ECLI:NL:RBZWB:2023:9192

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
02/041154-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van vrijheidsberoving, diefstal met geweld en wapenbezit door meerdere verdachten

Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij ernstige strafbare feiten, waaronder vrijheidsberoving en diefstal met geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 14 december 2023, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het samen met anderen beroven van twee slachtoffers van hun vrijheid en het stelen van hun goederen, waaronder geld en persoonlijke bezittingen, onder bedreiging van geweld met een vuurwapen en een mes. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten. De rechtbank achtte het medeplegen van de feiten bewezen, waarbij de verdachte een actieve rol had gespeeld in de gewelddadige overval. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 32 maanden, met aftrek van voorarrest, en bepaalde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade aan de benadeelde partijen, die ook schadevergoeding vorderden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en legde daarnaast een schadevergoedingsmaatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/041154-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg
raadsman mr. R. El Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter zitting van 14 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met anderen [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) van hun vrijheid heeft beroofd;
samen met anderen door geweld en bedreiging van geweld goederen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestolen;
samen met anderen een geldbedrag van [slachtoffer 1] heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
samen met anderen een auto van [slachtoffer 2] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of een valse sleutel;
samen met anderen een wapen van categorie III voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5. Het door verdachte geschetste alternatieve scenario acht de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 5. Het dossier bevat geen enkel objectief bewijsmiddel, waaruit blijkt dat verdachte daarbij betrokken is geweest.. Verdachte heeft een alternatieve lezing gegeven voorzijn aanwezigheid in de auto naar Antwerpen en deze alternatieve lezing vindt bevestiging in andere bewijsmiddelen in het dossier. Wat de Snapchatberichten betreft, voert de verdediging aan dat het account van verdachte door een ander is gebruikt.
Met betrekking tot feit 4 stelt de verdediging subsidiair dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs dat bij het plegen van dit feit sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Ook is er geen bewijs dat verdachte het voertuig heeft bestuurd.
Met betrekking tot feit 5 stelt de verdediging subsidiair dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs dat hij de feitelijke macht over het vuurwapen kon uitoefenen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangevers hebben verklaard dat zij rond 22:30 uur naar de Kapelmeesterlaan in Tilburg reden om, zo bleek later, lachgas af te leveren. Zij reden in de witte Mercedes Benz CLA 200 van [slachtoffer 2] . Toen aangevers op de locatie arriveerden, werden zij vrijwel direct door vier jongens benaderd. Eén van deze jongens had een revolver bij zich. Ook had één van de jongens een mes bij zich. Aangevers moesten plaatsnemen op de achterbank in de auto van [slachtoffer 2] . Aan weerskanten van hen zijn verdachten gaan zitten. Ook nam er een verdachte plaats op de bestuurdersstoel en één op de passagiersstoel. Vervolgens zijn ze gaan rijden, waarbij aangevers naar beneden moesten kijken. [slachtoffer 1] heeft verklaard meerdere keren te zijn geslagen met het vuurwapen, dat gedurende de rit van hand tot hand is gegaan. Ook zou door twee van de verdachten lachgas zijn gebruikt. De verdachten waren uit op geld. [slachtoffer 2] heeft gezegd dat hij geen bankpas bij zich had, waarna hij geld moest overmaken naar [slachtoffer 1] . Op enig moment is de auto gestopt en is de bestuurder uitgestapt om te pinnen met de pinpas van [slachtoffer 1] . Uit de verklaring van [slachtoffer 2] volgt dat de jongens vervolgens naar Oosterhout zijn gereden. [slachtoffer 2] moest zijn bankrekening laten zien, waarbij de verdachten erachter kwamen dat hij € 10.000,00 euro op zijn spaarrekening had staan. Ook werd hij gefouilleerd, waarbij toch zijn pinpas werd aangetroffen. [slachtoffer 2] moest uitstappen, waarna hij meerdere keren is geslagen en in een wurggreep gehouden door een persoon die een witte balaclava droeg. Verdachten hebben vervolgens overleg gevoerd, waarna twee van de verdachten werden opgehaald door een persoon in een Seat. Zij zouden gaan pinnen in België, omdat daar geen pinlimiet zou gelden. Twee van de verdachten bleven met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de auto, waarbij het vuurwapen werd overgegeven van één van de verdachten die naar België ging aan één van de verdachten die in de auto bleef. Aan aangevers werd duidelijk gemaakt dat zij zouden worden neergeschoten als zij weg zouden rennen. Na enkele uren is de auto, met daarin twee verdachten en aangevers teruggereden naar Tilburg, waarna in Tilburg Noord een van de verdachten is uitgestapt. Uiteindelijk werden aangevers door de laatst overgebleven verdachte rond 6:30 uur afgezet in de Reeshof in Tilburg. De laatst overgebleven verdachte, die het vuurwapen in Tilburg Noord van zijn uitgestapte medeverdachte had overgenomen, reed weg in de Mercedes. In totaal heeft de vrijheidsberoving ongeveer acht uur geduurd. De verdachten hebben momenten hiervan gefilmd op Snapchat.
De rechtbank oordeelt de verklaringen van aangevers betrouwbaar en zal uitgaan van de juistheid daarvan. Beide aangevers hebben afzonderlijk van elkaar over de kernpunten hetzelfde verklaard. Ook op detailniveau hebben zij grotendeels hetzelfde verklaard en waar zij zich iets niet herinnerden hebben zij dit ook gewoon gezegd. Daarbij zijn hun verklaringen consistent en gedetailleerd. De verklaringen vinden voorts bevestiging in objectieve gegevens, zoals het bij de aangevers geconstateerde letsel, de op de telefoon van een van de medeverdachten aangetroffen beelden van de situatie in de auto, de camerabeelden van de Kapelmeesterlaan, informatie over de met de Mercedes afgelegde route, beelden van de door een van de verdachten bij de bank opgenomen gelden, bankafschriften, de in de auto aangetroffen zaken en de bij een van de verdachten aangetroffen zaken, waaronder een wapen en contant geld.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat op 24 januari 2023 omstreeks 02:35 uur drie inzittenden van een Seat met Nederlands [kenteken 1] in Antwerpen zijn aangehouden. De inzittenden bleken [naam 1] en [verdachte] en [medeverdachte 1] te zijn. [medeverdachte 1] droeg een witte bivakmuts. Onder de in België aangehouden verdachten zijn vijf telefoons in beslag genomen, waarvan er twee van de aangevers bleken te zijn.
Voorts staat vast dat [medeverdachte 2] in de ochtend na de vrijheidsberoving in de nabijheid van de Mercedes van [slachtoffer 2] is geobserveerd en even later is aangehouden. Hij is gefouilleerd en daarbij zijn onder andere een vuurwapen, contanten en de sleutel van de Mercedes aangetroffen. In de Mercedes is een wegwerp lachgastank aangetroffen met daaraan vast een plastic tuitje. Op dit tuitje is DNA aangetroffen. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [medeverdachte 3] dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte een rol heeft gespeeld in het geheel en zo ja, hoe deze moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank stelt voorop dat de hiervoor genoemde aanwezigheid van verdachte in België in lijn is met de verklaring van aangevers dat twee van de vier personen die hen van hun vrijheid hadden beroofd en zich in de Mercedes bevonden ’s nachts door een Seat zijn opgehaald om naar België te gaan en aldaar geld van de rekening van aangevers te pinnen.
De rechtbank stelt vast dat het in ieder geval niet [naam 1] is geweest die bij de aangevers in de Mercedes heeft gezeten. [naam 1] heeft verschillende verklaringen afgelegd, waarbij hij wisselend heeft verklaard over wat hij wanneer heeft gedaan in de nacht van de vrijheidsberoving. Slechts één van deze verklaringen strookt met de overige bewijsmiddelen in het dossier. Dat is de verklaring waarbij [naam 1] heeft gezegd dat hij twee personen heeft opgehaald bij de Mercedes, kort in Breda is gestopt en daarna door is gereden naar Antwerpen. Een van deze personen betrof verdachte en de andere persoon betrof [medeverdachte 1] . Dit is de voornaam van medeverdachte [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] is uiteindelijk uitgestapt in Antwerpen om te gaan pinnen en had hierbij iets wits over zijn hoofd. Dit strookt niet alleen met de verklaring van aangever [slachtoffer 2] over een witte bivakmuts, maar ook met de bevindingen van de Belgische politie. Bovendien reed [naam 1] in een Seat, waarover ook [slachtoffer 2] heeft verklaard. De verklaring van [naam 1] komt ook overeen met de locatiegegevens van de telefoon van [naam 1] de bewuste avond/nacht. Gelet op het voorgaande, is de verklaring van verdachte die hij ter zitting heeft afgelegd over zijn reisbewegingen die avond/nacht onaannemelijk. Deze verklaring vindt geen steun in het dossier.
De betrokkenheid van verdachte bij de vrijheidsberoving vindt bevestiging in de berichten die verzonden zijn van het snapchataccount van verdachte, [gebruikersnaam 1] . Zo is vanaf dat account in de nacht van de vrijheidsberoving aan een andere persoon gevraagd of iemand een ‘Merrie’, straattaal voor Mercedes, wilde kopen. Ook zijn vanaf dat account voorafgaand aan de vrijheidsberoving berichten gestuurd naar het Snapchataccount ‘ [gebruikersnaam 2] ’, geïdentificeerd als het account van medeverdachte [medeverdachte 1] . De berichten houden in dat [medeverdachte 1] de berichtgever komt ophalen en dat hij nog iemand meeneemt. Hierbij zegt de berichtgever dat ze iemand gaan ‘racen’, straattaal voor ’rippen’, die gas verkoopt. Verder is vanaf dat account voorafgaande aan de vrijheidsbeneming een bericht gestuurd naar een account van een andere medeverdachte, [medeverdachte 3] , inhoudende dat [naam 2] ‘ready’ is met een ‘p’, welke p kan duiden op een wapen. Een en ander is precies wat er later die avond is gebeurd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat er meerdere personen gebruik maken van zijn Snapchataccount. Hij heeft echter nagelaten handen en voeten te geven aan deze verklaring. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt onaannemelijk dat een andere persoon dit gesprek heeft gevoerd met [medeverdachte 1] , maar dat het wel verdachte en [medeverdachte 1] zijn die later die avond samen worden aangehouden in Antwerpen.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte één van de vier personen is geweest die in de bewuste nacht in de Mercedes heeft gezeten. Daarom kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Uit de chatberichten en de gecoördineerde actie blijkt dat voor alle ten laste gelegde feiten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, waarbij eenieder een gelijkwaardige rol had in het geheel. Deze rollen waren inwisselbaar. Er is dan ook sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door tezamen en in vereniging met die anderen opzettelijk en wederrechtelijk
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen te hebben vastgepakt en in een auto te hebben laten plaatsnemen en meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (gedurende de autorit) te hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen diens hoofd te hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te hebben gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij te hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] te hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] te hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] te hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te hebben gezegd " als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en " dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
2.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 220 euro en een pashouder (inhoudende een ID-kaart en een ING Bankpas en een seizoenskaart Willem II en een heftruckcertificaat) en een iPhone 13 Pro Max en een Apple Watch, toebehorende aan [slachtoffer 1] en 210 euro en een rijbewijs en een Rabobank pinpas en een iPhone XR en een iPhone 8 en een horloge en twee jassen, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van een mes en een vuurwapen hebben vastgepakt en in een auto hebben laten plaatsnemen en hebben meegenomen/vervoerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gedurende de autorit hebben gedwongen naar beneden te kijken en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met een vuurwapen op/tegen hun hoofd hebben geslagen en langdurig een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gedrukt/gehouden/gericht en
- die [slachtoffer 2] gedurende lange tijd een mes in diens zij hebben gedrukt/geduwd/gehouden en een mes tegen de keel en wang van die [slachtoffer 2] hebben gehouden en
- die [slachtoffer 2] hebben geslagen en geschopt en met kracht een arm om de keel van die [slachtoffer 2] hebben geklemd/gehouden en tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd "als jullie weg proberen te gaan dan schiet ik jullie" en "dit is je laatste dag, je gaat dood, we willen geld" en "ik steek je, ik steek je" en "geen domme bewegingen want ik schiet gewoon";
3.
op 23 januari 2023 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag (ad
€ 500), dat aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd gebruik te maken van een pinpas en van een bijbehorende pincode, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ;
4.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een (personen)auto (merk Mercedes, [kenteken 2] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel ( te weten een ontvreemde autosleutel);
5.
omstreeks 24 januari 2023 te Tilburg en/of Rijen en/of Oosterhout, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Bruni BBM, kaliber .22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van revolver voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Ten behoeve van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moet gedurende drie jaar een contactverbod als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) worden opgelegd, met bepaling dat per overtreding van deze maatregel twee weken hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden. Deze maatregel moet dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meer feiten komt, bepleit de verdediging bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vijf ernstige feiten. Hij heeft met zijn drie medeverdachten de twee jonge aangevers van hun vrijheid en van hun geld en andere goederen beroofd. De aangevers zijn acht lange nachtelijke bedreigd met een vuurwapen en een mes, mishandeld en vernederd. Dit moet een verschrikkelijk angstige ervaring voor hen zijn geweest. Zij hebben urenlang in onzekerheid en angst geleefd. Beide aangevers konden het niet aan om de zitting zelf bij te wonen. Mevrouw [naam 3] van Slachtofferhulp Nederland heeft ter zitting toegelicht hoe groot de gevolgen zijn die de gebeurtenissen voor hen hebben gehad. Slachtoffers van dit soort geweld ondervinden vaak nog jarenlang de gevolgen daarvan. Verdachte heeft zich daar blijkbaar niet om bekommerd, maar heeft alleen gedacht aan het geld en de spullen die hij kon buitmaken.
Gelet op de aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal het volwassenenstrafrecht toepassen, gelet op de adviezen daartoe.
De rechtbank merkt op dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven. Ook heeft hij de feiten gepleegd terwijl nota bene zijn voorlopige hechtenis in een andere zaak was geschorst. Deze hield verband met een straatroof. Voor deze straatroof is verdachte inmiddels onherroepelijk veroordeeld. Verdachte lijkt in een steeds zwaardere vorm van criminaliteit af te glijden. Naar het oordeel van de rechtbank is het noodzakelijk dat verdachte die negatieve trend doorbreekt. Verdachte is nog jong en heeft voldoende kans om aan zichzelf te werken. De rechtbank hoopt dat hij dit tijdens en na zijn detentie ook gaat doen.
Alles overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 32 maanden, met aftrek, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

[slachtoffer 1]
Gebleken is dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zijn iPhone 13 Pro Max, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 3.236,24, bestaande uit € 236,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, voor
de feiten 1 tot en met 3.
[slachtoffer 2]
Ook is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn telefoons, een witte iPhone XR en zwarte iPhone 8, waarvoor hij aanvankelijk een vergoeding had gevorderd, onlangs heeft teruggekregen. De benadeelde partij vordert daarom – na vermindering van eis – een schadevergoeding van € 4.232,17, bestaande uit € 1.232,17 aan materiële schade en
€ 3.000,00 aan immateriële schade voor de feiten 1 tot en met 3.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
de feiten 1 tot en met 3 heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat verdachte verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden, indien er voldoende causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
Materiële schade
De door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gevorderde materiële schade van respectievelijk € 236,24 en € 1.232,17 is voldoende onderbouwd en er is sprake van een causaal verband tussen deze schade en de bewezenverklaarde feiten.
Nu de rechtbank zal bepalen dat het onder [medeverdachte 2] in beslag genomen geldbedrag van € 450,00 moet worden geretourneerd aan de rechthebbenden, waarvan € 50,00 aan [slachtoffer 1] en € 400,00 aan [slachtoffer 2] , zal de rechtbank aan [slachtoffer 1] een bedrag toewijzen van € 186,24 en aan [slachtoffer 2] van € 832,17.
Immateriële schade
Immateriële schade is een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat beide benadeelde partijen lichamelijk letsel hebben opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden hebben de benadeelde partijen recht op vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte met zich brengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Gelet hierop en gelet op de context waarin de benadeelde partij het lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank vergoeding van € 3.000,00 voor iedere benadeelde partij billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 24 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, en andersom.
Immateriële schade
Immateriële schade is een vergoeding voor het leed dat ontstaat door lichamelijk letsel en/of psychisch letsel, veroorzaakt door een ander. Vast staat dat beide benadeelde partijen lichamelijk letsel hebben opgelopen door het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Reeds om die reden hebben de benadeelde partijen recht op vergoeding van immateriële schade. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en de ernst van de normschendingen door verdachte met zich brengen dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde partijen zo voor de hand liggen, dat ook sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel. Gelet hierop en gelet op de context waarin de benadeelde partij het lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank vergoeding van € 3.000,00 voor iedere benadeelde partij billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 24 januari 2023.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal eveneens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover de bedragen door één of meer mededaders zijn betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57, 282, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en
beroofd houden;
feit 2: diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met
geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden of gemakkelijk te maken en om het bezit van het gestolene te
verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde
personen;
feit 3: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 32 maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1] van
€ 3.186,24, waarvan € 186,24 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] van
€ 3.832,17, waarvan € 832,17 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 52 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. M. van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman en mr. M.C.C. Joosen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 december 2023.
Mr. Louwerse, mr. Van de Wetering en de griffiers zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.