ECLI:NL:RBZWB:2023:9163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
02-233877-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrijfsinbraak gepleegd in vereniging met waardevolle buit, strafoplegging en schadevergoeding

Op 27 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 september 2023 samen met een ander een bedrijfsinbraak heeft gepleegd in Ulvenhout, gemeente Breda. De verdachte, die thans gedetineerd is, heeft tijdens de zitting op 13 december 2023 een bekennende verklaring afgelegd. De officier van justitie achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot het pand heeft verschaft door middel van braak en een grote hoeveelheid kleding heeft weggenomen, die toebehoorde aan een benadeelde partij.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de ernst van de feiten, in combinatie met het strafblad van de verdachte, een zwaardere straf rechtvaardigde. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partij, een B.V., in haar vordering tot schadevergoeding gedeeltelijk ontvankelijk verklaard. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 5.555,30 voor materiële schade, terwijl het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade, samen met zijn mededader. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-233877-23
vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. P.B. Spaargaren, advocaat te ‘s-Gravenhage

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 14 september 2023:
samen met een ander een bedrijfsinbraak heeft gepleegd, waarbij een grote hoeveelheid kleding is weggenomen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde bedrijfsinbraak wettig en overtuigend bewezen. Hij baseert zich daarbij onder andere op de bekennende verklaring die verdachte ter zitting heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte, het proces-verbaal bevindingen waarin wordt beschreven dat alle gestolen kleding wordt aangetroffen in een Audi RS3 en de ter zitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 14 september 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda, tezamen en in vereniging met een ander, een grote hoeveelheid kleding, die aan [benadeelde B.V.] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van
braak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest. Hij baseert deze eis onder meer op de richtlijn van het Openbaar Ministerie over ramkraken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de handelingen van verdachte en zijn medeverdachte als een bedrijfsinbraak dienen te worden gezien, niet als een ramkraak. Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) staat hier een gevangenisstraf van 10 weken op bij recidive. Dit zou nog wat ‘opgeplust’ kunnen worden. Voorgesteld wordt om een gevangenisstraf van 13 weken op te leggen, wat inhoudt dat een straf wordt opgelegd die gelijk is aan het voorarrest. De verdediging verzoekt om die reden ook om opheffing van de voorlopige hechtenis op grond van artikel 67a, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met een ander in de nachtelijke uren ingebroken in een kledingzaak en daarbij een grote hoeveelheid kleding buitgemaakt. De inbraak is gepaard gegaan met fors geweld tegen de toegangsdeur. Er is gebruik gemaakt van een hamer om de deur te forceren en er is tegen de deur en de glazen wand geschopt om het winkelpand te kunnen betreden. De handelingen van verdachten hebben zeer zware schade veroorzaakt aan de deur van het pand. Dit vond plaats pal naast de openbare weg. Eén van de verdachten droeg een bivakmuts en kort van te voren waren kentekenplaten van een auto gestolen. Deze kentekenplaten waren geplaatst op de auto die verdachten gebruikten en waar zij de gestolen kleding in gelegd hebben. Deze omstandigheden wijzen op een planmatige aanpak van deze bedrijfsinbraak. Deze inbraak heeft voor de ondernemer veel financiële schade en ongemak veroorzaakt. Ook voor omwonenden kunnen dergelijke feiten gevoelens van onveiligheid en onrust veroorzaken. Dit wordt verdachte dan ook aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad d.d. 7 november 2023 van verdachte. Uit dit strafblad blijkt dat hij al eerder veroordeeld is voor soortgelijke feiten. De rechtbank stelt vast dat hij ten tijde van het plegen van onderhavige feit, voorwaardelijk in vrijheid gesteld was na een forse veroordeling voor ernstige vermogensdelicten. De voorwaardelijke invrijheidstelling heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw een zwaar vermogensdelict te plegen.
Volgens de oriëntatiepunten van het LOVS past bij een bedrijfsinbraak (bij recidive) een gevangenisstraf van 10 weken. De rechtbank is echter van mening dat het feit qua uiterlijke verschijningsvorm (een grote hoeveelheid waardevolle goederen stelen, met grof geweld, aan de openbare weg en met veel schade aan het pand) qua ernst dicht tegen een ramkraak aan zit. Voor een ramkraak is het uitgangspunt 12 maanden gevangenisstraf. Gelet hierop en op het justitiële verleden van verdachte acht de rechtbank dan ook een gevangenisstraf van zeven maanden met aftrek van voorarrest op zijn plaats. Daarom wordt ook het verzoek van de verdediging om de voorlopige hechtenis op te heffen afgewezen.
Ter zitting heeft verdachte gezegd dat hij zijn verantwoordelijkheid wil nemen en geen strafbare feiten meer wil plegen. De rechtbank geeft verdachte mee dat dit een nobel streven is en zij hoopt dat hij dit ook gaat doen. Maar eerst moet afgerekend worden voor het feit dat verdachte heeft gepleegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde B.V.] , via [gemachtigde] , vordert een schadevergoeding van € 7.221,91.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard moet worden, nu de machtiging niet goed onderbouwd is. Volgens het uittreksel van de Kamer van Koophandel is de heer [naam 1] gevolmachtigde, maar deze machtiging is door ene [naam 2] aan de heer [gemachtigde] gegeven.
De verdediging heeft zich achter het standpunt van de officier van justitie geschaard.
De rechtbank stelt met de officier van justitie vast dat de machtiging niet terug te herleiden is tot de gevolmachtigde die op het uittreksel van de Kamer van Koophandel staat. Zij stelt echter ook vast dat de naam van de heer [gemachtigde] door [aangever] in de aangifte is genoemd. Hij was als projectdirecteur ter plaatse bij het bedrijfspand van [benadeelde B.V.] meteen na de bedrijfsinbraak. Dit in combinatie met de schriftelijke machtiging op briefpapier van het bedrijf van [benadeelde B.V.] en een stempel van [benadeelde B.V.] op de vordering benadeelde partij maakt dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende vaststaat dat de heer [gemachtigde] de vordering namens de benadeelde partij kon indienen. De benadeelde partij is dan ook ontvankelijk in haar vordering.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 5.555,30 aan materiële schade (€ 509,00 reparatie voordeur en € 5.046,30 glasschade). Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. De rechtbank zal niet de BTW toewijzen (die kan het bedrijf namelijk aftrekken van de belasting) en ook niet de post beredderingskosten ‘s nachts van € 500,- (dit bedrag wordt enkel gesteld, maar niet nader onderbouwd). Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde B.V.]van
€ 5.555,30aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde B.V.],
€ 5.555,30te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 14 september 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
62 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M. Breeman en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 december 2023.
De griffier en mr. Breeman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.