ECLI:NL:RBZWB:2023:9098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
C/02/415549 JE RK 23-1932
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2023 een beschikking gegeven over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige 1]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI) om de contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] tijdelijk stop te zetten. De moeder, die recentelijk is verhuisd naar België, heeft haar woonadres niet tijdig aan de betrokken instanties doorgegeven, wat heeft geleid tot zorgen over de veiligheid en stabiliteit van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige 1] voorlopig beperkt blijven tot eens in de twee weken op zaterdag van 10:00 tot 18:00 uur in Nederland. De moeder mag [minderjarige 1] niet meenemen naar het buitenland zonder toestemming van de vader of de rechtbank. De kinderrechter heeft de beslissing genomen in het belang van [minderjarige 1], die al eerder met problemen te maken heeft gehad, en heeft de GI opgedragen om de situatie van de moeder en de impact op [minderjarige 1] verder te onderzoeken. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken bij de zaak en zal eind december 2023 rapporteren over de situatie. De ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] eindigt op 15 januari 2024, en de rechtbank streeft ernaar om voor die datum de lopende zaken te behandelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415549 JE RK 23-1932
Datum mondelinge uitspraak: 15 november 2023
Datum schriftelijke uitspraak: 27 november 2023
beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Tilburg,
hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling),
over
[minderjarige 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2015.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. E.M.A. Leijser,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.G.J. van Kerkhof.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank in deze zaak van
2 november 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op
15 november 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder en haar advocaat;
  • de vader en zijn advocaat;
  • een vertegenwoordigster van de Raad;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] woont bij de vader.
Bij mondelinge beslissing van 11 juli 2023, schriftelijk bevestigd op 25 juli 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] verlengd met ingang van 15 juli 2023 tot 15 januari 2024.
Bij beschikking van 14 september 2022 in de zaak met het kenmerk C/02/399767 / JE RK 22-1264 is onder meer bepaald als (minimale) contactregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] dat zij gerechtigd zijn tot contact met elkaar éénmaal per twee weken van vrijdag na school tot dinsdag naar school.

3.Het (resterend) verzoek

Bij beschikking in de onderhavige zaak van 2 november 2023 is bepaald - onder wijziging van de beschikking van 14 september 2022 - dat het eerstvolgende omgangsmoment en de daaropvolgende omgangsmomenten tussen de moeder en de minderjarige [minderjarige 1] worden stopgezet voor de duur van twee weken. In die periode dient [minderjarige 1] haar moeder te kunnen blijven zien, op de zaterdag om de twee weken van 10.00 uur tot 18.00 uur in Nederland. De moeder mag [minderjarige 1] dan niet meenemen naar het buitenland zonder de toestemming van de vader of zonder vervangende toestemming van de rechtbank. Het ophalen en brengen gebeurt op het adres van oma moederszijde in [plaats 1] .
De behandeling van het verzoek van de GI tot het stopzetten van de contactmomenten voor de nog resterende duur van tien weken, waarna hervatting en invulling daarvan wordt overgelaten aan de GI en afhankelijk zijn van de uitkomsten van het onderzoek (gezag en omgang) door de Raad, is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling op
15 november 2023.

4.Het standpunt van de verzoeker

Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI schriftelijk samengevat het navolgende aangevoerd.
In de maand oktober 2023 krijgt de GI van de vader veelvuldig te horen dat [minderjarige 1] onrustig is, belast is met eczeem en vaak in haar bed plast. Ook de speltherapeut
stelt vast dat [minderjarige 1] zoekende is naar haar plek, dit wordt verklaard doordat er een nieuwe partner in het leven is van de moeder en [minderjarige 1] en zij daarom aan de nieuwe dynamiek moet wennen. Wanneer de vader daarover per e-mail contact zoekt met de moeder
geeft zij daarop geen reactie. Al eerder heeft de jeugdbeschermer aangegeven graag bij de moeder op huisbezoek te komen op een moment dat [minderjarige 1] bij haar is. De moeder gaf daarop aan dit niet te willen, omdat dit haar de vorige keer niet bevallen is. Wel stond zij toe dat de jeugdbeschermer bij opa en oma langs zouden komen voor een bezoek. De jeugd-beschermer heeft vervolgens uitgelegd dat dit onvoldoende is, aangezien het van belang is dat zicht wordt verkregen op [minderjarige 1] . De jeugdbeschermer heeft daaropvolgend diverse pogingen ondernomen om via e-mail en telefonisch contact tot een afspraak met de moeder te komen, echter zonder resultaat. Daarop liet de vader aan de jeugdbeschermer weten dat hij online had gezien dat de woning van de moeder leeg stond en op een site van een woningbouwcoöperatie aangeboden werd. Uit een telefonisch contact van de jeugdbeschermer met de moeder bleek vervolgens dat zij inmiddels zes maanden elders woont samen met haar nieuwe partner. De moeder gaf aan alle direct betrokkenen, waaronder de vader en de GI daarover te hebben geïnformeerd. Dit bleek echter niet te kloppen.
Uit navraag bij de woningbouwcoöperatie blijkt dat de woning van de moeder op
3 oktober 2023 is ontruimd. De moeder heeft meerdere kansen gekregen om dit te voorkomen, waarvan door haar geen gebruik is gemaakt. De moeder betwist het door de woningbouwcoöperatie gestelde en zij deelt mede dat zij met haar partner samenwoont te [plaats 2] , België. De advocaat van de moeder bericht daarover aan de jeugdbeschermer dat de moeder feitelijk bij haar partner op een camping in België verblijft. De moeder laat weten uitsluitend bereid te zijn de jeugdbescherming inzicht te geven in haar verblijfplaats onder toeziend oog van haar advocaat. De GI deelt vervolgens mede aan de advocaat van de moeder dat als er niet vóór 2 november 2023 een bezoek plaats heeft kunnen vinden - en dus geen inschatting is kunnen maken van de nieuwe situatie van de moeder - de GI niets anders rest dan de rechtbank te verzoeken de omgang tussen haar en [minderjarige 1] tijdelijk stop te zetten. Daarop zegt de advocaat van de moeder toe tijdig met een reactie te zullen komen met tevens een voorstel voor een huisbezoek op een ander moment. Er volgt echter geen reactie binnen de gestelde termijn.
Op 1 november 2023 laat de jeugdbeschermer aan de moeder per e-mail weten alsnog op
2 november 2023 bij haar te willen langskomen op de camping in [plaats 2] . Daarop wordt door haar advocaat bericht dat dit niet mogelijk is wegens een ziekenhuisbezoek van de moeder. Er wordt geen voorstel voor een ander moment gedaan. Op diezelfde datum belt de jeugdbeschermer met de advocaat van de moeder om te bezien of er andere mogelijkheden zijn om tot een bezoekafspraak te komen. Dit blijkt niet het geval. Ook wordt op twee door de jeugdbeschermer voorgestelde alternatieve tijdstippen voor een bezoek geen reactie meer van de advocaat of van de moeder ontvangen.
Op grond van de hiervóór beschreven omstandigheden ziet de GI zich genoodzaakt de kinderrechter te verzoeken om met spoed de contactregeling tussen [minderjarige 1] en de moeder in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedtaken tijdelijk te stoppen. Er zijn ernstige zorgen, in de eerste plaats rekening houdend met de belasting voor [minderjarige 1] als gevolg van de abrupt gewijzigde omstandigheden van de moeder. De GI is geheel onbekend met de actuele woon- dan wel verblijfssituatie van de moeder in België en kan daardoor niet beoordelen of/in hoeverre die situatie voor [minderjarige 1] voldoende veilig is. Er zijn bovendien zorgen over de psychische gezondheid van de moeder. Aangenomen wordt dat zij een stressvolle periode doormaakt, nu zij recent uit haar woning is gezet, zij kampt met financiële problematiek en er geen persoonlijke hulpverlening is die haar kan ondersteunen. Daarbij komt dat er een zorgmelding is gedaan ten aanzien van haar jongere dochter
[minderjarige 2] en heeft Veilig Thuis aan de GI gevraagd ten behoeve van haar een melding te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming voor een beschermingsonderzoek.
De GI is van opvatting dat [minderjarige 1] niet gedurende lange periodes blootgesteld mag worden aan onrust, onduidelijkheid en stress in de situatie bij de moeder. Daarom wil zij het contact tussen [minderjarige 1] en de moeder beperken tot eens in de twee weken op zaterdag van 10.00 - 18.00 in Nederland. Zo kan [minderjarige 1] haar moeder en zusje blijven zien, zijn zij in de gelegenheid om samen wat leuks te ondernemen en wordt de belasting van de situatie voor [minderjarige 1] voor een deel beperkt.
Namens de GI is mondeling - aanvullend - aangegeven dat de jeugdbeschermer intussen in de gelegenheid is geweest het huidige verblijfadres van de moeder op een camping in België te bezichtigen. Daaruit is gebleken dat de moeder met haar partner in een chalet verblijft, dat over twee slaapkamers beschikt. Uit de informatie die van de moeder is verkregen, is echter niet concreet geworden waar [minderjarige 1] tijdens contactmomenten en eventuele overnachtingen feitelijk zal (kunnen) verblijven en/of gedurende die momenten ook het kind van de partner van de moeder dan in de chaletwoning aanwezig zal zijn. Inmiddels blijkt uit de uitlatingen van [minderjarige 1] dat, hoewel zij niet langer een ‘geheim’ met zich draagt, zij veel moeite heeft met de plotseling gewijzigde woonsituatie van haar moeder. Deze onverwachte verandering heeft ervoor gezorgd dat zij geen afscheid van de woning heeft kunnen nemen. Ook wordt door haar zeer betreurd dat daardoor het contact met haar voormalige buurmeisje is gestopt.
De moeder is gevraagd naar haar ervaringen met betrekking tot door de vader geuite klachten over onder meer bedplassen door [minderjarige 1] . Hierop is van de moeder geen reactie ontvangen. Voorts wijst de GI erop dat in het afzonderlijke bodemgeschil tussen de ouders ex artikel 223 Rv respectievelijk artikel 1:253a BW met de kenmerken C/02/409588/ FA RK 23-2283 (bodemprocedure) C/02/409595 / FA RK 23-2286 (provisioneel verzoek) door de Raad onderzoek wordt verricht. De GI realiseert zich dat [minderjarige 1] gerechtigd is tot contact met haar moeder en ook met haar grootouders moederszijde. In het belang van [minderjarige 1] moet echter worden voorkomen dat, zo lang er nog teveel onduidelijkheden zijn, het contact te snel wordt uitgebreid en dit vervolgens moet worden teruggedraaid. Alle genoemde factoren en omstandigheden maken dat het contact voorlopig beperkt dient te blijven tussen alleen [minderjarige 1] en de moeder op zaterdag eens per twee weken van 10.00 uur tot 18.00 uur in Nederland. In dat verband is als optie een uitgebreider contact tussen [minderjarige 1] en de moeder gecombineerd met het contact bij haar grootouders moederszijde overwogen. Echter geldt dat ook de grootouders geen/onvoldoende openheid van zaken hebben gegeven over de plotseling gewijzigde omstandigheden van de moeder. Dit heeft ervoor gezorgd dat zij geen neutrale positie in het geheel vervullen en [minderjarige 1] in die situatie klem is geraakt. Gesprekken tussen de vader en de grootouders hebben daarin geen verandering kunnen brengen. Bovendien heeft de ervaring geleerd dat, wanneer de moeder aansloot bij contactmomenten tussen [minderjarige 1] en de grootouders, dit voor onrust zorgde bij [minderjarige 1] . Ook moet worden bedacht dat contact van [minderjarige 1] met de moeder in de weekenden beperkt dient te zijn, nu dit ook consequenties heeft voor de contactmomenten van haar in de weekenden met de vader. De GI kiest daarom in [minderjarige 1] ’s belang nu voor rust en veiligheid en blijft zij bij haar verzoek, in afwachting van het advies van de Raad over een contactregeling.

5.De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de vader is samengevat aangevoerd dat de vader in de eerste plaats geheel onverwacht en daarop niet voorbereid met de verhuizing van de moeder werd geconfronteerd. Op grond van de hem vervolgens bekend geworden gegevens stelt de vader dat de moeder in een situatie is geraakt waarin zij feitelijk dakloos is. Dit is door de vader als zeer ingrijpend ervaren, maar heeft met name voor [minderjarige 1] verstrekkende gevolgen gehad, nu deze gebeurtenis voor haar traumatiserend heeft gewerkt.
In dat verband wijst hij er op dat [minderjarige 1] nog betrekkelijk recent zorgelijk gedrag waaronder bedplassen heeft vertoond. Ook laat zij blijken nog te kampen met gevoelens van boosheid jegens de moeder. Verder is de vader, gelet op het beeld dat er in zijn algemeen-heid bestaat van het soort camping waar de moeder thans verblijft, er niet gerust op dat de veiligheid van [minderjarige 1] daar voldoende gewaarborgd. Het is voor de vader niet mogelijk gebleken om te verifiëren of/in hoeverre er van veiligheidsrisico’s sprake is, nu de moeder niet op de vragen die hij per email stelt reageert. Uit oogpunt van de bescherming van [minderjarige 1] ’s belangen en veiligheid kan de vader er niet mee instemmen dat er contact tussen haar en de moeder in België plaatsvindt. De vader is het met het verzoek van de GI eens.
Door en namens de moeder is samengevat aangevoerd dat door de GI een onjuiste weergave wordt gegeven over de totstandkoming van de afspraak van het bezoek in België. De GI doet voorkomen dat er door/namens de moeder geen tegenvoorstel voor een andere bezoekafspraak is gedaan. Dit is wel het geval. Namens de moeder is per e-mailbericht de GI een voorstel gedaan voor een afspraak op 6 november 2023. De GI hield echter vast aan de bezoekafspraak van 2 november 2023. De moeder stond dus open voor een huisbezoek. Zij betwist daarbij dat zij de GI niet of althans onvolledig heeft ingelicht over de situatie bij haar thuis. Zij heeft de jeugdbeschermer medegedeeld dat, als het kind van haar partner aanwezig is, dit kind in een aparte slaapruimte overnacht. De moeder erkent dat er onverwachts een zorgelijke situatie is ontstaan, maar zij heeft een bewuste keuze gemaakt met een huisuitzetting tot gevolg. De moeder beschikt in haar huidige accommodatie in België over alle zaken die uit oogpunt van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] nodig zijn. Verder wekt de GI ten onrechte de indruk dat de moeder zou kampen met psychische problematiek. De moeder voelt zich met name onmachtig vanwege het feit dat zij [minderjarige 1] momenteel veel te weinig ziet en zij haar dochter erg mist. Tenslotte geldt dat achterstallige rekeningen intussen zijn voldaan en er daarom geen sprake meer is van schuldenproblematiek. De door de vader waargenomen zorgsignalen bij [minderjarige 1] zoals bedplassen worden door de moeder niet als zodanig herkend. Er is daarom in de visie van de moeder geen enkele aanleiding voor het stopzetten van het contact in afwachting van een door de Raad uit te brengen advies. Verder verbaast het de moeder dat er alsnog een zorgmelding is gedaan ten aanzien van haar jongere dochter [minderjarige 2] , nu eerder door de betrokken instanties onafhankelijk van elkaar is verklaard dat er geen zorgen waren over haar zorg- en opvoedsituatie en daarom de dossiers werden gesloten.
Voor zover dit alles er niet of onvoldoende van mocht overtuigen dat de veiligheid van [minderjarige 1] in de huidige situatie van de moeder gewaarborgd is, stelt de moeder voor de thans geldende contactregeling aldus uit te voeren, dat het contact tussen haar en [minderjarige 1] plaatsvindt gecombineerd met de momenten waarop zij voor contact bij de grootouders moederszijde is. Vaststaat dat [minderjarige 1] bij de grootouders een veilige omgeving heeft. Het onderhavige verzoek van de GI dient te worden afgewezen.

6.Het standpunt van de Raad

Namens de Raad is naar voren gebracht dat het onderzoek in de bodemzaak naar verwachting eind december 2023 zal zijn afgerond. Op basis van de voorlopige bevindingen deelt de Raad de zorgen zoals beschreven in het onderhavige verzoek van de GI. In de visie van de Raad laat de moeder zien dat zij niet of althans onvoldoende de ernst inziet van de ontstane zorgelijke situatie naar aanleiding van de huisuitzetting en de noodzaak die daarin door de GI werd gezien om een verzoek tot wijziging van de zorg/contactregeling in te dienen. Voorts wordt bevestigd dat ten aanzien van het zusje [minderjarige 2] er een zorgmelding bij de Raad is gedaan. Los van al het voorgaande acht de Raad het in het belang van [minderjarige 1] , dat er voorlopig in Nederland tussen haar en de moeder wekelijks fysiek contact kan blijven plaatsvinden, waarbij overnachtingen vooralsnog achterwege blijven. Het is aan de jeugdbeschermer van de GI om te inventariseren wat daarvoor de beschikbare (praktische) mogelijkheden zijn en daarbij mede de grootouders te betrekken.

7.De beoordeling

Op grond van het eerste lid van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter moet dus in dit concrete geval beoordelen of het in het belang van [minderjarige 1] noodzakelijk is dat de geldende regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ook voor de resterend verzochte periode wordt gewijzigd, als door de GI verzocht.
Mondelinge uitspraak
In afwachting van de schriftelijke uitspraak heeft de kinderrechter mondeling bepaald dat de bij de beschikking van 2 november 2023 vastgestelde contactregeling gedurende een periode van twee weken, te rekenen vanaf 15 november 2023 dient te worden verlengd.
Schriftelijke uitspraak
De kinderrechter overweegt als volgt.
Onweersproken is komen vast te staan dat de door de moeder aanvankelijk bewoonde woning per 3 oktober 2023 is ontruimd en dat de moeder sindsdien in België samen met haar partner op een camping verblijft, welke partner zelf ook een kind heeft. De GI stelt dat deze plotselinge onverwachte gebeurtenis belangrijke consequenties voor [minderjarige 1] - een meisje dat al een belast verleden kent - heeft gehad, waaronder het plotselinge verlies van het contact met een buurmeisje. Ook heeft [minderjarige 1] het voorval - naar is gebleken - een tijd lang als geheim voor zich moeten houden, nu de moeder dit niet tijdig met de jeugdbeschermer en met de vader heeft willen delen. Daarbij komt dat de vader gedurende de maand oktober 2023 aan de GI zijn zorgen over [minderjarige 1] heeft geuit voor wat betreft door hem waargenomen onrustig gedrag, eczeem, veelvuldig in bed plassen en geslotenheid. De speltherapeut deelt de zorgen van de vader en heeft opgemerkt dat de onrust mogelijk kan worden verklaard door de nieuwe partner die de moeder in haar leven heeft. Tenslotte hecht de kinderrechter bijzonder gewicht toe aan de mondelinge toelichting van de GI dat, ondanks een afgelegd bezoek aan de camping in België en aan de moeder gestelde vragen over haar huidige woon- en leefsituatie, er onvoldoende zicht is verkregen om te kunnen bepalen of contact aldaar van [minderjarige 1] met de moeder op voldoende verantwoorde en veilige wijze kan plaatsvinden. In het licht van het vorenstaande is het naar het oordeel van de kinderrechter thans onvoldoende duidelijk welke definitieve regeling in het belang van [minderjarige 1] is. Het onderzoek van de Raad hiernaar dient dan ook te worden afgewacht, alvorens de contactregeling weer te wijzigen. Handhaving van de contactregeling, zoals bij beschikking van 2 november 2023 is bepaald en mondeling op 15 november 2023 is verlengd, is derhalve in het belang van [minderjarige 1] .
De kinderrechter zal het restantverzoek van de GI dan ook toewijzen. Het is echter wel aan de GI om, indien er meer duidelijk komt over de mogelijkheden bij de moeder en de behoefte van [minderjarige 1] , over te gaan tot een uitbreiding van de contactregeling indien dit in het belang van [minderjarige 1] is.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat eind december 2023 de rapportage van de Raad in de procedure met de kenmerken C/02/409588/ FA RK 23-2283 - C/02/409595 / FA RK 23-2286 kan worden verwacht. Voorts eindigt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] op 15 januari 2024. De rechtbank zal dan ook trachten om vóór het einde van de ondertoezichtstelling de nog lopende zaken gelijktijdig op een mondelinge behandeling te plaatsen.
De kinderrechter beslist als volgt.

8.De beslissing

De kinderrechter:
mondelinge uitspraak
bepaalt – uitvoerbaar bij voorraad – dat de in de beschikking van 2 november 2023 vastgestelde contactregeling gedurende een periode van twee weken, te rekenen vanaf
15 november 2023 wordt verlengd.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2023 door mr. D.H. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van A.M.M. Baremans, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 27 november 2023.
Schriftelijke uitspraak
bepaalt dat de in de beschikking van 2 november 2023 vastgestelde contactregeling, welke bij mondelinge beslissing van 15 november 2023 met twee weken is verlengd, wordt verlengd voor de duur van acht weken. Deze contactregeling houdt in dat:
- [minderjarige 1] en haar moeder contact met elkaar hebben op zaterdag om de twee weken van 10:00 uur tot 18:00 uur in Nederland;
- de moeder [minderjarige 1] niet mag meenemen naar het buitenland zonder toestemming van de vader of vervangende toestemming van de rechtbank;
- ophalen en brengen gebeurt op het adres van oma moederszijde in [plaats 1];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2023, in tegenwoordigheid van Baremans, als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.