ECLI:NL:RBZWB:2023:916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
02/167063-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van drugs, wapen en munitie met bewijsbeoordeling en strafoplegging

Op 14 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van drugs en wapens. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 31 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte het voorhanden hebben van 48 gram cocaïne, 2515,1 gram hennep, een machinepistool, een alarm-/startpistool en vijf kogelpatronen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op 4 juli 2022 in de woning aan de [adres 2] in Tilburg aanwezig was, wetenschap had van de aanwezige goederen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voor langere tijd in de woning verbleef en dat de goederen zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de feiten 1 en 2, maar sprak hem vrij van het onderdeel medeplegen en het bezit van het machinepistool, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hiervan op de hoogte was.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 7 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meebracht dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen persoonlijke omstandigheden had aangevoerd die in zijn voordeel konden worden meegewogen. Daarnaast werd de voorlopige hechtenis opgeheven en werd bepaald welke in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven en welke onttrokken aan het verkeer werden verklaard. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/167063-22
vonnis van de meervoudige kamer van 14 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op [adres 1]
raadsman mr. G.J.P.M. Mooren, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 31 januari 2023, waarbij de officier
van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met één of meer anderen of alleen:
48 gram van een materiaal bevattende cocaïne voorhanden heeft gehad;
2515,1 gram hennep voorhanden heeft gehad;
een machinepistool, een alarm-/startpistool en vijf kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 3. Het dossier bevat voldoende aanknopingspunten om te kunnen concluderen dat verdachte in de woning verbleef en dat hij wist dat de in de tenlastelegging genoemde goederen zich in de woning bevonden. Niet bewezen kan worden dat verdachte deze feiten samen met één of meer anderen heeft gepleegd, zodat de officier van justitie partieel vrijspraak vordert van het onderdeel medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat op grond van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte wist of zich bewust was van de aanwezigheid van de tenlastegelegde en in de woning aangetroffen goederen. Het dossier bevat ook geen technisch bewijs op grond waarvan de goederen aan verdachte kunnen worden gekoppeld. De verdediging bepleit daarom integrale vrijspraak van de ten laste gelegde feiten 1 tot en met 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Niet ter discussie staat dat op 4 juli 2022 in de woning aan de [adres 2] in Tilburg tijdens een doorzoeking de in de tenlastelegging onder 1 tot en met 3 genoemde cocaïne, hennep, wapens en munitie zijn aangetroffen. Dit is door de verdediging ook niet betwist.
De rechtbank gaat ervan uit dat een persoon die in een woning verblijft wetenschap heeft van de daar aanwezige goederen en dat deze goederen zich ook in zijn machtssfeer bevinden, tenzij er omstandigheden aannemelijk zijn geworden waaruit voortvloeit dat dit in dit geval anders is.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens de doorzoeking op 4 juli 2022 als enige in genoemde woning aanwezig was en dat de persoon die op het adres stond ingeschreven, [naam] , voor een onbekende periode in het buitenland verbleef. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte om gebruik te kunnen maken van de woning in het bezit van de sleutel moet zijn geweest.
Verder blijkt dat verdachte gebruik maakte van de slaapkamer aan de voorzijde van de woning en tijdelijk in de woonkamer sliep, omdat zijn bed kapot was.
Uit deze feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte voor langere tijd zijn - min of meer - permanente verblijf had in de woning. Het enkele feit dat verdachte niet op dit adres, maar op het [adres 1] in Tilburg stond ingeschreven leidt niet tot een ander oordeel. Temeer, omdat uit de verklaring van één van de broers van verdachte blijkt dat verdachte op het [adres 1] niet vaak aanwezig was.
Op de salontafel in de woonkamer, waar verdachte tijdelijk sliep, lag een kleine hoeveelheid hennep in het zicht van verdachte. Het alarm-/startpistool en de vijf kogelpatronen lagen in de slaapkamer waar verdachte doorgaans sliep. Een grote hoeveelheid van de hennep en de cocaïne lag weliswaar uit het directe zicht van verdachte, maar niet op een voor hem verborgen plek. De plaatsen waar de goederen werden aangetroffen waren vrij toegankelijk voor verdachte. Het feit dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een wapen onder het tv-meubel in de woonkamer, vormt voor de rechtbank een verdere bevestiging voor de wetenschap van verdachte welke goederen in de woning lagen. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het feit dat er op de telefoon van verdachte veel foto’s en video’s zijn aangetroffen van drugs en wapens en communicatie over hennep. Daar komt bij dat het telefoonnummer van de telefoon van verdachte, die op de bank in de woonkamer is aangetroffen en waarin voormelde video’s, foto’s en communicatie stonden, overeenkomt met het telefoonnummer dat genoemd wordt in de melding, die aanleiding was voor de doorzoeking, dat er op de [adres 2] drugs werd gedeald en wapens aanwezig waren.
Verdachte heeft geen enkele verklaring gegeven voor de aanwezigheid van wapens en drugs in de woning en zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 en 2 en het ten laste gelegde feit 3 voor zover dit betrekking heeft op het alarm-/startpistool en de vijf kogelpatronen.
Anders dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot een ander oordeel voor wat betreft het onder feit 3 genoemde machinepistool, omdat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor de conclusie dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit vuurwapen en daarover de beschikkingsmacht had. Niet kan worden bewezen dat dit vuurwapen op een voor verdachte vrij toegankelijke plaats is aangetroffen. Dit wapen lag niet in de woning, maar in een aparte bij de woning behorende berging, enkele verdiepingen lager, op de begane grond. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in het bezit was van een sleutel van de berging noch dat de sleutel van de woning dezelfde sleutel als die van de berging betrof. Het dossier bevat ook geen technisch bewijs - zoals DNA of vingerafdrukken - op grond waarvan dit wapen aan verdachte kan worden gekoppeld. Daarom wordt verdachte hiervan partieel vrijgesproken.
Voorts wordt verdachte partieel vrijgesproken van het onderdeel medeplegen ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3, omdat het dossier hiervoor geen bewijs bevat.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 4 juli 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) 148 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
op 4 juli 2022 te Tilburg opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) 2515,1 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
op 4 juli 2022 te Tilburg,
- een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarm- c.q. startpistool, van het merk Bruni, type 315 auto, kaliber 8 mm K en
- munitie in de zin van artikel 1, onder 4, van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2, lid 2, van die wet, van de categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen, van het merk Sellier & Bellot, kaliber 9 mm Browning Corto (9xl7mm) voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de tijd
die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie heeft hierbij acht geslagen op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie, waarbij zij uitgaat van 7 maanden voor de drugs en 13 maanden voor de wapens.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van 148 gram cocaïne en 2515,1 gram hennep. Verdovende middelen, met name cocaïne, leveren een gevaar op voor de volksgezondheid, omdat die stoffen sterk verslavend werken.
Verder heeft verdachte opzettelijk een alarm-/startpistool en vijf kogelpatronen voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van wapens en munitie is vanwege de bedreiging die daarvan voor de veiligheid van anderen uitgaat maatschappelijk onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2022. Hieruit leidt de rechtbank onder meer af dat verdachte op 24 juni 2020 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch ook al voor - onder meer - wapenbezit is veroordeeld tot betaling van een geldboete. Daarnaast is verdachte op 20 augustus 2019 door deze rechtbank veroordeeld tot een taakstraf wegens een Opiumwetdelict.
Volgens de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor het voorhanden hebben van 100 tot 150 gram cocaïne een taakstraf van 240 uren als uitgangspunt en voor het voorhanden hebben van een hoeveelheid hennep van 2500 tot 5000 gram een taakstraf van 180 uren. Voor het voorhanden hebben van een alarm- startpistool en kogelpatronen van categorie III wordt de oplegging van een geldboete als uitgangspunt gehanteerd. Deze straffen gelden voor een first offender. Recidive ter zake van soortgelijke feiten geldt als strafvermeerderende factor.
Gelet op het feit dat verdachte binnen een periode van vijf jaar al eerder is veroordeeld voor een Opiumwetdelict en een delict op grond van de Wet wapens en munitie, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij komt dat verdachte geen (persoonlijke) omstandigheden naar voren heeft gebracht, die de rechtbank in het voordeel van verdachte mee zou kunnen wegen.
Nu de rechtbank tot een mindere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank ook tot een lagere strafoplegging dan is geëist. Alles tegen elkaar afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De voorlopige hechtenis

De verdediging heeft in het kader van de door haar bepleite vrijspraak verzocht om de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. Gelet op het voorgaande wordt dit verzoek afgewezen.
Nu door de verdediging geen persoonlijke belangen van verdachte naar voren zijn gebracht op grond waarvan de schorsing van de voorlopige hechtenis nog langer zou moeten voortduren en artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering niet aan de orde is, zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
- 2500 EUR, goednummer G2478626;
- 1 STK GSM, kleur zwart, merk Samsung, goednummer G2478668;
- 3 STK bankbescheiden, goednummer G2478674.
De officier van justitie heeft weliswaar de verbeurdverklaring van de telefoon van verdachte gevorderd, omdat deze in haar optiek zodanig is verweven met de feiten, maar de rechtbank is van oordeel dat de telefoon hiervoor niet in aanmerking komt. In deze telefoon bevinden zich weliswaar aanwijzingen dat er sprake is van handel in drugs en wapens, maar hiervoor bevat het dossier geen bewijs. Dit is overigens ook niet aan verdachte ten laste gelegd en de bewezenverklaarde feiten (het voorhanden hebben) zijn niet begaan of voorbereid met behulp van deze telefoon.
8.2
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu de feiten zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen of deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang:
- 2515,1 gram Hennep, goednummer G2478723;
- 40 STK medicijn, goednummer G2478663;
- 148 gram cocaïne, goednummer G2478712;
- 191,5 gram verdovende middelen, goednummer G2478714;
- 250 STK medicijn, merk Sildamax, goednummer G2478659;
- 1 STK wapen, merk Ero, goednummer G2478590.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zeven maanden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 2500 EUR, goednummer G2478626;
- 1 STK GSM, kleur zwart, merk Samsung, goednummer G2478668;
- 3 STK bankbescheiden, goednummer G2478674.
- verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- 2515,1 gram Hennep, goednummer G2478723;
- 40 STK medicijn, goednummer G2478663;
- 148 gram cocaïne, goednummer G2478712;
- 191,5 gram verdovende middelen, goednummer G2478714;
- 250 STK medicijn, merk Sildamax, goednummer G2478659;
- 1 STK wapen, merk Ero, goednummer G2478590;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. M. Breeman, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 februari 2023.