ECLI:NL:RBZWB:2023:92

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4690
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake NOW-1 tegemoetkoming

Op 5 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van 18 augustus 2022, waarin de aanvraag voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming Eerste tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-1) was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt er een termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 29 september 2022, maar het beroepschrift werd pas op 4 oktober 2022 ontvangen door de rechtbank. Eiseres had het beroepschrift op 29 september 2022 op de post gedaan, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet tijdig was, omdat het poststempel op 3 oktober 2022 was geplaatst. Eiseres voerde aan dat zij pas op 28 september 2022 op de hoogte was gekomen van relevante jurisprudentie, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet voldoende was om de termijnoverschrijding te verontschuldigen. De rechtbank verklaarde het beroep daarom niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) inzake de afwijzing van de aanvraag voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming Eerste tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-1).

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 18 augustus 2022 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 29 september 2022.
Het beroepschrift is op 4 oktober 2022 bij de rechtbank ontvangen en is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend. Eisers heeft het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 3 oktober 2022 op de post is gedaan. Het is daarmee niet tijdig ter post bezorgd. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres hiervoor de volgende redenen gegeven. Eerst op 28 september 2022 is eiseres op de hoogte gekomen van recente jurisprudentie waarmee zij mogelijk de terugbetaling zou kunnen vermijden. Eiseres heeft op 29 september 2022 – de laatste dag van de beroepstermijn – het beroepschrift opgesteld en diezelfde avond op de post gedaan.
Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Eiseres heeft met die verklaring naar het oordeel van de rechtbank geen feiten of omstandigheden aangevoerd die het aannemelijk maken dat het beroepschrift op een eerdere datum dan het poststempel op de post is gedaan. De enkele stelling van eiseres het beroepschrift op 29 september 2022 ter post te hebben bezorgd, is daartoe niet voldoende. Te meer nu tussen de verklaring van eiseres en de poststempel van PostNL een verschil van vier dagen zit. Het beroepschrift is na het einde van de beroepstermijn op de post gedaan en dus niet tijdig ingediend.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 5 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.