ECLI:NL:RBZWB:2023:9035
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 19 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 juni 2022 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 251.000 per 1 januari 2021. Na bezwaar werd deze waarde verlaagd naar € 236.000, wat leidde tot de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende betoogde dat de waarde op de waardepeildatum te hoog was en stelde een waarde van € 216.000 voor. De heffingsambtenaar verdedigde de waarde van € 236.000. De rechtbank legt uit dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag OZB is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen en dat de waarde van de woning op de waardepeildatum correct is vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.