht met een groot keukenmes waarvan het lemmet 19 centimeter bedroeg. Op het moment dat aangever de supermarkt uitkwam, heeft verdachte direct de confrontatie met hem gezocht, het mes uit zijn jaszak gehaald en daarmee een beweging gemaakt in de richting van aangever. Hij heeft daarbij onder meer geroepen “Ik maak je dood”.
Feit 1 primair
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vastgesteld dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, had om aangever te doden. De rechtbank overweegt daarover dat van vol opzet uit het dossier en het ter zitting besprokene niet is gebleken. Wel is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijk opzet.
Uit het dossier volgt dat verdachte eerst uithaalde met het mes richting de nek/hals van aangever. Aangever is weggerend en verdachte is achter hem aan gegaan. Kort daarna is aangever gevallen. Verdachte is in een gebogen houding over aangever heen gaan staan. Hij had het mes nog in zijn handen. Aangever heeft verklaard dat hij enkele keren is gestoken en geraakt door verdachte, onder meer in zijn zij. Een voorbijlopende getuige heeft waargenomen dat verdachte een mes in zijn hand had en dat mes bracht in de richting van de torso van aangever.
Als gevolg hiervan heeft aangever een steekwond aan de rechterzijde van zijn bovenlichaam opgelopen. Ook was de rechtermouw van zijn jas kapot.
De rechtbank overweegt daarover dat het een feit van algemene bekendheid is dat zich in het bovenlichaam meerdere kwetsbare en vitale organen van het menselijk lichaam en belangrijke (slag)aderen bevinden. Door met een dergelijk groot mes meerdere malen in de richting van het bovenlichaam van aangever te steken en hem ook daadwerkelijk te steken, bestond naar het oordeel van de rechtbank dan ook de aanmerkelijke kans dat verdachte één of meer van deze vitale organen zou raken en aangever als gevolg van de ontstane verwondingen zou komen te overlijden.
Er had niet veel hoeven te gebeuren of het was anders met aangever afgelopen. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte behoorlijk agressief was. Dat het niet zover is gekomen, is niet aan het handelen van verdachte te danken. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op de momenten dat hij de gedragingen met het mes pleegde, zich ervan bewust moet zijn geweest dat er een aanmerkelijke, een meer dan denkbeeldige kans bestond dat hij daarmee dodelijk letsel zou kunnen toebrengen.
De voornoemde gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ook worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van een levensgevaarlijke verwonding aan het slachtoffer, dat verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg daarvan, de dood van het slachtoffer, heeft aanvaard.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de primair tenlastegelegde poging tot doodslag dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 en 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Nu verdachte hierover een bekennende verklaring heeft afgelegd en er door de verdediging op dit punt geen verweer is gevoerd, zullen de bewijsmiddelen slechts summier in bijlage II worden opgenomen. Deze zullen nader worden uitgewerkt wanneer hoger beroep wordt ingesteld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 30 december 2022 te Bergen op Zoom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
die [slachtoffer] met een groot mes in de rechterzij heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2
op 30 december 2022 te Bergen op Zoom [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood" en hierbij die [slachtoffer] een groot mes te tonen en dit mes in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] te bewegen.
3
op 30 december 2022 te Bergen op Zoom een wapen van categorie IV onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een (keuken)mes zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen, heeft gedragen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertig maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert zij oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Zij gaat daarbij uit van verminderde toerekenings-vatbaarheid van verdachte. Gelet op het feit dat er sprake is van een misdrijf gericht tegen, dan wel met gevaar voor, de onaantastbaarheid van het lichaam, betreft het een ongemaxi-meerde tbs-maatregel.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en zich daarnaast te conformeren aan de adviezen van de deskundigen. Van belang is dat verdachte zo snel mogelijk kan worden behandeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door aangever met een groot keukenmes in zijn zij te steken, als gevolg waarvan aangever een steekwond aan de rechterzijde van zijn bovenlichaam heeft opgelopen. Daarbij heeft hij naar aangever geroepen “Ik maak je dood”, waardoor verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan bedreiging. De rechtbank is van oordeel dat hierbij sprake is van een eendaadse samenloop. Tot slot levert het bij zich dragen van een keukenmes op de wijze zoals verdachte dit gedaan heeft, een overtreding van de Wet wapens en munitie op.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke, maar ook de geestelijke integriteit van aangever. De aanval van verdachte met het mes moet voor aangever een erg angstige ervaring zijn geweest. In zijn aangifte verklaart hij dat hij dacht dat hij dood zou gaan op het moment dat hij met het mes in zijn zij werd geraakt. Daarbij komt dat het feit in het openbaar op straat bij een supermarkt heeft plaatsgevonden. Dit leidt tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Twee deskundigen, [psychiater], en [klinisch psycholoog BIG], hebben een persoonlijkheidsonderzoek naar verdachte gedaan. De psychiater en psycholoog zijn het er in hun rapporten van 10 en 8 november 2023 over eens dat er bij verdachte sprake is van niet aangeboren hersenletsel, waardoor hij al lange tijd cognitieve problemen heeft. Daarnaast is er sprake van een licht verstandelijke beperking en PTSS. Ook heeft hij te kampen met verslaving aan alcohol en cannabis en is hij gevoelig voor psychotische klachten. Deze stoornissen waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig waardoor zijn gedragskeuzes en gedragingen op dat moment werden beïnvloed. Verdachte is hierdoor namelijk structureel beperkt in zijn zelfregulatieve vaardigheden. Hij begrijpt de wereld om hem heen onvoldoende, mist het overzicht in (probleem)situaties, hij is gevoelig voor stress, heeft een lage frustratietolerantie, inadequate impuls- en emotieregulatie en hij heeft geen andere manieren aangeleerd dan vluchten of vechten om met (probleem)situaties zoals conflicten om te gaan. Vanwege de uitspraken van verdachte, dat hij niet voornemens was om aangever met het mes te steken maar dat hij hem “enkel wilde bedreigen” om zo zijn geld te krijgen, was er volgens de deskundigen sprake was van een bewuste overweging en daarmee ook besef dat het steken met het mes niet toelaatbaar is. Hierdoor komen zij niet tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid maar verminderde toerekeningsvatbaarheid. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat. Teneinde dit risico te verminderen, is volgens de deskundigen een langdurige behandeling nodig in een kliniek waar kennis aanwezig is over de problematiek van verdachte en met voldoende toezicht en een voldoende hoog beveiligingsniveau, zodat zowel de veiligheid van personeel als medepatiënten gewaarborgd kan worden. Dit kan alleen worden gerealiseerd binnen het kader van tbs met dwangverpleging. Andere juridische kaders zijn in het verleden geprobeerd, maar niet toereikend gebleken.
Reclassering Nederland heeft in haar advies van 6 december 2023 te kennen gegeven dat zij zich conformeert aan het door de deskundigen gegeven advies tot oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
Straf en maatregel
Rekening houdend met de bij verdachte bestaande problematiek, de ernst van de gepleegde feiten, de eerdere veroordelingen voor geweldsmisdrijven en de hoge kans op herhaling van dergelijke misdrijven, staat voor de rechtbank vanuit het veiligheidsoogpunt voorop dat verdachte behandeld moet worden voordat hij terug kan keren in de maatschappij. Zij zal daarom, het advies van de deskundigen volgend, de tbs-maatregel aan verdachte opleggen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat wordt voldaan aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eis die maatregel.
Gelet op het hoge recidiverisico, de complexe problematiek van verdachte die langdurige en intensieve behandeling vereist en het beveiligingsniveau wat daarmee gepaard gaat, is verpleging van overheidswege noodzakelijk. Andere, lichtere juridische kaders, zijn in het verleden immers niet toereikend gebleken.
De tbs-maatregel wordt opgelegd wegens poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het belang van spoedige behandeling van verdachte, zal de rechtbank een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf van vijftien maanden, met aftrek van voorarrest, opleggen. Voor feit 3, een overtreding, zal geen aparte straf worden opgelegd.

7.Het beslag

De verbeurdverklaring
Onder verdachte is een keukenmes in beslag genomen. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van dit in beslag genomen voorwerp. Dat maakt dat dit voorwerp vatbaar is voor verbeurdverklaring waartoe de rechtbank ook zal beslissen.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week die aan verdachte is opgelegd bij arrest van 1 juli 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal dit echter niet beslissen, omdat aan verdachte voor die nieuwe strafbare feiten onder meer tbs met verpleging van overheidswege wordt opgelegd. Daardoor acht zij tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf niet opportuun.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 33, 33a, 37a, 37b, 45, 55, 62, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2:
Eendaadse samenloop van:
Poging tot doodslag;
en
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1 en 2
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijftien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Feit 3
- bepaalt dat
geen straf of maatregel wordt opgelegd;
Maatregel
Feit 1 en 2
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 STK Mes;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. W.A.L. Pustjens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. de Jonge en mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 december 2023.
De voorzitter, jongste rechter en de griffiers zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.