ECLI:NL:RBZWB:2023:9196

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
02/171259-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld en wapenbezit door meerdere verdachten

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld en wapenbezit. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 december 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen beroven van twee slachtoffers van hun vrijheid en goederen, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen en mes werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die ook slachtofferhulp hadden ingeschakeld. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, gezien de impact op de slachtoffers en de herhaalde criminele geschiedenis van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/171259-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting De Schie
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter zitting van 14 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. L.J. den Braber en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van hun vrijheid heeft beroofd;
samen met anderen door geweld en bedreiging van geweld goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen;
samen met anderen een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
samen met anderen een auto van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
samen met anderen een wapen van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario acht zij ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5. Het dossier bevat geen enkel objectief bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte daarbij betrokkenheid heeft gehad. Verdachte heeft een alternatieve lezing gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA op het tuitje van een lachgastank in de auto en de Snapchatberichten op zijn Snapchat- account en deze alternatieve lezing vindt bevestiging in ander bewijsmateriaal in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangevers hebben verklaard dat zij rond 22:30 uur naar de Kapelmeesterlaan in Tilburg reden om, zo bleek later, lachgas af te leveren. Zij reden in de witte Mercedes Benz CLA 200 van [slachtoffer 2] . Toen aangevers op de locatie arriveerden, werden zij vrijwel direct door vier jongens benaderd. Eén van deze jongens had een revolver bij zich. Ook had één van de jongens een mes bij zich. Aangevers moesten plaatsnemen op de achterbank in de auto van [slachtoffer 2] . Aan weerskanten van hen zijn verdachten gaan zitten. Ook nam er een verdachte plaats op de bestuurdersstoel en één op de passagiersstoel. Vervolgens zijn ze gaan rijden, waarbij aangevers naar beneden moesten kijken. [slachtoffer 1] heeft verklaard meerdere keren te zijn geslagen met het vuurwapen, dat gedurende de rit van hand tot hand is gegaan. Ook zou door twee van de verdachten lachgas zijn gebruikt. De verdachten waren uit op geld. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij geen bankpas bij zich had, waarna hij geld moest overmaken naar [slachtoffer 1] . Op enig moment is de auto gestopt en is de bestuurder uitgestapt om te pinnen met de pinpas van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat de jongens vervolgens naar Oosterhout zijn gereden. [slachtoffer 2] moest zijn bankrekening laten zien, waarbij de verdachten erachter kwamen dat hij € 10.000,00 euro op zijn spaarrekening had staan. Ook werd hij gefouilleerd, waarbij toch zijn pinpas werd aangetroffen. [slachtoffer 2] moest uitstappen, waarna hij meerdere keren is geslagen en in een wurggreep gehouden door een persoon die een witte balaclava droeg. Verdachten hebben vervolgens overleg gevoerd, waarna twee van de verdachten werden opgehaald door een persoon in een Seat. Zij zouden gaan pinnen in België, omdat daar geen pinlimiet zou gelden. Twee van de verdachten bleven met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de auto, waarbij het vuurwapen werd overgegeven van één van de verdachten die naar België ging aan één van de verdachten die in de auto bleef. Aan aangevers werd duidelijk gemaakt dat zij zouden worden neergeschoten als zij weg zouden rennen. Na enkele uren is de auto, met daarin twee verdachten en aangevers teruggereden naar Tilburg, waarna in Tilburg Noord een van de verdachten is uitgestapt. Uiteindelijk werden aangevers door de laatst overgebleven verdachte rond 6:30 uur afgezet in de Reeshof in Tilburg. De laatst overgebleven verdachte, die het vuurwapen in Tilburg Noord van zijn uitgestapte medeverdachte had overgenomen, reed weg in de Mercedes. In totaal heeft de vrijheidsberoving ongeveer acht uur geduurd. De verdachten hebben momenten hiervan gefilmd op Snapchat.
De rechtbank oordeelt de verklaringen van aangevers betrouwbaar en zal uitgaan van de juistheid daarvan. Beide aangevers hebben afzonderlijk van elkaar over de kernpunten hetzelfde verklaard. Ook op detailniveau hebben zij grotendeels hetzelfde verklaard en waar zij zich iets niet herinnerden hebben zij dit ook gewoon gezegd. Daarbij zijn hun verklaringen consistent en gedetailleerd. De verklaringen vinden voorts bevestiging in objectieve gegevens, zoals het bij de aangevers geconstateerde letsel, de op de telefoon van een van de medeverdachten aangetroffen beelden van de situatie in de auto, de camerabeelden van de Kapelmeesterlaan, informatie over de met de Mercedes afgelegde route, beelden van de door een van de verdachten bij de bank opgenomen gelden, bankafschriften, de in de auto aangetroffen zaken en de bij een van de verdachten aangetroffen zaken, waaronder een wapen en contant geld.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat op 24 januari 2023 omstreeks 02:35 uur drie inzittenden van een Seat met Nederlands [kenteken 1] in Antwerpen zijn aangehouden. De inzittenden bleken [naam 1] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] te zijn. [medeverdachte 2] droeg een witte bivakmuts. Onder de in België aangehouden verdachten zijn vijf telefoons in beslag genomen, waarvan er twee van de aangevers bleken te zijn.
Voorts staat vast dat [medeverdachte 3] in de ochtend na de vrijheidsberoving in de nabijheid van de Mercedes van [slachtoffer 2] is geobserveerd en even later is aangehouden. Hij is gefouilleerd en daarbij zijn onder andere een vuurwapen, contanten en de sleutel van de Mercedes aangetroffen. In de Mercedes is een wegwerp lachgastank aangetroffen met daaraan vast een plastic tuitje. Op dit tuitje is DNA aangetroffen. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van [verdachte] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte een rol heeft gespeeld in het geheel en zo ja, hoe deze moet worden gekwalificeerd.
In de Mercedes is tussen de bijrijdersstoel en de achterbank een lachgasfles met een tuitje aangetroffen, dat is bemonsterd. Uit het rapport van het NFI blijkt dat de bemonstering DNA bevat van één persoon en dat het 1 miljard keer waarschijnlijker is dat het daarop aangetroffen DNA-profiel afkomstig is van verdachte dan van een willekeurige niet-verwante persoon. Verdachte heeft verklaard dat de aanwezigheid van zijn DNA op het tuitje kan worden verklaard doordat hij wel eens lachgas gebruikte, die fles destijds weer inleverde en dat het dus kan dat hij eerder wel eens bij aangever [slachtoffer 2] lachgas heeft gekocht. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte heeft nagelaten handen en voeten aan de verklaring te geven en deze is daardoor vaag gebleven. Zo kon verdachte niet met zekerheid zeggen dat hij wel eens bij [slachtoffer 2] heeft besteld en kon hij ook niet aangeven wanneer dit zou zijn gedaan. Zijn verklaring is dan ook niet te controleren. Bovendien conflicteert deze met de bewijsmiddelen in het dossier. Aangever [slachtoffer 2] heeft immers verklaard dat een van de verdachten lachgas heeft gebruikt door middel van een nieuwe, ongebruikte tank. Dat die tank een wegwerptank betreft - en dus niet eerder is gebruikt - wordt ondersteund door de foto die zich hiervan in het dossier bevindt. Dit betekent dat het verhaal van verdachte dat hij deze specifieke fles op een eerder moment zou hebben geretourneerd niet kan kloppen. De rechtbank concludeert dat verdachte de donor is van het DNA-materiaal dat op het tuitje is aangetroffen en dat dit een daderspoor betreft.
Behoudens het voorgaande zijn er nog andere bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de tenlastegelegde feiten volgt.
In een Snapchatgesprek tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wordt verdachte bij zijn naam genoemd als een van de betrokkenen bij de latere vrijheidsberoving. Ook hebben de Snapchataccounts van [medeverdachte 1] en verdachte ( [gebruikersnaam] ) een aantal keer belcontact voorafgaand aan de vrijheidsberoving. Verder hebben zij een chatgesprek via Snapchat, waarbij onder andere wordt aangegeven dat er een vierde man werd meegenomen en dat [naam 2] klaarstond met een ’p’, straattaal voor pistool en een genakte (gestolen) waggie (auto). Daarbij werd ook afgesproken elkaar te ontmoeten.
Verdachte past ook in de beschrijving van één van de verdachten. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat één van de verdachten - door de medeverdachten “de kleine” en “piraat” genoemd - werd afgezet in de omgeving van de [straatnaam] in Tilburg. Deze straat ligt haaks op de straat waar verdachte woont. Piraat is ook een bijnaam die gebruikt wordt voor mensen uit Eritrea en Somalië. Verdachte komt oorspronkelijk uit Eritrea. Ook is hij klein. Voorts is het telefoonnummer van verdachte aangetroffen in de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft dit nummer op 24 januari 2023 om 01:13 uur - dus tijdens de vrijheidsberoving van aangevers - opgeslagen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een van de vier verdachten is die zich die bewuste nacht in de Mercedes bevonden. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Uit de chatberichten en de gecoördineerde actie kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten samen een plan hebben gemaakt voor de vrijheidsbeneming en beroving van de aangevers. Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, waarbij eenieder een gelijkwaardige rol had in het geheel. Deze rollen waren inwisselbaar. Er is dan ook sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen te hebben vastgepakt en in een auto te hebben laten plaatsnemen en meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (gedurende de autorit) te hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen diens hoofd te hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te hebben gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij te hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] te hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] te hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] te hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben gezegd " als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en " dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
2.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 220 euro en een pashouder (inhoudende een ID-kaart en een ING Bankpas en een seizoenskaart Willem II en een heftruckcertificaat) en een iPhone 13 Pro Max en een Apple Watch, toebehorende aan [slachtoffer 1] en 210 euro en een rijbewijs en een Rabobank pinpas en een iPhone XR en een iPhone 8 en een horloge en twee jassen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen hebben vastgepakt en in een auto hebben laten plaatsnemen en hebben meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende de autorit hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen hun hoofd hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd "als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en "dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
3.
op 23 januari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ad
€ 500), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
4.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een (personen)auto (merk Mercedes, [kenteken 2] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel ( te weten een ontvreemde autosleutel);
5.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni BBM, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moet gedurende drie jaar een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden opgelegd, met bepaling dat per overtreding van deze maatregel twee weken hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer feiten komt, bepleit de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf ernstige feiten. Hij heeft met zijn drie medeverdachten de twee jonge aangevers van hun vrijheid en van hun geld en andere goederen beroofd. De aangevers zijn acht lange nachtelijke bedreigd met een vuurwapen en een mes, mishandeld en vernederd. Dit moet een verschrikkelijk angstige ervaring voor hen zijn geweest. Zij hebben urenlang in onzekerheid en angst geleefd. Beide aangevers konden het niet aan om de zitting zelf bij te wonen. Mevrouw [naam 3] van Slachtofferhulp Nederland heeft ter zitting toegelicht hoe groot de gevolgen zijn die de gebeurtenissen voor hen hebben gehad. Slachtoffers van dit soort geweld ondervinden vaak nog jarenlang de gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich daar blijkbaar niet om bekommerd, maar heeft alleen gedacht aan het geld en de spullen die hij kon buitmaken.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij al meerdere keren in verband met een diefstal met geweld is veroordeeld. De rechtbank weegt dit strafverzwarend mee.
De rechtbank vindt het patroon dat lijkt te ontstaan zorgelijk. Verdachte is nog jong en heeft al meerdere keren in detentie gezeten. Ter zitting leek de gehele situatie hem ook weinig te doen. Het is van belang, niet in de laatste plaats voor verdachte zelf, dat hij zijn leven een positieve wending geeft. Helaas ziet de rechtbank weinig signalen waaruit valt af te leiden dat verdachte dit zelf ook vindt. Zo heeft hij ter zitting blijk gegeven van een gebrek aan zelfinzicht en heeft hij geen openheid van zaken gegeven over zijn handelen. De rechtbank ziet dan ook geen enkele reden een deels voorwaardelijke straf met daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen. Het is aan verdachte om na zijn detentie te laten zien dat hij het patroon van crimineel gedrag kan doorbreken.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is.
De rechtbank ziet geen reden om de gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
Gebleken is dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn iPhone 13 Pro Max, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 3.236,24, bestaande uit € 236,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, voor
de feiten 1 tot en met 3.
[slachtoffer 2]
Ook is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn telefoons, een witte iPhone XR en zwarte iPhone 8, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 4.232,17, bestaande uit € 1.232,17 aan materiële schade en
€ 3.000,00 aan immateriële schade voor de feiten 1 tot en met 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
de feiten 1 tot en met 3 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade van respectievelijk € 236,24 en € 1.232,17 is voldoende onderbouwd en er is sprake van een causaal verband tussen deze schade en de bewezenverklaarde feiten.
Nu de rechtbank zal bepalen dat het onder [medeverdachte 3] in beslag genomen geldbedrag van € 450,00 moet worden geretourneerd aan de rechthebbenden, waarvan € 50,00 aan [slachtoffer 1] en € 400,00 aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank aan [slachtoffer 1] een bedrag toewijzen van € 186,24 en aan [slachtoffer 2] van € 832,17.
Immateriële schade
Immateriële schade is een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat beide benadeelde partijen lichamelijk letsel hebben opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden hebben de benadeelde partijen recht op vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte met zich brengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Gelet hierop en gelet op de context waarin de benadeelde partij het lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank vergoeding van € 3.000,00 voor iedere benadeelde partij billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 24 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, en andersom.

8.Voorlopige hechtenis

De verdediging heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, onder meer verzocht om bij vervroeging uitspraak te doen en de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
Gelet op de straf waartoe verdachte door de rechtbank wordt veroordeeld, zal de rechtbank dit verzoek afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 32 maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] van
€ 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman en mr. M.C.C. Joosen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2023.
Mr. Louwerse, mr. Van de Wetering en de griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.