In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Vlissingen, dat op 13 december 2023 is genomen, waarin de aan verzoeker verleende exploitatievergunning, nachtontheffing en alcoholvergunning voor zijn horeca-inrichting is ingetrokken. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zitting vond plaats op 20 december 2023 in Breda, waar verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.S.W. van Vossen. De burgemeester werd vertegenwoordigd door meerdere personen.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Uit de bestuurlijke rapportages van de politie bleek dat verzoeker herhaaldelijk de aan de vergunning verbonden voorschriften heeft overtreden. De voorzieningenrechter constateerde dat belangrijke pagina's van de rapportages ontbraken, waardoor de burgemeester niet kon aantonen dat de overtredingen voldoende waren om de vergunningen in te trekken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de combinatie van maatregelen, waaronder het intrekken van de vergunningen en het afschrijven van de leidinggevende, een te zware sanctie was.
De voorzieningenrechter heeft besloten om de intrekking van de exploitatievergunning en de alcoholvergunning te schorsen, maar de intrekking van de nachtvergunning niet. Tevens werd bepaald dat de horeca-inrichting gedurende bepaalde periodes gesloten moest zijn en dat de leidinggevende niet in de nabijheid van de inrichting mocht zijn. De burgemeester werd opgedragen het griffierecht en de proceskosten aan verzoeker te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en is openbaar gemaakt op 20 december 2023.