ECLI:NL:RBZWB:2023:9055

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
02/269842-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 4 oktober 2022 vond er een ernstig verkeersongeval plaats op de Putseweg in Putte, waarbij de verdachte, onder invloed van alcohol, op de verkeerde weghelft reed en in botsing kwam met een motorrijder. De motorrijder, [slachtoffer], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een traumatische amputatie van zijn linkervoet en een complexe bekkenbreuk. De verdachte had een alcoholgehalte van 685 microgram per liter uitgeademde lucht, wat ruim drie keer de toegestane hoeveelheid is. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ernstig schuld had aan het ongeval door onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. De verdachte werd veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, met aftrek van de tijd dat hij zijn rijbewijs al kwijt was. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de impact van het ongeval op het slachtoffer en zijn echtgenote mee, die hun actieve leven volledig zagen veranderen door de gevolgen van het ongeval.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/269842-22
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] , [land]
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
laatst bekende adres: [adres]
( [land] )
raadsvrouw mr. Y.H.M. van Mierlo, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 december 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie,
mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat
verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij zwaar lichamelijk letsel is ontstaan, dan wel dat verdachte gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond (feit 1) en onder invloed van te veel alcohol een auto heeft bestuurd (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zeer onvoorzichtig en onoplettend gehandeld door onder invloed van alcohol, geen voorrang te verlenen bij het oprijden van de Putseweg en op de verkeerde weghelft te rijden. Verdachte heeft ernstig schuld aan het ongeval waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Feit 2 kan gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van de ademanalyse eveneens worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en wijst er daarbij op dat uit de verschillende foto’s niet blijkt dat verdachte onvoldoende rechts heeft gereden. Als verdachte wel onvoldoende rechts zou hebben gereden dan zou het logischer zijn dat er een frontale botsing zou hebben plaatsgevonden. Voorts is er geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte onvoldoende zicht had op de andere verkeersdeelnemers, nu verdachte heeft verklaard dat hij voldoende zicht had en heeft gehouden en hij niet meer aan het indraaien was maar rechtdoor reed. De verdediging stelt daarnaast dat van geen voorrang verlenen geen sprake kan zijn nu verdachte zich al op de Putseweg bevond. Verdachte was weliswaar onder invloed van alcohol, maar er is niet gebleken dat dit heeft geleid tot het ongeval.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1, primair
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) te kunnen komen, is vereist dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Of sprake is van schuld in de zin van dit artikel hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit betekent dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 is sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank stelt op basis van het dossier en wat er op zitting is besproken het volgende vast. Op 4 oktober 2022 vond op de Putseweg in Putte een aanrijding plaats tussen verdachte in een personenauto en [slachtoffer] die op een motor reed. [slachtoffer] heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ten gevolge van het ongeval is zijn linkervoet, en later het gehele linkeronderbeen geamputeerd. Er was sprake van een complexe bekkenbreuk en een kniebreuk, zo blijkt uit de geneeskundige verklaring en de verklaring van [slachtoffer] zelf. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van een kennelijke verschrijving in de tenlastelegging waar complexe
beenbreuk staat en zal deze verbeteren in die zin dat zal worden opgenomen dat er sprake was van een complexe bekkenbreuk.
De Putseweg bestaat uit twee rijstroken voor verkeer in beide richtingen. Verdachte is vanuit de Noordweg de Putseweg op gereden richting Putte. [slachtoffer] reed op de Putseweg richting Woensdrecht. Uit het proces-verbaal van het forensisch onderzoek blijkt dat er op de oostelijke rijstrook van de Putseweg, de weghelft waar [slachtoffer] op reed, een enkel rubber blokkeerspoor is aangetroffen dat passend is bij de plaats waar de motorfiets op het voorwiel werd aangereden door de personenauto. De verbalisanten concluderen daaruit dat de personenauto gezien de plaats van dit spoor op de verkeerde weghelft moet hebben gereden. Uit het forensisch onderzoek is verder gebleken dat de personenauto met het linker voorwiel een krasspoor heeft afgetekend op de Putseweg, richting de oostelijke grasberm. De verbalisanten concluderen daaruit dat de bestuurder van de personenauto bij het oprijden van de Putseweg vanaf de Noordweg, vanaf de voor hem bestemde rijstrook op de Putseweg, vermoedelijk richting de motorfiets gestuurd heeft die uit tegengestelde richting kwam. Ook uit de inpassing van de schade blijkt volgens de verbalisanten dat de aanrijding plaatsvond op de rijstrook bestemd voor de motorrijder. Uit het onderzoek is niet gebleken van een andere oorzaak van de aanrijding. Gezien de eindposities van de voertuigen kan een te hoge maximumsnelheid worden uitgesloten.
Gelet op de plaats van de aanrijding, het krasspoor op de weg en de inpassing van de schade staat voor de rechtbank vast dat verdachte op de weghelft van de motorrijder heeft gereden toen de aanrijding plaatsvond. Verdachte heeft dan ook onvoldoende rechts gehouden.
De verklaring van verdachte dat de motorrijder tegen hem aanbotste acht de rechtbank gelet op de inpassing van de schade en de omstandigheid dat verdachte zich op de verkeerde weghelft bevond, niet geloofwaardig. Gelet op de verklaring van verdachte dat de motorrijder er ineens was en een te hoge snelheid is uitgesloten, is de rechtbank ook van oordeel dat verdachte onvoldoende zicht heeft gehad en gehouden op de overige verkeersdeelnemers.
De rechtbank kan niet vaststellen hoe verdachte op de verkeerde weghelft is gekomen. Hij heeft geen verklaring gegeven waarom hij de motorrijder niet op tijd heeft zien aankomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het ongeval te veel alcohol had gedronken. Verdachte heeft verklaard kort voor het ongeluk nog twee biertjes te hebben gedronken en ook al eerder alcohol te hebben gedronken. Uit de ademanalyse bleek het te gaan om 685 ug/l, alcohol in de uitgeademde lucht, ruim drie keer de toegestane hoeveelheid. De rechtbank kan geen andere verklaring vinden voor het rijgdrag van verdachte dan het innemen van deze hoeveelheid alcohol, zodat ook het alcoholgebruik van verdachte wordt meegenomen als één van de oorzaken van het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat het ongeval is ontstaan doordat verdachte geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] . In het proces-verbaal van het forensisch onderzoek wordt ook vermeld dat er geen sprake meer was van voorrang verlenen aangezien verdachte zich al op de Putseweg bevond voordat de aanrijding plaatsvond. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Nu verdachte onder invloed van alcohol, onvoldoende zicht had en hield op de overige verkeersdeelnemers en op de weghelft voor hem tegemoetkomend verkeer reed, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld en dus schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft aan het ongeval. De rechtbank acht het primair onder feit 1 tenlastegelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is geen verweer gevoerd. Verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 4 oktober 2022 te Putte, gemeente Woensdrecht, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende over de weg, de Putseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend
- terwijl hij onder invloed van te veel alcohol verkeerde,
- onvoldoende zicht gehad en gehouden op overige verkeersdeelnemers die zich op de Putseweg begaven en
- op de (in twee rijstroken verdeelde) rijbaan van de Putseweg onvoldoende rechts gehouden en (deels) gereden op het weggedeelte dat bestemd is voor het aan hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, ten gevolge waarvan verdachte met zijn personenauto in aanrijding is gekomen met een motorfiets, door welk verkeersongeval de bestuurder van die motorfiets, zijnde [slachtoffer] , zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht te weten: een traumatische amputatie van de voet (boven de enkel links) en een (complexe) bekkenbreuk en een kniebreuk, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet;
2
op 4 oktober 2022 te Putte, gemeente Woensdrecht, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 685 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een voorwaardelijke gevangenisstraf met een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid omdat slechts het subsidiair onder feit 1 en feit 2 bewezen kunnen worden. Verdachte heeft zijn baan nodig om de schadevergoeding aan het slachtoffer te kunnen betalen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval. Hij heeft, toen hij het adres waar hij moest zijn niet kon vinden, kort voor het ongeval nog twee bier gedronken. Hij heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen door onder invloed van alcohol, onvoldoende zicht te houden op de andere verkeersdeelnemers en op de andere weghelft te gaan rijden, waarna hij in botsing is gekomen met de tegemoetkomende motorrijder [slachtoffer] . Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag zichzelf en zijn medeweggebruikers in een gevaarlijke situatie gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Er is daarmee sprake van ernstige schuld van verdachte aan het veroorzaken van het ongeval.
De echtgenote van [slachtoffer] heeft tijdens de zitting treffend en indrukwekkend verteld wat voor haar en haar man de gevolgen zijn van het ongeval. [slachtoffer] mist sinds het ongeval zijn linkeronderbeen en kan alleen lopen met een stok of zich verplaatsen in een rolstoel. [slachtoffer] heeft nog dagelijks pijn en wordt voortdurend geconfronteerd met zijn beperkingen en met alles wat hij niet meer kan doen. Zo kan hij niet meer motorrijden, fietsen of rennen en zal hij nooit kunnen voetballen of tikkertje kunnen spelen met zijn toekomstige kleinkind. Het voorheen actieve leven van [slachtoffer] en zijn echtgenote is volledig veranderd en hun wereld is een stuk kleiner geworden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank onder andere gekeken naar zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Verdachte heeft aangegeven dat hij ter zitting wilde verschijnen, maar dat hij vanwege werk in Italië niet kon komen. De verdediging heeft verzocht om verdachte via telehoren te horen. De rechtbank twijfelt niet dat dit de wens was van verdachte, maar heeft dit verzoek uit praktisch oogpunt afgewezen. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij aanwezig wilde zijn bij de zitting en dat hij openstaat voor eventueel contact met het slachtoffer.
De rechtbank heeft voorts gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en naar de straffen die in soortgelijken zaken, onder soortgelijke omstandigheden worden opgelegd. Door het LOVS is een schema opgesteld waarin is opgenomen wat het oriëntatiepunt is bij zwaar lichamelijk letsel en ernstige schuld. Daarbij wordt daarnaast een onderscheid gemaakt tussen: geen alcohol, alcoholgebruik minder dan 570 ug/l en van meer dan 570 ug/l. Verdachte had 685 ug/l alcohol in de uitgeademde lucht. Nu de rechtbank het alcoholgebruik van verdachte al heeft meegewogen bij het vaststellen van de mate van schuld, zal zij om dubbeltelling te voorkomen nu niet uitgaan van het oriëntatiepunt van het LOVS bij meer dan 570 ug/l (bij ernstige schuld en zwaar lichamelijk letsel), maar van een trede lager. De rechtbank ziet geen reden om hier verder nog - in het nadeel of het voordeel van verdachte - van af te wijken. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf van zes maanden opleggen. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Daarnaast zal de rechtbank de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen ontzeggen voor een periode van twee jaren. Hiermee wordt niet alleen beoogd de verdachte te doordringen van het feit dat zijn rijgedrag buitengewoon onveilig was voor de andere verkeersdeelnemers, maar ook om die verkeersdeelnemers voor langere tijd te beschermen tegen dit rijgedrag. De tijd die verdachte zijn rijbewijs al is kwijt geweest, zal hiervan worden afgetrokken.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van
feit 1 primair:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet;
feit 2:overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en
mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.P.A.J. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2023.
Mr. De Brouwer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.