ECLI:NL:RBZWB:2023:9198

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
02/024401-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld en wapenbezit door een minderjarige

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, diefstal met braak in vereniging en wapenbezit. De feiten vonden plaats op 24 januari 2023 in Tilburg en Oosterhout, waar de verdachte samen met anderen twee slachtoffers heeft beroofd van hun vrijheid en goederen, onder bedreiging met een mes en een vuurwapen. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 14 december 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan alle ten laste gelegde feiten, op basis van onder andere de bekennende verklaring van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, maar heeft wel een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partijen, die recht hebben op schadevergoeding voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de teruggave gelast van in beslag genomen goederen aan de slachtoffers en heeft bepaald dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/024401-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsman mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter zitting van 14 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van hun vrijheid heeft beroofd;
samen met anderen door geweld en bedreiging van geweld goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen;
samen met anderen een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
samen met anderen een auto van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
samen met anderen een wapen van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen te hebben vastgepakt en in een auto te hebben laten plaatsnemen en meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (gedurende de autorit) te hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen diens hoofd te hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te hebben gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij te hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] te hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] te hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] te hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben gezegd " als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en " dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
2.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 220 euro en een pashouder (inhoudende een ID-kaart en een ING Bankpas en een seizoenskaart Willem II en een heftruckcertificaat) en een iPhone 13 Pro Max en een Apple Watch, toebehorende aan [slachtoffer 1] en 210 euro en een rijbewijs en een Rabobank pinpas en een iPhone XR en een iPhone 8 en een horloge en twee jassen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen hebben vastgepakt en in een auto hebben laten plaatsnemen en hebben meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende de autorit hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen hun hoofd hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd "als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en "dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
3.
op 23 januari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ad
€ 500), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
4.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een (personen)auto (merk Mercedes, [kenteken 1] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel ( te weten een ontvreemde autosleutel);
5.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni BBM, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moet gedurende drie jaar een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden opgelegd, met bepaling dat per overtreding van deze maatregel twee weken hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat bij de op te leggen straf rekening moet worden gehouden met de persoon van verdachte en zijn jonge leeftijd. Er kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een deels voorwaardelijke straf met de oplegging van bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf ernstige feiten. Hij heeft met zijn drie medeverdachten de twee jonge aangevers van hun vrijheid en van hun geld en andere goederen beroofd. De aangevers zijn acht lange nachtelijke bedreigd met een vuurwapen en een mes, mishandeld en vernederd. Dit moet een verschrikkelijk angstige ervaring voor hen zijn geweest. Zij hebben urenlang in onzekerheid en angst geleefd. Beide aangevers konden het niet aan om de zitting zelf bij te wonen. Mevrouw [naam] van Slachtofferhulp Nederland heeft ter zitting toegelicht hoe groot de gevolgen zijn die de gebeurtenissen voor hen hebben gehad. Slachtoffers van dit soort geweld ondervinden vaak nog jarenlang de gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich daar blijkbaar niet om bekommerd, maar heeft alleen gedacht aan het geld en de spullen die hij kon buitmaken.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen, gelet op de adviezen daartoe.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat hij al drie keer eerder voor geweldsdelicten, waaronder twee diefstallen met geweld, is veroordeeld. De rechtbank weegt deze omstandigheid in strafverzwarende zin mee. In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van verdachte, waaronder zijn bekennende verklaring op zitting. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven over zijn rol en ook inzicht gegeven in zijn handelen. De rechtbank vindt dat positief. Daarnaast houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de jonge leeftijd van verdachte. Om die redenen zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie.
Het is zorgelijk dat verdachte steeds ernstiger feiten lijkt te plegen en het is van belang dat verdachte deze negatieve trend doorbreekt. Verdachte is nog jong en heeft nu nog de kans om zijn leven de juiste wending te geven. Hiervoor is wel vereist dat verdachte aan zichzelf gaat werken. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. Dergelijke voorwaarden kunnen gelet op artikel 15a lid 3 Sr ook aan een voorwaardelijke invrijheidstelling worden verbonden.
Alles overwegend acht de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
De rechtbank ziet geen reden om de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 1]
Gebleken is dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn iPhone 13 Pro Max, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 3.236,24, bestaande uit € 236,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, voor
de feiten 1 tot en met 3.
[slachtoffer 2]
Ook is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn telefoons, een witte iPhone XR en zwarte iPhone 8, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 4.232,17, bestaande uit € 1.232,17 aan materiële schade en
€ 3.000,00 aan immateriële schade voor de feiten 1 tot en met 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
de feiten 1 tot en met 3 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade van respectievelijk € 236,24 en € 1.232,17 is voldoende onderbouwd en er is sprake van een causaal verband tussen deze schade en de bewezenverklaarde feiten.
Nu de rechtbank zal bepalen dat het onder verdachte Martial in beslag genomen geldbedrag van € 450,00 moet worden geretourneerd aan de rechthebbenden, waarvan € 50,00 aan [slachtoffer 1] en € 400,00 aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank aan [slachtoffer 1] een bedrag toewijzen van € 186,24 en aan [slachtoffer 2] van € 832,17.
Immateriële schade
Immateriële schade is een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat beide benadeelde partijen lichamelijk letsel hebben opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden hebben de benadeelde partijen recht op vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte met zich brengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Gelet hierop en gelet op de context waarin de benadeelde partij het lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank vergoeding van € 3.000,00 voor iedere benadeelde partij billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 24 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [slachtoffer 2] , en [slachtoffer 1] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt:
- € 450,00, goednummer G2551256 (waarvan € 400,00 aan [slachtoffer 2] en € 50,00 euro aan [slachtoffer 1] ).
8.2
De onttrekking aan het verkeer
Hoewel het voorwerp niet op de bij de rechtbank bekende beslaglijst staat, heeft de officier van justitie gesteld dat er beslag ligt op een (lach)gasfles. Zij vordertde onttrekking aan het verkeer daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat het volgende in beslag genomen voorwerp vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, omdat het voorwerp, gelet op de context waarin het is gebruikt en in beslag is genomen, van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- een (lach)gasfles, waarvan het goednummer onbekend is.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 47, 57, 63, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl
het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbenden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- geldbedrag van € 450,00 met goednummer G2551256 (waarvan € 50,00 euro aan [slachtoffer 1] en € 400,00 aan [slachtoffer 2] );
- verklaart het volgende in beslag genomen voorwerp onttrokken aan het verkeer:
- een (lach)gasfles, waarvan het goednummer onbekend is;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] van
€ 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman en mr. M.C.C. Joosen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2023.
Mr. Louwerse, mr. Van de Wetering en de griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.