ECLI:NL:RBZWB:2023:9176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
c/02/416834 / je rk 23-2169
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging voorlopige ondertoezichtstelling en afwijzing verlenging machtiging uithuisplaatsing in een jeugdzorgzaak

Op 20 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van drie maanden, na een incident waarbij de minderjarige op school een joint had gerookt. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2023 werd de minderjarige gehoord, die aangaf graag naar huis te willen. De kinderrechter oordeelde dat er een ernstig vermoeden bestond van een ontwikkelingsbedreiging, maar dat de situatie inmiddels was verbeterd. De kinderrechter verlengde de voorlopige ondertoezichtstelling tot 7 maart 2024, maar wees de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing af, omdat de veiligheid van de minderjarige inmiddels beter gewaarborgd kon worden. De kinderrechter benadrukte het belang van een veiligheidsplan en samenwerking met hulpverlening voordat de minderjarige terug naar huis kan keren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/416834 / JE RK 23-2169
Datum uitspraak: 20 december 2023
Nadere beschikking van de kinderrechter over een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
hierna te noemen de Raad,
locatie Middelburg,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 in [geboorteplaats] , [land] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. drs. L. Verheuvel te Middelburg.
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zeeland,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Middelburg.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van 7 december 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de mail met bijlagen van mr. drs. Verheuvel van 19 december 2023.
1.2.
Op 20 december 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat en bijgestaan door een tolk in de Arabische taal, dhr. [naam] ;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI
.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover via Teams een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 7 december 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twee weken. Ook is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Op grond van de genoemde machtiging verblijft [minderjarige] op een bij de rechtbank bekende plek.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van drie maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van drie maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
[minderjarige] heeft tegen de kinderrechter verteld dat zij graag naar huis wil. Ze weet niet meer wat ze allemaal heeft gezegd op 7 december 2023, omdat zij toen onder invloed was. Voor dit incident op school was ze al twee keer geschorst om redenen waar zij niet over wil praten. Het ging een tijd niet zo goed omdat ze niet lekker in haar vel zat en snel boos was. School vond dat ze hulp moest krijgen en daarom zou ze op 8 december 2023 eigenlijk een gesprek hebben voor hulpverlening, maar dat is niet doorgegaan wegens de huidige situatie. Ze vindt het moeilijk om met iemand die ze niet kent te gaan praten over haar gevoelens. Als zij ergens mee zit dan praat ze met haar vader, die vertrouwt ze. Ze wil dan ook graag naar huis, of in ieder geval haar vader en broers en zus weer kunnen spreken en zien.
4.2.
De Raad heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd, in die zin dat de Raad nu verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing toe te wijzen voor de duur van een maand, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De voorlopige ondertoezichtstelling wordt voor de gevraagde duur gehandhaafd. De Raad vindt het heel belangrijk dat zorgvuldig wordt onderzocht of er een ontwikkelingsbedreiging is en dat er goed naar de mogelijkheden en het perspectief wordt gekeken. Op 7 december 2023 is er iets voorgevallen wat niet acceptabel is, maar wellicht is dit ook gerelateerd aan de cultuur van het gezin. Op dat moment was er zeker sprake van een ontwikkelingsbedreiging, maar onderzocht moet worden of de ontwikkelingsbedreiging voor langere periode geldt. [minderjarige] was op dat moment bang en heeft dingen gezegd, maar hiervan neemt ze nu een deel terug. De Raad wil [minderjarige] serieus nemen in haar wens om naar huis te gaan, maar dit moet wel op een veilige manier gebeuren. Het is belangrijk dat zij veilig is en dat vanuit die veiligheid onderzocht wordt wat er mogelijk is. Daarom wijzigt de Raad het verzoek zodat er binnen de komende maand contact kan plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] en dit contact geëvalueerd kan worden. Bezien moet worden of 7 december 2023 een incident is geweest dat onacceptabel maar eenmalig was, of dat er grotere zorgen zijn die weggenomen moeten worden. Hier is nu nog te weinig duidelijkheid over en vandaar dat gevraagd wordt om de machtiging tot uithuisplaatsing nog voor korte duur te verlengen en het resterende deel aan te houden.
4.3.
Namens de GI is naar voren gebracht dat er kennis is gemaakt met [minderjarige] , de vader en de broers en zus. Er zijn vragen gesteld aan de vader over signalen die de GI had ontvangen vanuit de school, daar waren de vader en broers zeer verbaasd over omdat zij zich hier niet in herkennen. Er is contact geweest met het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld en met de politie naar aanleiding van de zorgen over mogelijke eerwraak. De politie heeft zorgen geuit over het uithuwelijken van [minderjarige] in Jordanië. Dit komt onder andere door de uitspraak dat er tickets naar Jordanië klaar zouden liggen.
4.4.
Door en namens de vader is uitgelegd dat de vader volkomen in shock was toen hij op school hoorde dat [minderjarige] had geblowd. Hij was bang dat zij verslaafd zou raken en dat zij buiten bewustzijn zou raken. Vanuit die shock heeft hij inderdaad een klap gegeven. Hier had hij direct veel spijt van. [minderjarige] zit in een fase waarin zij verandert, een periode waar elk kind doorheen gaat. Zij had beloofd dat het klaar was, maar toen gebeurde dit. De zorgen over eerwraak en uithuwelijken zijn onterecht en er is ook niets wat hier op wijst. Als dit gezin uit Nederland zou komen, zouden deze beschuldigingen ook niet zijn gemaakt. De tickets naar Jordanië waren juist een cadeau voor [minderjarige] , iets wat zij graag wilde. Maar nu gaat het niet door omdat zij heeft geblowd. Het gezin heeft al erg veel meegemaakt en dit zorgt voor een andere dynamiek. De betrokkenheid van de gezinsleden (met name [broer] ) wordt nu al iets negatiefs gezien, terwijl de Raad dit in 2018 nog als helpend en ondersteunend zag. Hoewel de vader begrijpt dat er twee weken nodig waren voor het maken van een veiligheidsplan, is dit niet gebeurd en is er nog geen gesprek voorbereid tussen [minderjarige] en de vader. Het hele gezin wil dat [minderjarige] naar huis komt, inclusief [minderjarige] , en zij zijn bereid hier alles voor te doen. De vader is dan ook zeker bereid om mee te werken met de hulpverlening. Het enige wat er nu is, is die ene klap. Andere zorgen zijn niet voldoende onderbouwd. Het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing moet worden afgewezen. Mocht de kinderrechter daar niet in meegaan, dan verzoekt de vader om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing slechts toe te wijzen voor de duur van een maand. De vader refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van de voorlopige ondertoezichtstelling.

5.De beoordeling

5.1.
Bij beschikking van 7 december 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twee weken. Ook is bij deze beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden en dat moet de kinderrechter nog beoordelen. [minderjarige] , de vader, de Raad en de GI zijn inmiddels op 20 december 2023 gehoord en er zijn geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven tot een ander inhoudelijk oordeel ten aanzien van deze spoedbeslissing.
5.2.
De kinderrechter moet nu nog beslissen op het resterende deel van het verzoek, namelijk de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] tot 7 maart 2024.
5.3.
Op grond van de stukken en de mondelinge behandeling komt de kinderrechter tot het oordeel dat een ernstig vermoeden bestaat dat de grond voor een ondertoezichtstelling is vervuld (artikel 1:255 Burgerlijk Wetboek (BW)). Er is gebleken dat [minderjarige] een periode minder goed in haar vel zat, zoals zij het zelf heeft verwoord. Dit heeft geleid tot gedrag waardoor zij tot tweemaal toe is geschorst op school. Daarna heeft zich het incident voorgedaan van 7 december 2023, waarbij zij een joint heeft gerookt op school. Zij lijkt zich in een fase te bevinden waarin zij dingen uitprobeert en grenzen opzoekt. De manier waarop de vader hier op 7 december 2023 op heeft gereageerd is onacceptabel en hier zijn dan ook grote zorgen over. De kinderrechter begrijpt dat [minderjarige] eigenlijk op 8 december 2023 een gesprek had voor hulpverlening, maar dat dit door de situatie niet is doorgegaan. De kinderrechter vindt het belangrijk dat er wel hulpverlening betrokken raakt. Niet alleen voor [minderjarige] persoonlijk, om haar op een gezonde manier door de huidige fase te krijgen, maar ook voor de thuissituatie. Om de situatie te verbeteren en te zorgen dat een reactie van de vader zoals die van 7 december 2023 in de toekomst niet nogmaals voorkomt, is een vorm van opvoedondersteuning en een veiligheidsplan nodig. Het is belangrijk dat er duidelijke afspraken zijn die door iedereen gedragen worden en dat voor iedereen duidelijk is wat er gebeurt mocht het wel fout lopen. Om dit in werking te zetten is de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk. De voorlopige ondertoezichtstelling wordt daarom verlengd tot 7 maart 2024.
5.4.
De verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing vindt de kinderrechter niet noodzakelijk. De uithuisplaatsing was nodig op 7 december 2023, gelet op de situatie die toen is ontstaan waarbij de veiligheid van [minderjarige] niet gewaarborgd was. Inmiddels is er enige tijd verstreken en hebben zowel [minderjarige] als de familie tijd gehad om na te denken over de gang van zaken en ieders eigen handelen. De kinderrechter vindt het aannemelijk dat [minderjarige] die dag onder invloed was en om die reden in paniek bepaalde uitspraken heeft gedaan, waar zij op dit moment op terugkomt zonder dat zij in dat verband enige druk of enig contact vanuit het gezin heeft gehad. Op basis van het gesprek met [minderjarige] heeft de kinderrechter de indruk gekregen dat [minderjarige] open staat voor hulpverlening en ook beïnvloedbaar is door hulpverlening. Ook de vader heeft gesteld dat hij open staat voor hulpverlening en dit lijkt voort te komen uit intrinsieke motivatie. Het incident van 7 december 2023 was weliswaar op dat moment voldoende aanleiding om een vergaande maatregel als de machtiging uithuisplaatsing te verlenen, maar op dit moment is het incident op zichzelf staand onvoldoende om de uithuisplaatsing van [minderjarige] nog voor langere tijd te laten voortduren. Zowel [minderjarige] als de familie wil graag dat [minderjarige] terug naar huis kan keren. De kinderrechter gunt hen dit ook, maar de veiligheid van [minderjarige] moet wel geborgd worden. Er moet daarom een veiligheidsplan liggen met duidelijke afspraken voordat [minderjarige] terug naar huis kan keren. Dit plan moet in samenwerking met [minderjarige] en het gezin gemaakt worden. School en de politie moeten ook op de hoogte zijn van de inhoud van het veiligheidsplan. Om de gelegenheid te bieden dit plan op te stellen en zodoende duidelijke voorwaarden op te stellen op basis waarvan [minderjarige] terug naar huis kan keren, zal de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengen tot 23 december 2023. Het resterende deel van het verzoek zal worden afgewezen.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
verlengt de voorlopige ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 7 maart 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang tot 23 december 2023;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het resterende deel van het verzoek af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. Duinhof, rechter, tevens kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 27 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan, voor zover deze ziet op de machtiging tot uithuisplaatsing, worden ingesteld:
- door de verzoekers en de degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.