ECLI:NL:RBZWB:2023:9048

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2075
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor leerlingenvervoer door de gemeente Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor leerlingenvervoer beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, had een aanvraag ingediend voor een vergoeding van leerlingenvervoer voor haar dochter naar een specifieke school voor het schooljaar 2022-2023. De gemeente Tilburg had deze aanvraag op 8 september 2022 afgewezen, met als reden dat er meerdere scholen dichterbij de woning van eiseres lagen. Eiseres had bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 16 februari 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet de vereiste verklaringen van dichterbij gelegen scholen heeft overgelegd, waaruit zou blijken dat deze scholen niet toegankelijk zijn voor haar dochter. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft aangenomen dat de aangevraagde school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is en dat de aanvraag voor leerlingenvervoer terecht is afgewezen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2075

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg , verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een voorziening leerlingenvervoer ten behoeve van haar [dochter] voor het schooljaar 2022-2023.
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 8 september 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [gemachtigde] als gemachtigde van het college.
1.4.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres woont in de [straat] te [plaats 1] . Haar [dochter] is geboren op [geboortedag] 2014. [dochter] bezocht tot 2022 de [school 1] in [plaats 1] .
2.1.
Op 17 augustus 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een vergoeding leerlingenvervoer van en naar [school 2] te [plaats 2] voor [dochter] voor het schooljaar 2022-2023. Eiseres heeft in haar aanvraag toegelicht dat zij haar dochter zelf naar school brengt en van school haalt. Zij heeft daarbij toegelicht dat haar dochter vanwege haar leeftijd in combinatie met de afstand naar de school niet zelfstandig met het openbaar vervoer naar school kan.
2.2.
Het college heeft de aanvraag op 8 september 2022 afgewezen omdat meerdere scholen op kortere afstand van de woning van eiseres liggen dan de [school 2] in [plaats 2] . Daarbij heeft eiseres volgens het college voor de [school 2] gekozen om andere redenen dan toegankelijkheid.
2.3.
Bij het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 8 september 2022 ongegrond verklaard. Het besluit van 8 september 2022 is daarbij in stand gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Op grond van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) komen de (door het college noodzakelijk te achten) kosten voor vervoer naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school voor vergoeding in aanmerking. De gemeenteraad van [plaats 1] heeft hiervoor nadere regels vastgesteld in de Verordening leerlingenvervoer gemeente [plaats 1] 2020 (de Verordening).
6. Voor de beoordeling of het college de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen, moet de vraag worden beantwoord wat voor [dochter] de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ is.
7. Om te bepalen of de [school 2] te [plaats 2] de voor [dochter] dichtstbijzijnde toegankelijke school is, moet eerst de vraag beantwoord worden of deze school een school voor speciaal onderwijs, een reguliere basisschool of een speciale school voor basisonderwijs is. [1]
Niet in geschil is dat de [school 2] geen school voor speciaal onderwijs is als bedoeld in de Wet op de expertisecentra. Uit de definitie van ‘school’ in artikel 1 van de Wpo vloeit voort dat een school hetzij een ‘reguliere basisschool’ hetzij een ‘speciale school voor basisonderwijs’ is.
Eiseres stelt zich niet met zoveel woorden op het standpunt dat [school 2] een speciale school voor basisonderwijs is. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat regulier basisonderwijs niet passend is voor [dochter] en dat het onderwijs op de [school 2] wel goed past voor een hoogbegaafde leerling als [dochter] door de kleinschaligheid van de school en de wijze waarop aan het onderwijs inhoud wordt gegeven. De rechtbank vindt echter geen aanknopingspunten in het dossier voor de conclusie dat de [school 2] een speciale school voor basisonderwijs en geen reguliere basisschool zou zijn. Eiseres heeft bij haar beroepschrift een verklaring overgelegd van [interim-directeur] , interim-directeur van [school 2] . Daaruit blijkt dat [school 2] een (kleinschalige) reguliere basisschool is. De [school 2] wordt ook niet als speciale school voor basisonderwijs, maar als reguliere school bekostigd [2] . Om die reden kan de [school 2] niet als een speciale school voor basisonderwijs worden gezien, maar moet het als een reguliere basisschool in de zin van de Wpo worden aangemerkt.
8. Uit het bestreden besluit blijkt dat de afstand van de woning van eiseres tot [school 2] 13,9 kilometer bedraagt.
Het is niet in geschil dat er op kortere afstand andere scholen voor regulier basisonderwijs zijn gelegen. De vraag is of deze dichterbij gelegen scholen toegankelijk voor [dochter] zijn. De rechtbank overweegt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om bij de regeling van het leerlingenvervoer naar een reguliere basisschool te kijken naar de feitelijke toegankelijkheid van de school (is er plaats op de school) en de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging van de ouders van een kind (Kamerstukken II, 1996/97, 25 409, nr. 3, blz. 21). In de Verordening is toegankelijke school gedefinieerd als de school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. [3]
9. Uit vaste rechtspraak van de ABRvS [4] volgt dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat andere dichterbij gelegen scholen niet toegankelijk zijn voor [dochter] . Daarbij moet het gaan om objectieve factoren die betrekking hebben op het gegeven onderwijs. Dat een ouder een andere school van de soort waarop het betrokken kind is aangewezen een betere vindt dan de dichtstbijzijnde school, maakt dus op zichzelf nog niet dat de dichtstbijzijnde school niet als toegankelijke school kan worden aangemerkt en een vervoersvoorziening moet worden toegekend. Het college heeft in dat verband in het bestreden besluit gewezen op zijn beleidsregels [5] , waarin is bepaald dat, wanneer de ouders van mening zijn dat een dichterbij gelegen school niet toegankelijk is, zij dit moeten aantonen door een verklaring van die school of het samenwerkingsverband van scholen dat de betreffende leerling niet is toegelaten.
10. Eiseres meent dat zij met de keuze voor [school 2] heeft gekozen voor de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Zij wijst op de verklaring van de onderwijsconsulent die zij in bezwaar heeft overgelegd, waaruit volgens haar blijkt dat [school 1] te [plaats 1] geen (adequaat) onderwijs meer kon bieden aan [dochter] en dat het onderwijs op [school 2] een passende oplossing is. Daarnaast heeft zij gewezen op de verklaring van interim-directeur [interim-directeur] , die heeft verklaard dat [dochter] een schooltrauma heeft opgelopen vanwege onvoldoende begeleiding in haar ontwikkeling. [school 2] zorgt volgens [interim-directeur] ervoor dat [dochter] geen ‘thuiszitter’ wordt. [interim-directeur] acht het vanwege het schooltrauma niet verstandig dat [dochter] weer op een andere school wordt geplaatst.
11. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet de door het college verlangde verklaringen van dichterbij gelegen scholen heeft overgelegd dat [dochter] niet is toegelaten. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook niet anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat [dochter] is aangewezen op de [school 3] . Dat [school 2] in de optiek van eiseres en de interim-directeur beter bij [dochter] past vanwege de kleinschaligheid en de persoonlijke aandacht die aan [dochter] kan worden gegeven, wil niet zeggen dat dichterbij gelegen scholen niet ook voor [dochter] toegankelijk zijn in de zin zoals de wetgever het heeft bedoeld. Het college heeft in het bestreden besluit in redelijkheid kunnen overwegen dat hoogbegaafdheid alleen geen reden is om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. Ter zitting is namens het college toegelicht dat het ervan uitgaat dat er bij [dochter] sprake is van hoogbegaafdheid en dat zij is aangewezen is op een hoogbegaafdheidpakket, maar dat die pakketten ook op andere scholen voor regulier basisonderwijs worden aangeboden.

Conclusie en gevolgen

12. Het college heeft, gelet op het voorgaande, op goede gronden aangenomen dat [school 2] niet de voor [dochter] dichtstbijzijnde toegankelijke school is en heeft de aanvraag van eiseres voor vergoeding van leerlingenvervoer van en naar [school 2] terecht afgewezen.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet op het primair onderwijs
Artikel 4 (Kosten van leerlingenvervoer), voor zover van belang:
Ten behoeve van het schoolbezoek verstrekt het college van burgemeester en wethouders aan ouders van in de gemeente verblijvende leerlingen op aanvraag vergoeding van de door het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk te achten vervoerskosten. De gemeenteraad stelt daartoe een nadere regeling vast, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
De regeling maakt geen onderscheid tussen openbaar en bijzonder onderwijs.
De regeling eerbiedigt de op godsdienst of levensbeschouwing van de ouders berustende keuze van een school.
De regeling houdt rekening met de van ouders redelijkerwijs te vergen inzet en voorziet erin dat het vervoer kan plaatsvinden op een wijze die voor de leerling passend is. De regeling bepaalt op welke wijze het college van burgemeester en wethouders terzake advies van deskundigen inwint.
De regeling bepaalt dat de kosten worden vergoed van vervoer over de afstand tussen de woning van de leerling en
de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke basisschool of, indien een leerling op het onderwijs van een speciale school voor basisonderwijs is aangewezen, de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs,
een andere basisschool of speciale school voor basisonderwijs, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen dan het vervoer naar de basisschool onderscheidenlijk speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder a, en de ouders met het vervoer naar die andere school instemmen,
de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, indien de ouders met het vervoer naar die speciale school voor basisonderwijs instemmen, of
een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder c bedoelde samenwerkingsverband, indien het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met zich zou brengen dan het vervoer naar de speciale school voor basisonderwijs, bedoeld onder c, en de ouders met het vervoer naar die andere school instemmen.
6. Bij de toepassing van het vijfde lid worden de afstanden gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg en wordt de keuze van de ouders, bedoeld in het derde lid, in acht genomen.
7. […]
8. […]
9. […]
10. […]
11. […]
12. De regeling kan bepalen dat het college van burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen de bevoegdheid heeft ten gunste van de ouders van de inhoud van de regeling af te wijken.
13. […]
Verordening leerlingenvervoer gemeente [plaats 1] 2020
Artikel 1 (Begripsomschrijving), voor zover van belang:
In deze verordening wordt verstaan onder:
- toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school.
Artikel 3 (Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school):
Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
Het college betrekt bij de beoordeling van de aanvraag van een vervoersvoorziening het ondersteuningsplan, zoals dat is vastgesteld door het samenwerkingsverband na overleg met het college.
Artikel 23 (Afwijken van bepalingen):
Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Beleidsregels Leerlingenvervoer Gemeente [plaats 1] 2021
2.3
Toegankelijke school
De verordening definieert in artikel 1 het begrip de ‘toegankelijke school’.
Regel:
Wanneer ouders van mening zijn dat de dichterbij gelegen school of scholen niet toegankelijk zijn, moeten de ouders dit aantonen door een verklaring van die scholen, afgegeven door de school of het samenwerkingsverband, dat de betreffende leerling niet is toegelaten.

Voetnoten

1.vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1478, r.o. 2.4.2.).
2.bron: DUO Open Onderwijsdata.
3.Artikel 1 van de Verordening.
4.bijvoorbeeld de uitspraak van 2 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3190.
5.De Beleidsregels Leerlingenvervoer Gemeente [plaats 1] 2021.