ECLI:NL:RBZWB:2023:9054

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10236224 CV EXPL 22-3084 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Thielen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studiekosten en vernietiging van concurrentiebeding in tijdelijke arbeidsovereenkomst

In deze zaak vorderde UM Zeeland B.V. van [gedaagde in conventie] de vergoeding van studiekosten en contractuele boetes wegens overtreding van een concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde in conventie] de studiekosten moest vergoeden, omdat zij op de hoogte was van het financiële risico en uitdrukkelijk had toegezegd deze kosten te betalen. Het concurrentiebeding werd echter vernietigd, omdat UM Zeeland niet voldoende had gemotiveerd waarom dit beding noodzakelijk was. De vordering tot betaling van de contractuele boetes werd afgewezen. De procedure begon met een tussenvonnis op 1 maart 2023 en de mondelinge behandeling vond plaats op 30 oktober 2023. De arbeidsovereenkomst van [gedaagde in conventie] was aangegaan voor de duur van één jaar en eindigde op 3 juli 2022. De kantonrechter concludeerde dat het concurrentiebeding niet voldeed aan de eisen van zwaarwegende bedrijfsbelangen en dat de studiekosten in principe geldig waren, maar dat de terugbetaling niet kon worden afgedwongen omdat [gedaagde in conventie] al een deel had betaald. De kantonrechter wees de vorderingen van UM Zeeland af en compenseerde de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10236224 \ CV EXPL 22-3084
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
UM ZEELAND B.V.,
te Westdorpe,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: UM Zeeland,
gemachtigde: mr. S.B.A. Lhachmi,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
gemachtigde: mr. J.A. Strong.

1.Kern van de zaak

1.1
UM Zeeland vordert van [gedaagde in conventie] vergoeding van de studiekosten die zij voor haar heeft betaald tijdens de (tijdelijke) arbeidsovereenkomst tussen partijen. Daarnaast vordert UM Zeeland contractuele boetes als gevolg van overtreding van het concurrentiebeding door [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] is het hier niet mee eens. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde in conventie] de studiekosten moet vergoeden, omdat het haar duidelijk was welk (relatief gering) financieel risico zij nam en omdat zij uitdrukkelijk heeft toegezegd om de kosten te vergoeden. De kantonrechter vernietigt het concurrentiebeding omdat het beding door UM Zeeland niet deugdelijk is gemotiveerd. [gedaagde in conventie] hoeft de contractuele boetes daarom niet te betalen.

2.De procedure

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023 met de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 30 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2
De kantonrechter heeft vervolgens beslist om dit vonnis te wijzen.

3.De feiten

3.1
[gedaagde in conventie] is op 1 december 2021 bij UM Zeeland in dienst getreden als assistent makelaar dan wel makelaar-taxateur in opleiding. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 1 jaar.
3.2
In de arbeidsovereenkomst zijn afspraken gemaakt over de terugbetaling van studiekosten en is een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. Het concurrentie- en relatiebeding luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 8. Non-concurrentie/relatiebeding
8.1.
Het is de werknemer verboden, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever, om tijdens de looptijd van de arbeidsovereenkomst als ook gedurende een periode van 6 maanden na het einde daarvan, op enigerlei wijze, direct noch indirect, noch voor zichzelf noch voor anderen, in enigerlei vorm werkzaam te zijn in of bij enige onderneming met activiteiten op een terrein, gelijk aan of anderszins concurrerend met dat van werkgever of met een andere ondernemingen waarmee werkgever in een groep is verbonden, noch daarbij diens bemiddeling of advisering, in welke vorm dan ook, direct of indirect, te verlenen, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben. In de uitoefening van zijn functie zal werknemer kennis opdoen van een samenhangend geheel van financiële, organisatorische en (marketing) technisch informatie die werkgever onderscheidt van zijn concurrenten en in belangrijke mate zijn marktpositie bepaalt. Werknemer krijgt bovendien, gelet op zijn functie, volledig inzicht in de locatie waar werkgever actief is, alsmede de financiële positie van werkgever en haar klanten. Werkgever heeft er een groot belang bij dat voornoemde kennis niet gebruikt wordt door zijn concurrenten. Dit concurrentiebeding heeft betrekking op het geografische gebied dat gelegen is binnen de cirkel die de vestigingsplaats van werkgever als middelpunt heeft en een straal van 20 kilometer. Het is dit artikel opgenomen concurrentiebeding is derhalve noodzakelijk vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen als bedoeld in artikel 7:653 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
(…)
8.4
Bij overtreding van de bepalingen in artikel 8 van de arbeidsovereenkomst verbeurt werknemer aan werkgever een direct opeisbare boete van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro) per overtreding en van € 500,00 (zegge: vijfhonderd Euro) voor iedere dag dat de overtreding voortduurt, zulks onverminderd het recht van werkgever om in plaats van de boete van de werknemer volledige schadevergoeding te vorderen, indien deze meer mocht bedragen.”
3.3
Eind juni 2022 heeft [gedaagde in conventie] haar arbeidsovereenkomst opgezegd. De arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd per 3 juli 2022. [gedaagde in conventie] is vervolgens op 4 juli 2022 in dienst getreden bij [makelaarskantoor] in [plaats 2] .
3.4
Tussen 4 en 7 juli 2022 is via de e-mail gecorrespondeerd over de eindafrekening en de hoogte van een terug te betalen bedrag aan studiekosten. Partijen zijn daarbij op een bedrag van € 3.714,78 aan studiekosten uitgekomen. Van dat bedrag zou nog een bedrag aan reiskosten en declaraties moeten worden afgetrokken. [gedaagde in conventie] heeft in de e-mailwisseling meerdere malen aangegeven, dat zij zou betalen zodra zij een correcte eindafrekening had ontvangen waarin de reiskosten en declaraties waren meegenomen.
3.5
Op 7 juli 2022 heeft UM Zeeland [gedaagde in conventie] er per e-mail op gewezen dat zij in strijd handelt met het concurrentie- en relatiebeding uit de arbeidsovereenkomst door activiteiten te verrichten voor/bij [makelaarskantoor] . UM Zeeland heeft haar verzocht zich aan het verbod te houden. [gedaagde in conventie] heeft aan dit verzoek niet voldaan.
3.6
UM Zeeland is op 30 november 2022 deze procedure gestart. Op 25 januari 2023 heeft [gedaagde in conventie] een bedrag van € 2.215,18 aan UM Zeeland overgemaakt. Dit betreft het bedrag van de eindafrekening, waarbij naast het overeengekomen bedrag aan studiekosten ter hoogte van € 3.714,78 ook reiskosten en declaraties zijn verrekend.

4.Het geschil

in conventie
4.1
UM Zeeland eist van [gedaagde in conventie] betaling van:
I. studiekosten van € 3.714,78, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 juli 2022 tot aan de dag van volledige betaling;
II. de boete wegens overtreding van het concurrentiebeding van € 10.000,00, plus € 500,00 voor iedere dag vanaf 1 juli 2022 dat de overtreding voortduurt, te vermeerderen met wettelijke rente telkens vanaf de dag dat de boete betaald moet worden;
III. buitengerechtelijke incassokosten van € 1.103,70, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
IV. de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen 14 dagen worden betaald;
V. de nakosten, indien het bovenstaande niet binnen 14 dagen na sommatie wordt betaald en het vonnis aan [gedaagde in conventie] wordt betekend.
UM Zeeland verzoekt de kantonrechter om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Met die verklaring kan zij het vonnis meteen laten uitvoeren.
4.2
UM Zeeland onderbouwt dit als volgt. UM Zeeland stelt dat [gedaagde in conventie] tijdens haar dienstverband volledig inzicht heeft gehad in het reilen en zeilen van UM Zeeland. De informatie waarvan zij in haar functie kennis kreeg is zeer vertrouwelijk van aard en is uitermate concurrentiegevoelig. [gedaagde in conventie] is direct na het beëindigen van het dienstverband met UM Zeeland, in dienst getreden bij een concurrerend makelaarskantoor. Op grond van het concurrentie- en relatiebeding is [gedaagde in conventie] een boete verschuldigd van € 10.000,00, plus € 500,00 per dag dat de overtreding voortduurt. Daarnaast hebben partijen afgesproken dat [gedaagde in conventie] de verschuldigde studiekosten zou terugbetalen. [gedaagde in conventie] heeft dit, ondanks herhaald verzoek, niet betaald. [gedaagde in conventie] is daarom in verzuim. UM Zeeland heeft recht op betaling van de boete en de studiekosten, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4.3
[gedaagde in conventie] voert aan dat het concurrentie- en relatiebeding nietig dan wel vernietigbaar is, omdat de hoofdregel is dat een dergelijk beding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd verboden is. UM Zeeland heeft niet concreet gemotiveerd dat het beding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Daarnaast wordt [gedaagde in conventie] onbillijk benadeeld door handhaving van het beding. Het studiekostenbeding is nietig omdat UM Zeeland niet heeft voldaan aan haar verplichtingen, om zowel bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst als bij het aangaan van de gevolgde opleiding uitdrukkelijk op het beding te wijzen en de precieze kosten met [gedaagde in conventie] te bespreken. Het studiekostenbeding weegt onevenredig zwaar.
in reconventie
4.4
[eiseres in reconventie] eist van UM Zeeland betaling van:
I. € 3.714,78 aan studiekosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 8 februari 2023 tot aan de dag van volledige betaling;
II. de proceskosten.
Ook [eiseres in reconventie] verzoekt de kantonrechter om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
4.5
[eiseres in reconventie] stelt dat UM Zeeland de door [eiseres in reconventie] inmiddels betaalde studiekosten aan haar terug moet betalen omdat het studiekostenbeding nietig is. UM Zeeland is verzocht dit bedrag terug te betalen maar heeft dit niet gedaan.
4.6
UM Zeeland betwist dat er sprake is van nietigheid. Volgens UM Zeeland voldoet het studiekostenbeding aan de daarvoor geldende eisen en wist [eiseres in reconventie] waar zij voor tekende. Daarnaast is tussen partijen afgesproken dat [eiseres in reconventie] de studiekosten zou terugbetalen. [eiseres in reconventie] is aan die afspraak gebonden en heeft zich hier ook aan gehouden door het bedrag van de eindafrekening alsnog te betalen.

5.De beoordeling

in conventie en reconventie
5.1
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze gezamenlijk worden beoordeeld.
[gedaagde in conventie] is studiekosten verschuldigd
5.2
Het studiekostenbeding zelf voldoet in principe aan de daarvoor gestelde voorwaarden zoals door de Hoge Raad uiteengezet in het arrest Muller/Van Opzeeland [1] , zodat het niet nietig is. Dit betekent dat het studiekostenbeding in beginsel geldig is. Voor een beroep op dit studiekostenbeding geldt vervolgens wel een strengere toets omdat het hier gaat om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Bij een overeenkomst voor bepaalde tijd is de kans op nadelige effecten van het studiekostenbeding voor de werknemer immers groter. Dit moet worden beoordeeld op basis van het begrip van het goed werkgeverschap als bedoeld in artikel 7:611 Burgerlijk Wetboek. Van een goed werkgever mag worden verwacht dat hij de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk wijst op het beding, dat hij de werknemer bij het aangaan van studiekosten nogmaals expliciet wijst op de terugbetalingsregeling en dat hij de precieze kosten van de opleiding met de werknemer bespreekt. Zo is voor de werknemer duidelijk welk financieel risico er wordt genomen. Doet de werkgever dat niet, dan kan hij mogelijk geen beroep doen op het studiekostenbeding.
5.3
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Onvoldoende is gebleken dat UM Zeeland net voor de start van de opleiding met [gedaagde in conventie] heeft besproken wat de precieze kosten voor die opleiding waren en dat zij die kosten in sommige gevallen moet terugbetalen. [gedaagde in conventie] heeft ter zitting echter wel aangegeven dat de kosten van de opleiding voor haar zichtbaar waren op het moment dat zij zich voor (de modules van) de opleiding aanmeldde. Zij was dus met de kosten bekend waardoor het voor haar wel duidelijk was wat de omvang was van het financieel risico dat zij nam. Daarnaast had zij de arbeidsovereen-komst met het studiekostenbeding pas kort van tevoren ondertekend. Tot slot gaat het in dit geval om een relatief gering totaalbedrag van € 3.714,78. Het voorgaande brengt met zich mee dat niet geoordeeld kan worden dat UM Zeeland niet als goed werkgever handelt door [gedaagde in conventie] aan het studiekostenbeding te houden. UM Zeeland kan [gedaagde in conventie] dus aan het studiekostenbeding houden. Bovendien hebben partijen na beëindiging van de arbeidsovereenkomst afspraken gemaakt over het terugbetalen van de studiekosten en de hoogte daarvan. [gedaagde in conventie] is het daarbij overeengekomen bedrag van € 3.714,78 dan ook aan UM Zeeland verschuldigd. Vast staat dat [gedaagde in conventie] dit bedrag inmiddels heeft betaald door overmaking van € 2.215,18 op 25 januari 2023, zijnde het bedrag van de eindafrekening. Om die reden zal de vordering van UM Zeeland op dit punt worden afgewezen.
UM Zeeland kan geen beroep doen op het concurrentie- en relatiebeding
5.4
Het uitgangspunt is dat een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet is toegestaan. Dit kan slechts anders zijn als het concurrentiebeding noodzakelijk is vanwege zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. In dat geval moet in het beding zelf duidelijk zijn gemotiveerd welke belangen het betreft en waarom die een concurrentiebeding vereisen. Dit moet voldoende specifiek en kenbaar zijn toegesneden op de persoon. In de parlementaire geschiedenis wordt aangegeven dat sprake moet zijn van een werknemer die specifieke werkzaamheden verricht of die in een specifieke functie werkzaam is. Dit betekent dat per geval een specifieke afweging gemaakt moet worden. Een algemene opsomming van belangen als het voorkomen van weglekken van “kennis van klantenbestand” en “bedrijfsprocessen” volstaat daarmee in het algemeen niet, nu dit voor veel werkgevers/ondernemers relevant is en niet duidelijk maakt waarom juist de betrokken werkgever bescherming nodig heeft.
5.5
UM Zeeland betwist de bezwaren van [gedaagde in conventie] tegen de geldigheid van het concurrentiebeding. UM Zeeland voert aan dat zij in het beding specifiek is ingegaan op de kennis die [gedaagde in conventie] tijdens haar dienstverband zou vergaren en het klantencontact dat zij zou hebben. UM Zeeland verwijst in dat kader naar een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland [2] waarin exact dezelfde bewoordingen in het beding waren gebruikt. De rechter heeft in die zaak geoordeeld dat de motivering de zwaarwegende belangen voldoende onderbouwden.
5.6
Dat er exact dezelfde bewoordingen zijn gebruikt wil echter nog niet zeggen dat de zwaarwegende belangen ook in dit geval voldoende zijn onderbouwd. Integendeel, dit wijst er juist op dat de motivering in het concurrentiebeding geen specifieke afweging betreft. De kantonrechter is van oordeel dat UM Zeeland in het beding niet voldoende heeft geconcretiseerd welke specifiek door [gedaagde in conventie] te verwerven bedrijfsinformatie, kennis en kunde het betreft, waarmee [gedaagde in conventie] de positie van UM Zeeland daadwerkelijk in gevaar kan brengen, zodat een concurrentiebeding absoluut noodzakelijk is. Zo wordt in het beding de functie van [gedaagde in conventie] in het geheel niet genoemd. Daarnaast staat vast dat [gedaagde in conventie] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst nog volledig blanco was voor wat betreft de makelaardij. Zij moest nog starten met de theoretische opleiding tot assistent-makelaar. Verder weegt mee dat [gedaagde in conventie] bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst slechts 7 maanden in dienst is geweest.
5.7
Ter zitting heeft UM Zeeland nog aangevoerd dat [gedaagde in conventie] volledig was geïnformeerd over de wijze waarop UM Zeeland concurreert en strategiegesprekken voert, ter voorbereiding op de vervanging van de directeur/eigenaar tijdens zijn vakantie. Nog afgezien van de betwisting hiervan door [gedaagde in conventie] , leidt dit niet tot een ander oordeel nu deze motivering achteraf wordt aangevoerd en niet in het beding zelf is opgenomen.
5.8
Nu er sprake is van een schriftelijke motivering, is het beding op zich niet nietig. Gelet op het bovenstaande acht de kantonrechter het beding wel ondeugdelijk gemotiveerd en vernietigt daarom het concurrentie- en relatiebeding zoals opgenomen in de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst. Daardoor kan UM Zeeland geen beroep doen op de daarop gebaseerde boetes. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van boetes afwijzen.
[gedaagde in conventie] is geen wettelijke rente verschuldigd
5.9
[gedaagde in conventie] hoeft geen wettelijke rente te betalen. Wettelijke rente is een vaste vergoeding voor de schade die ontstaat door te late betaling. Nu de kantonrechter van oordeel is dat [gedaagde in conventie] geen boete is verschuldigd, is zij vanzelfsprekend ook niet te laat met het betalen daarvan. Daarnaast was [gedaagde in conventie] ook niet te laat met het betalen van de studiekosten omdat zij heeft betaald op het moment dat de eindafrekening voor haar zichtbaar was. UM Zeeland heeft dat niet betwist. De kantonrechter zal de vordering tot betaling van wettelijke rente daarom afwijzen.
[gedaagde in conventie] is geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
5.1
Zoals aangegeven heeft [gedaagde in conventie] niet te laat betaald en hoeft zij daarom ook geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen. De kantonrechter zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten afwijzen.
[eiseres in reconventie] moet de proceskosten in reconventie betalen
5.11
Nu enerzijds de vordering van UM Zeeland op grond van het concurrentiebeding wordt afgewezen en anderzijds de studiekosten pas zijn betaald ná de datum van de dagvaarding, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie tussen partijen te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.12
[eiseres in reconventie] is de partij die in reconventie ongelijk krijgt en zij zal daarom de proceskosten in reconventie moeten betalen. De proceskosten aan de zijde van UM Zeeland worden tot dit vonnis vastgesteld op € 232,00 (2 x 0,5 punt à € 232,00).
6.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
6.1
wijst de vorderingen van UM Zeeland af;
6.2
compenseert de kosten van de procedure in conventie tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
6.3
wijst de vordering van [eiseres in reconventie] af;
6.4
veroordeelt [eiseres in reconventie] in de proceskosten in reconventie van € 232,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe;
6.5
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Thielen en uitgesproken op 29 november 2023.

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 1983, ECLI:NL:HR:1983:AC2816.
2.Rb. Noord-Holland 6 juli 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:10006.