ECLI:NL:RBZWB:2023:9197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
02/041157-23 en 02/014665-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld en wapenbezit door meerderjarige verdachte

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaken met parketnummers 02/041157-23 en 02/014665-23. De verdachte, geboren in 2004 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld, diefstal met braak in vereniging en wapenbezit. Tijdens de zitting op 14 december 2023 werden de zaken inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. L.J. den Braber, achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De verdediging refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank, maar pleitte voor vrijspraak van enkele feiten, met name het wapenbezit en de heling van een bankpas.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de heling. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met anderen de slachtoffers onder bedreiging van geweld had beroofd van hun vrijheid en goederen. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de impact van de feiten op de slachtoffers, maar vond de ernst van de feiten zodanig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/041157-23 en 02/014665-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 december 2023
in de strafzaken tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsman mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Op de zitting van 14 december 2023 zijn de zaken met bovengenoemde parketnummers gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02/041157-23
samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van hun vrijheid heeft beroofd;
samen met anderen door geweld en bedreiging van geweld goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen;
samen met anderen een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
samen met anderen een auto van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
samen met anderen een wapen van categorie III voorhanden heeft gehad.
02/014665-23
een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
een bankpas voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die van diefstal afkomstig was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/041157-23
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/014665-23
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 en 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/041157-23
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5 aan het oordeel van de rechtbank, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/014665-23
De verdediging bepleit vrijspraak van beide feiten. Bij feit 1 ontbreekt het bewijs dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen in de buddyseat. Bij feit 2 kan niet worden bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bankpas van diefstal afkomstig was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/041157-23
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
02/014665-23
Voorhanden hebben vuurwapenUit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op een scooter zat bij welke in de buddyseat een alarmpistool en knalpatronen zijn aangetroffen. Voor een bewezenverklaring is vereist dat vast komt te staan dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over het vuurwapen en de patronen heeft gehad. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte - zodra de buddyseat open was - aan de verbalisanten vertelde dat het wapen een alarmpistool betrof. Ook vroeg hij of hij dit niet mocht hebben. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van het alarmpistool. Zijn verklaring dat hij zag dat het een alarmpistool betrof omdat er een kogel in de loop zat, acht de rechtbank niet aannemelijk, alleen al omdat in de loop überhaupt geen kogel te zien is, nog daargelaten dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte in de loop kon kijken. Daarbij komt dat het uitgangspunt is dat een verdachte in beginsel geacht wordt bekend te zijn met wat hij in een door hem bestuurd vervoermiddel vervoert. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wetenschap had van hetgeen hij vervoerde. Ook was er sprake van beschikkingsmacht, nu verdachte de scooter onder zich had. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft gepleegd.
HelingDe rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan heling van de pinpas. Hoewel hij heeft nagelaten handen en voeten aan zijn verklaring te geven, bevinden zich in het dossier onvoldoende aanknopingspunten waaruit volgt dat verdachte wist of moest vermoeden dat het pasje van diefstal afkomstig was. De rechtbank spreekt hem van dit feit vrij.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/041157-23
1.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen te hebben vastgepakt en in een auto te hebben laten plaatsnemen en meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (gedurende de autorit) te hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen diens hoofd te hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te hebben gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij te hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] te hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] te hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] te hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben gezegd " als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en " dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
2.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 220 euro en een pashouder (inhoudende een ID-kaart en een ING Bankpas en een seizoenskaart Willem II en een heftruckcertificaat) en een iPhone 13 Pro Max en een Apple Watch, toebehorende aan [slachtoffer 1] en 210 euro en een rijbewijs en een Rabobank pinpas en een iPhone XR en een iPhone 8 en een horloge en twee jassen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen hebben vastgepakt en in een auto hebben laten plaatsnemen en hebben meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende de autorit hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen hun hoofd hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd "als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en "dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
3.
op 23 januari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ad
€ 500), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
4.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een (personen)auto (merk Mercedes, [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel ( te weten een ontvreemde autosleutel);
5.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni BBM, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver voorhanden heeft gehad.
02/014665-23
1.
op 13 januari 2023 te Breda
- een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool (met bijbehorend patroonmagazijn) van het merk Kimar, type 75 AUTO, kaliber 8 mm knal, en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere knalpatronen, van het merk G.F.L., kaliber 8 mm Knal,
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlasteleggingen kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3,5 jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moet gedurende drie jaar een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden opgelegd, met bepaling dat per overtreding van deze maatregel twee weken hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat er veel signalen aan de orde zijn die wijzen op het adolescenten-strafrecht en stelt dat bij de strafoplegging daarmee rekening moet worden gehouden. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat geen sprake is van recidive. Er kan worden volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan eventueel nog een voorwaardelijke straf worden opgelegd, maar de verdediging verzoekt uitdrukkelijk om niet de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf ernstige feiten en het bezit van een alarmpistool. Hij heeft met zijn drie medeverdachten de twee jonge aangevers van hun vrijheid en van hun geld en andere goederen beroofd. De aangevers zijn acht lange nachtelijke bedreigd met een vuurwapen en een mes, mishandeld en vernederd. Dit moet een verschrikkelijk angstige ervaring voor hen zijn geweest. Zij hebben urenlang in onzekerheid en angst geleefd. Beide aangevers konden het niet aan om de zitting zelf bij te wonen. Mevrouw [naam] van Slachtofferhulp Nederland heeft ter zitting toegelicht hoe groot de gevolgen zijn die de gebeurtenissen voor hen hebben gehad. Slachtoffers van dit soort geweld ondervinden vaak nog jarenlang de gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich daar blijkbaar niet om bekommerd, maar heeft alleen gedacht aan het geld en de spullen die hij kon buitmaken.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen, gelet op de adviezen daartoe.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. De rechtbank heeft in strafmatigende zin rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat verdachte ter zitting enige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen rol. De rechtbank vindt het ook positief dat verdachte een excuusbrief wil schrijven naar de slachtoffers. De rechtbank hoopt ook dat verdachte inziet wat hij bij anderen aanricht met zijn handelen en dat dit feit het enige misdrijf betreft dat ooit op zijn strafblad zal staan. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat verdachte aan zichzelf gaat werken. De rechtbank kreeg ter zitting de indruk dat verdachte niet zat te wachten op reclasseringscontact. Om die reden zal zij geen voorwaardelijk strafdeel opleggen. Zij zal verdachte de kans geven om zelfstandig zijn leven een goede wending te geven. Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet op de aard en ernst van de feiten echter niet worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Wel zal de rechtbank gelet op voornoemde omstandigheden in het voordeel van verdachte afwijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
De rechtbank ziet geen reden om de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

02/041157-23
[slachtoffer 1]
Gebleken is dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn iPhone 13 Pro Max, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 3.236,24, bestaande uit € 236,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, voor
de feiten 1 tot en met 3.
[slachtoffer 2]
Ook is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn telefoons, een witte iPhone XR en zwarte iPhone 8, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 4.232,17, bestaande uit € 1.232,17 aan materiële schade en
€ 3.000,00 aan immateriële schade voor de feiten 1 tot en met 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
de feiten 1 tot en met 3 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade van respectievelijk € 236,24 en € 1.232,17 is voldoende onderbouwd en er is sprake van een causaal verband tussen deze schade en de bewezenverklaarde feiten.
Nu de rechtbank zal bepalen dat het onder verdachte Martial in beslag genomen geldbedrag van € 450,00 moet worden geretourneerd aan de rechthebbenden, waarvan € 50,00 aan [slachtoffer 1] en € 400,00 aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank aan [slachtoffer 1] een bedrag toewijzen van € 186,24 en aan [slachtoffer 2] van € 832,17.
Immateriële schade
Immateriële schade is een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat beide benadeelde partijen lichamelijk letsel hebben opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden hebben de benadeelde partijen recht op vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte met zich brengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Gelet hierop en gelet op de context waarin de benadeelde partij het lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank vergoeding van € 3.000,00 voor iedere benadeelde partij billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 24 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
02/014665-23
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het volgende in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen:
- een zwarte Apple telefoon met goednummer G2547340.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/014665-23
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
02/041157-23
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
02/014665-23
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl
het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vierentwintig (24) maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
02/014665-23
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- een zwarte Apple telefoon met goednummer G2547340;
Benadeelde partijen
02/041157-23
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] van
€ 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman en mr. M.C.C. Joosen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2023.
Mr. Louwerse, mr. Van de Wetering en de griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.