ECLI:NL:RBZWB:2023:9010

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
02-312148-22 en 02-316729-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, vernieling, mishandeling van ambtenaren en belediging

Op 22 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, mishandeling van politieambtenaren en belediging. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught. Tijdens de zitting op 8 december 2023 hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreiging van de ouders van de verdachte, vernieling van goederen in een supermarkt, en mishandeling van twee politieagenten. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging waar de verdachte werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis en andere psychische problemen, wat heeft bijgedragen aan zijn gedrag. De rechtbank heeft besloten om de verdachte ter beschikking te stellen met voorwaarden, in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De verdachte moet zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en opname in een forensisch psychiatrische zorginstelling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die voortvloeien uit de bewezenverklaarde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/312148-22 en 02/316729-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1995 te [plaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman mr. B.J.P. van Gils , advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) bedreiging van zijn ouders door het sturen van berichten;
2) vernieling van een fles wijn, een blikje en een deur van de Albert Heijn;
3) mishandeling van politieagent [benadeelde 1] door hem met kracht en met geschoeide voet tegen de kuit te trappen;
4) mishandeling van politieagent [benadeelde 2] door hete koffie in zijn gezicht te gooien;
5) belediging van [benadeelde 3] en [benadeelde 4] door op hun kleding te spugen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan hem ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
Ten aanzien van feit 1 acht zij alleen wat betreft de laatste twee gedachtestreepjes sprake van bedreiging. Verzocht wordt verdachte vrij te spreken van de eerste twee gedachtestreepjes.
Ten aanzien van feit 2 acht zij alleen vernieling van een fles wijn bewezen en wordt verzocht verdachte vrij te spreken van vernieling van een blikje en een deur.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt ten aanzien van feit 1 te komen tot een partiële vrijspraak voor wat betreft de eerste twee gedachtestreepjes, aangezien deze geen strafbare bedreigingen inhouden.
Ten aanzien van feit 2 wordt verzocht verdachte partieel vrij te spreken van vernieling van een blikje en een deur bij gebrek aan voldoende bewijs.
Ook ten aanzien van feit 3 wordt vrijspraak bepleit, gelet op het ontbreken van overtuigend bewijs.
Wat feit 4 betreft verzoekt de verdediging vrij te spreken van het woord ‘hete’ in de tenlastelegging, aangezien gelet op het tijdsverloop niet kan worden vastgesteld dat de koffie nog heet was.
Ten aanzien van feit 5 wordt verzocht alleen te komen tot het spugen op de kleding van [benadeelde 4] , zoals door verdachte wordt bekend. Ten aanzien van het spugen op de kleding van [benadeelde 3] wordt vrijspraak bepleit, bij gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Feit 1
De rechtbank acht de onder feit 1 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de eerste twee gedachtestreepjes uit de tenlastelegging, nu deze naar het oordeel van de rechtbank geen strafbare bedreigingen inhouden.
In plaats van de ten laste gelegde periode acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd op 23 en 24 november 2022.
Feit 2
De rechtbank acht de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling van een fles wijn en beschadiging van een deur wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [benadeelde 4] en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij een fles wijn kapot heeft gegooid.
Ten aanzien van het blikje zal de rechtbank verdachte vrijspreken, nu uit het dossier niet blijkt dat dit blikje door het gooien van verdachte is vernield of beschadigd is geraakt.
Feit 3
De rechtbank acht de onder feit 3 ten laste gelegde mishandeling van politieagent [benadeelde 1] wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte. De rechtbank ziet geen reden om aan dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal te twijfelen. Dit geldt des te meer nu het proces-verbaal wat betreft de verdere gang van zaken overeenkomt met wat is te zien op de camerabeelden.
Feit 4
De rechtbank acht de onder feit 4 ten laste gelegde mishandeling van politieagent [benadeelde 2] wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte waarin staat dat verdachte de koffie in het gezicht van aangever heeft gegooid en aangever daardoor pijn in zijn gezicht en een branderig gevoel in zijn ogen had en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij koffie in het gezicht van de verbalisant die hem verhoorde heeft gegooid.
De rechtbank acht niet bewezen dat de koffie nog heet was en zal verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 5
De rechtbank acht de onder feit 5 ten laste gelegde belediging ten aanzien van beide aangeefsters wettig en overtuigend bewezen, gelet op beide aangiftes, de verklaring van getuige [benadeelde 4] en de verklaring van verdachte ter zitting dat hij naar aangeefster [benadeelde 4] heeft gespuugd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 23 november 2022 tot en met
24november 2022 te Kaatsheuvel, [benadeelde 5] en [benadeelde 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door berichten te sturen inhoudende de woorden
- " Ik haat jullie zoveel, ik wil jullie nu al dood hebben. Er gaat een plan komen, jullie
moeten van het leven beroof worden" en
- " Ik steek of schiet jullie kapot, of schakel de juiste persoon daarvoor in";
2.
op 27 maart 2023 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een fles wijn en een deur, die aan Albert Heijn toebehoorden heeft vernield
enbeschadigd;
3.
op 27 maart 2023 te Tilburg , een ambtenaar, [benadeelde 1] (hoofdagent bij Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door (met kracht en met geschoeide voet) tegen de kuit te trappen;
4.
op 28 maart 2023 te Tilburg , een ambtenaar, [benadeelde 2] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door koffie in het gezicht
te gooien;
5.
op 27 maart 2023 te Tilburg opzettelijk [benadeelde 3] en [benadeelde 4] , in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door voornoemde [benadeelde 3] en [benadeelde 4] op hun kleding te spugen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een maatregel van terbeschikkingstelling (hierna tbs) met een bevel tot verpleging van overheidswege. Er is dan sprake van een ongemaximeerde tbs. Mocht de rechtbank menen dat tbs alleen gemaximeerd kan worden opgelegd, wordt in overweging gegeven naast de tbs-maatregel een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, zodat er nog gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na afloop van de tbs-maatregel. Daarnaast wordt gevorderd een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen tbs-maatregel met verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen. Verdachte is bereid aan alle voorwaarden mee te werken die door de reclassering zijn geformuleerd in het kader van een tbs met voorwaarden. Verzocht wordt verdachte de kans van een tbs met voorwaarden te gunnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ouders. Het is erg triest dat zijn moeder zich zo in het nauw gedreven voelde dat zij geen andere mogelijkheid meer zag dan aangifte te doen tegen haar eigen zoon. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Hiermee heeft verdachte overlast veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander. Kennelijk heeft verdachte niet stil gestaan bij de vervelende gevolgen hiervan. Ook heeft verdachte twee politieambtenaren mishandeld, wat getuigt van een kwalijk gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Ten slotte heeft verdachte twee winkelmedewerksters op hun kleding gespuugd, wat afkeurenswaardig is en bovendien ontzettend naar en vies.
De rechtbank slaat acht op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij vaker voor delicten zoals de onderhavige is veroordeeld.
Ook houdt de rechtbank rekening met de over verdachte opgemaakte rapportages, waaronder het psychiatrisch onderzoek van Morre en Van Dijl van 29 november 2023. Hieruit komt naar voren dat verdachte lijdt aan een autismespectrumstoornis, een ongespecificeerde neurocognitieve stoornis en een stoornis in het gebruik van alcohol. Er was bij verdachte al op jonge leeftijd sprake van gedragsproblemen die jaren later werden geduid als zijnde de uitingen van een autismespectrumstoornis. Jaren later werd bij hem ook de diagnose epilepsie gesteld en deze epilepsie leidde, onder meer omdat verdachte niet altijd medicatietrouw is, tot langdurige ontregelingen en tot blijvende hersenschade c.q. tot neurocognitieve beperkingen. Door deze neurocognitieve beperkingen worden de symptomen van de autismespectrumstoornis nog eens versterkt en de sociale afstemming wordt steeds slechter. Verdachte raakt veelvuldig om het minste of geringste in conflict met zijn omgeving en handelt soms fors agressief. Ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten waren de beschreven stoornissen alle aanwezig en beïnvloedden deze ook de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte.
Toch was hij ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten ook weer niet volslagen stuurloos. Geadviseerd wordt daarom de ten laste gelegde feiten alle verminderd toe te rekenen. Bij verdachte is sprake van een hoog risico op delictrecidive. Er zijn al vele pogingen ondernomen om middels intensieve, klinische interventies verandering te bewerkstelligen bij verdachte in de zin van vermindering van het recidiverisico. Deze interventies hebben tot nu toe echter geen blijvende vruchten afgeworpen en soms moesten ze zelfs voortijdig worden beëindigd omdat verdachte zich niet aan de regels hield en/of omdat hij zich groepsontwrichtend gedroeg. Voor enige verandering bij verdachte zijn klinische interventies noodzakelijk. Ambulant is te weinig intensief om deze verandering teweeg te kunnen brengen. 24-uurs zorg, toezicht en behandeling zijn in dezen nodig. Gelet op de eerdere incidenten in de reguliere GGZ is een hoog beveiligingsniveau vereist en een dergelijk beveiligingsniveau kan uitsluitend in een forensisch psychiatrische setting, zoals een FPK of FPC worden geboden. Een stevig juridisch kader is vereist. Gelet op de ernst van de psychopathologie, de hardnekkigheid daarvan, het hoge recidiverisico en het hoge beveiligingsniveau dat nodig is, wordt het opleggen van tbs met een last tot verpleging van overheidswege dan wel met voorwaarden geadviseerd.
Uit het psychologisch rapport van [deskundige] van 28 november 2023 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, van epilepsie, van neurocognitieve achteruitgang ten gevolge van de epilepsie in de vorm van een licht verstandelijk beperkt intellectueel functioneren en beperkte neurocognitieve stoornis (te weten concentratie- en executieve stoornissen), van een ouder-kindrelatieprobleem, van huisvestingsproblemen en van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol die in vroege remissie is binnen detentie. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornissen allemaal aanwezig en de ernstige stoornis in het gebruik van alcohol was toen nog niet in vroege remissie. De stoornissen beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ook ten tijde van het ten laste gelegde. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op geweldsrecidive buiten zorg, in ambulante zorg of in (forensische) GGZ-zorg wordt ingeschat als hoog. Binnen een gestructureerde en forensisch klinische setting waarbinnen verdachte externe structuur, aansturing, daginvulling, duidelijkheid, (anti-epileptische) medicatie en grenzen aangereikt krijgt en abstinentie inzake het middelengebruik meer gewaarborgd is lijkt verdachte na verloop van tijd stabieler te functioneren en wordt het recidiverisico in gewelddadig gedrag lager ingeschat.
De interventies waaraan gedacht kan worden zijn langdurige opname in een forensisch klinische setting met hoog beveiligingsniveau, psycho-educatie naar het systeem en aandacht voor verbetering van het contact tussen verdachte en het systeem en aansluitend aan de opname overweging van een forensische beschermde woonvorm. Geadviseerd wordt om de beschreven interventies in te zetten in het kader van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Dit omdat verdachte niet in staat lijkt om zich (langere tijd) aan een kader met bijzondere voorwaarden te houden. Vermindering van het recidiverisico en veiligheid voor de maatschappij dienen beide onder de aandacht te zijn. Een zorgmachtiging en behandeling in de reguliere GGZ zijn beide ongeschikt gebleken in de voorgeschiedenis van verdachte.
Tevens slaat de rechtbank acht op het door de reclassering opgemaakte rapport van
1 december 2023. Hieruit komt naar voren dat eerdere behandelingen en toezicht bij verdachte niet tot gedragsverandering hebben geleid. Er zijn problemen op meerdere leefgebieden. De reclassering schat de risico’s op recidive hoog in, net als het risico op onttrekking. Hoewel verdachte van goede wil lijkt, heeft de reclassering er geen vertrouwen in dat hij in staat zal zijn om zich aan bijzondere voorwaarden te conformeren. Verdachte heeft herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag laten zien en eerdere klinische opnames eindigden met escalaties. De reclassering adviseert negatief over tbs met voorwaarden. Er worden geen mogelijkheden gezien om met voorwaarden de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verdachte heeft meermaals bijzondere voorwaarden met een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen. Binnen dat kader bleek toezicht en klinische behandeling onvoldoende om de risico’s op delictgedrag te reduceren. Verdachte heeft geen probleembesef en zijn plan om zelfstandig te gaan wonen en werken acht de reclassering niet realistisch. Als de rechtbank toch tbs met voorwaarden oplegt, worden als voorwaarden geadviseerd: het niet plegen van strafbare feiten, meewerken aan reclasseringstoezicht, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan een time-out en een drugs- en alcoholverbod. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze voorwaarden. Ook wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden geadviseerd, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is. Bij een veroordeling tot een tbs of (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel verzocht, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de tbs of gevangenisstraf.
Gelet op de adviezen van de psychiater en de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een tbs-maatregel dient te worden opgelegd. De rechtbank stelt vast dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van een tbs-maatregel, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op een deel van de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaar of meer gesteld of is een feit dat wordt vermeld in artikel 37a, eerste lid, sub 2, van het Wetboek van Strafrecht;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel. Het risico dat verdachte wederom een geweldsdelict pleegt wordt namelijk hoog geacht.
De rechtbank realiseert zich dat de delicten waarvoor de tbs-maatregel wordt opgelegd geen zeer ernstige geweldsdelicten zijn. De rechtbank acht een tbs-maatregel echter proportioneel in dit geval. Gelet op de inhoud van de rapporten waaruit blijkt dat sprake is van een hoge kans op het plegen van gewelddadige delicten, het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat eerder sprake is geweest van veroordelingen voor geweldsdelicten en bedreiging en alle interventies die in het verleden al, zonder resultaat, zijn ingezet om gedragsverandering bij verdachte te proberen te bewerkstelligen, is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel noodzakelijk is. Uit de rapporten blijkt van een jarenlang patroon van agressie bij verdachte. Er zijn in het verleden verschillende klinische opnames als bijzondere voorwaarde aan verdachte opgelegd om gedragsverandering te proberen te bewerkstelligen. Tot op heden zijn echter alle interventies nog zonder resultaat gebleken. Dit maakt dat de rechtbank het opleggen van een tbs-maatregel, ondanks de zwaarte hiervan, op dit moment als enige mogelijkheid ziet die voor verdachte passend en geboden is.
Gelet op de houding van verdachte ter zitting en het feit dat hij heeft aangegeven bereid te zijn aan alle voorwaarden mee te werken, is de rechtbank bereid verdachte het voordeel van de twijfel te geven en zal zij geen tbs met verpleging van overheidswege aan verdachte opleggen. Volstaan kan worden met het opleggen van de hierna nader te noemen voorwaarden. Een van deze voorwaarden is dat verdachte dient mee te werken aan opname in een forensisch psychiatrische zorginstelling (FPK of FPC). Het advies van de reclassering om verdachte bij een tbs met voorwaarden ook te kunnen opnemen in een zorginstelling met een lager beveiligingsniveau (FPA) zal niet worden overgenomen. De psychiater en de psycholoog hebben namelijk geadviseerd dat een hoog beveiligingsniveau vereist is en dit kan enkel in een FPK of FPC worden geboden. Omdat verdachte bij de tbs met voorwaarden moet meewerken aan opname in een zorginstelling met een hoog beveiligingsniveau (FPK of FPC) wordt de veiligheid van personen ook bij een tbs met voorwaarden gewaarborgd.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege dan ook niet in duur gemaximeerd.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank verklaart de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar. De rechtbank ziet geen aanleiding daarnaast nog een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
Daarnaast acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voor deze feiten passend en geboden, met aftrek van voorarrest. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin de feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 122,- aan immateriële schade voor feit 3, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2023 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van de schade wordt vastgesteld op € 100,-.
De door de benadeelde gevorderde immateriële schadevergoeding is toewijsbaar tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
[benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 300,- aan immateriële schade voor feit 4, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2023 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van de schade wordt vastgesteld op € 100,-. De door de benadeelde gevorderde immateriële schadevergoeding is toewijsbaar tot dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
[benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een schadevergoeding van € 200,- aan immateriële schade voor feit 5, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2023 en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde immateriële schadevergoeding van € 200,- acht de rechtbank geheel toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 4 weken gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Breda van 11 maart 2021 onder parketnummer 02/316729-20 ten uitvoer zal worden gelegd.
Ter zitting heeft zij gevorderd de vordering af te wijzen, omdat deze al eerder ten uitvoer is gelegd.
De rechtbank stelt vast dat de vordering tot tenuitvoerlegging al bij een eerdere strafzaak aan de orde is geweest, maar de vordering toen gedeeltelijk is toegewezen. Er staat nog een week gevangenisstraf open, die ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
De rechtbank stelt eveneens vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe niet besluiten, omdat zij dit niet opportuun acht gelet op de tbs-maatregel die zij aan verdachte oplegt. De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte spoedig aan de slag kan met zijn behandeling. Verdachte heeft daarnaast in de hoofdzaak al langer in voorarrest gezeten dan de gevangenisstraf die aan hem wordt opgelegd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 266, 285, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen en beschadigen, meermalen gepleegd;
feit 3:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 4:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 5:eenvoudige belediging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan
aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te
helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
- verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die
contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich laat opnemen in een nader te specificeren forensische zorginstelling (FPK, FPC), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang
gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door een (forensische) ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een nader te specificeren instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte, als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 100,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] (feit 3), € 100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van
€ 100,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor het overige af;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 1] (feit 4), € 100,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 200,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3] (feit 5), € 200,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 27 maart 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 02/316729-20 door de politierechter van 11 maart 2021 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 4 weken af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.