In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, dat in strijd zou zijn met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank verwijst naar een eerdere tussenuitspraak van 12 juli 2023, waarin verweerder de gelegenheid was geboden om gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter aangegeven geen gebruik te maken van deze mogelijkheid, waardoor de rechtbank het onderzoek heeft gesloten zonder nadere zitting.
De rechtbank heeft in haar beoordeling bevestigd dat het bestreden besluit niet voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en motivatie, met name in relatie tot de doelstellingen van artikel 2.1 van de Waterwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft onderzocht of de vastgestelde voorschriften, onder de huidige omstandigheden, zullen leiden tot significante schade aan de natuurwaarden van de waterwinbossen. Aangezien verweerder de gebreken niet heeft hersteld, heeft de rechtbank besloten het bestreden besluit te vernietigen en verweerder op te dragen binnen zes maanden een nieuw besluit te nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank heeft een termijn van zes maanden gesteld voor het nemen van een nieuw besluit, te rekenen vanaf de dag dat de uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen.