ECLI:NL:RBZWB:2023:9212

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10771056 \ VV EXPL 23-99 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van huurachterstand in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 28 december 2023 een vonnis in kort geding uitgesproken. De eisende partijen, vertegenwoordigd door mr. V. Janssens, hebben een vordering ingesteld tegen Big Bazar Holding B.V., die niet in de procedure is verschenen. De eisers vorderen ontruiming van de door hen aan gedaagde verhuurde bedrijfsruimte, alsook betaling van achterstallige huur en contractuele boetes. De procedure is gestart met een dagvaarding op 11 december 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 december 2023.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde behoorlijk is gedagvaard, maar niet is verschenen. Hierdoor is verstek verleend. De vorderingen van eisers zijn beoordeeld op rechtmatigheid en spoedeisendheid. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen tot ontruiming en betaling van huur niet onrechtmatig of ongegrond zijn, en heeft de ontruiming binnen drie dagen na betekening van het vonnis toegewezen. Daarnaast zijn de vorderingen tot betaling van achterstallige huur en contractuele boetes toegewezen, met uitzondering van toekomstige boetes en kosten in verband met aanpassing van het pand.

De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan gedaagde opgelegd, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.354,42, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer 10771056 \ VV EXPL 23-99
Vonnis in kort geding van 28 december 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
gemachtigde: mr. V. Janssens, advocaat te Breda,
tegen
Big Bazar Holding B.V.,
gevestigd te Leeuwarden en kantoorhoudende te Diemen,
gedaagde partij,
niet in de procedure verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 11 december 2023 uitgebrachte dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling op 19 december 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
  • Hierna is vonnis bepaald.

2.De vordering en het verweer

2.1
Op de in de dagvaarding omschreven gronden vorderen eisers samengevat - dat bij
vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde wordt veroordeeld tot:
ontruiming van de door eisers aan gedaagde verhuurde bedrijfsruimte aan het [adres] te [plaats] ;
betaling van € 42.200,- (inclusief btw) wegens achterstallige huur met betrekking tot de maanden augustus tot en met december 2023;
betaling van € 1.500,- aan over die maanden verbeurde boetes wegens te late betaling van die huurtermijnen, te vermeerderen met € 300,- per maand voor iedere daaropvolgende maand of gedeelte daarvan dat gedaagde het gehuurde niet heeft ontruimd en aan eisers heeft opgeleverd;
betaling van € 75.003,06 (inclusief btw) in verband met door eisers aangebrachte voorzieningen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding tot en met de dag van de volledige betaling;
betaling van € 1.782,03 aan buitengerechtelijke incassokosten;
betaling van de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en de wettelijke rente.
2.2
Van gedaagde is geen verweer tegen de vorderingen bekend.

3.De beoordeling

3.1
Vastgesteld wordt dat hoewel gedaagde behoorlijk werd gedagvaard met inachtneming
van de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten, zij niet in de procedure is verschenen, noch tijdig een schriftelijk antwoord heeft ingediend of om uitstel van de behandeling van de zaak heeft gevraagd. Daarom wordt tegen haar verstek verleend.
3.2
Nu tegen gedaagde verstek is verleend, dient ten aanzien van de tegen haar ingestelde
vorderingen op grond van artikel 139 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te worden beoordeeld of deze niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen, gelet op wat eisers in de dagvaarding en tijdens de mondelinge behandeling hebben gesteld.
3.3
Eisers vorderen onder meer de ontruiming van de door gedaagde gehuurde
bedrijfsruimte en betaling van achterstallige huur van € 24.200,-, vermeerderd met de overeengekomen huurprijs van € 4.840,- inclusief btw per maand voor iedere maand tot en met de maand waarin het gehuurde is ontruimd en opgeleverd.
Gedaagde weerspreekt niet dat zij de huur met betrekking tot vijf opeenvolgende maanden onbetaald heeft gelaten. Beide vorderingen zullen als niet onrechtmatig of ongegrond en voldoende spoedeisend worden toegewezen. De termijn voor de ontruiming zal worden bepaald op drie dagen, zoals gevorderd. Uit wat eisers naar voren hebben gebracht, begrijpt de kantonrechter dat het gehuurde al bijna volledig is ontruimd. Evenwel wordt in dit vonnis niet bepaald dat de kosten van een gedwongen ontruiming voor rekening van gedaagde komen en dat de daarbij door de deurwaarder in rekening gebrachte (ontruimings- en executie)kosten redelijk moeten worden geacht. Immers kan op voorhand niet worden begroot welke kosten met een gedwongen ontruiming gemoeid zullen zijn. En voor zover gedaagde in het geval van een gedwongen ontruiming de in het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders vermelde bedragen voor de verrichtingen van de deurwaarder niet voldoet, zullen eisers de procedure van artikel 237 lid 4 Rv moeten volgen.
3.4
In verband met een goede proceseconomie zullen in dit vonnis ook de gevorderde contractuele boetebedragen tot en met december 2023 worden toegewezen, evenals een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Rekening houdend met de achterstallige huur en de verschuldigde boetebedragen van samen € 25.700,- (€ 24.200,- + € 1.500,- =),
wordt die vergoeding op de voet van het bepaalde in artikel 2 lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld op € 1.032,-, in plaats van op het door eisers gevorderde bedrag. De vordering tot betaling van contractuele boetebedragen na december 2023 zal worden afgewezen, nu nog onzeker is of deze (toekomstige) boetebedragen wel verschuldigd zullen worden.
3.5
Een voorlopige voorziening ten laste van gedaagde, strekkende tot vergoeding van door eisers in het gehuurde aangebrachte voorzieningen tot het bedrag van € 75.003,06 inclusief btw, wordt niet toegewezen. Los van het feit dat naar het oordeel van de kantonrechter het vereiste spoedeisend belang ontbreekt, kan op voorhand namelijk niet voldoende aannemelijk worden geoordeeld dat in een bodemprocedure een vordering tot vergoeding van datzelfde bedrag wordt toegewezen.
3.6
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal gedaagde in de proceskosten van eisers worden veroordeeld. Die kosten worden tot aan dit vonnis als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
693,00
- salaris gemachtigde
529,00
Totaal
1.354,42
Over de toe te wijzen proceskosten wordt gedaagde de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd vanaf de 15e dag na vandaag.
3.7
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de door eisers gevraagde nakosten een executoriale titel op. Dit betekent dat als eisers na deze uitspraak ook nog kosten zouden moeten maken (de nakosten), gedaagde daarvoor nog een bedrag zal moeten betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen voor de eventuele betekening van de uitspraak. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (zie ook de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer ECLI:NL:HR: 2022:853).

4.De beslissing

De kantonrechter, recht sprekend in kort geding:
- veroordeelt gedaagde om binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte aan het [adres] [plaats] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van eisers zijn, en met afgifte van de sleutels in nette staat aan eisers ter beschikking te stellen;
- veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen:
a. a) € 24.200,- (inclusief btw) ter zake van achterstallige huur met betrekking tot de maanden augustus tot en met december 2023;
b) € 4.840,- (inclusief btw) per maand voor iedere maand of gedeelte daarvan vanaf
1 januari 2024 tot en met het eind van de maand waarin gedaagde het gehuurde heeft ontruimd en aan eisers heeft opgeleverd;
c) € 1.500,- wegens over de maanden augustus tot en met december 2023 op grond van artikel 28.3 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst verschuldigd geworden boetes;
d) € 1.032,- wegens buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 december 2023 tot de dag van de volledige betaling;
- veroordeelt gedaagde in de proceskosten van eisers, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 1.354,42, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van de volledige betaling;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.