ECLI:NL:RBZWB:2023:9002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
02-157268-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met gemeen gevaar voor goederen in Yerseke

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975 en thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 december 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft brandstichting op 31 mei 2023 in Yerseke, waarbij een loods deels is afgebrand en er gevaar was voor andere goederen. De verdachte heeft op de zitting van 6 december 2023 zijn standpunt toegelicht, evenals de officier van justitie, die een gevangenisstraf van achttien maanden eiste, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien het beperkte strafblad van de verdachte en de omstandigheden van het geval.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie achtte het eerste feit, brandstichting, wettig en overtuigend bewezen, maar vorderde vrijspraak voor het tweede feit, de vernieling van afvalbakken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de vernieling, maar dat de brandstichting wel bewezen kon worden. De verdachte heeft bekend dat hij brand heeft gesticht, wat op camerabeelden is vastgelegd.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten, met gemeen gevaar voor goederen, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot onmiddellijke uitvoerbaarheid van de straf afgewezen, omdat er geen sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-157268-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Middelburg, [locatie] , te Middelburg ,
raadsman mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Op 31 mei 2023 in Yerseke brand heeft gesticht, waardoor een loods deels is afgebrand en er ook gevaar was voor andere goederen;
In de periode van 29 mei 2023 tot en met 31 mei 2023 in Yerseke afvalbakken buiten een toiletgebouw en prullenbakjes en handdoekdispensers in dat toiletgebouw heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van
feit 2.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat niet tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde kan worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vrijspraak feit 2
Verdachte heeft bekend dat hij op het haventerrein enkele prullenbakken in brand heeft gestoken eind mei 2023. Op camerabeelden is te zien dat er op 29, 30 en 31 mei 2023 bij afvalbakken bij en in de omgeving van het toiletgebouw op het haventerrein brand ontstaat nadat een man met een hond bij deze afvalbakken is geweest. De rechtbank gaat er op grond van de verklaring van verdachte en het overeenkomende uiterlijk van de hond op de camerabeelden en de hond van verdachte vanuit dat de man met de hond op de camerabeelden verdachte betreft.
Op deze camerabeelden is niet te zien dat verdachte het toiletgebouw in gaat. Het dossier bevat daarom onvoldoende wettig bewijs dat het verdachte was die daar afvalbakjes en papierdispensers heeft vernield of beschadigd.
Over de prullenbakken bij en in de omgeving van het toiletgebouw is in het dossier opgenomen dat sprake is van brandschade. Waaruit die schade precies bestaat is echter niet nader omschreven. Uit het dossier volgt weliswaar dat de aangeefster namens de gemeente Reimerswaal heeft verklaard dat die prullenbakken worden vervangen, maar niet is gebleken of dat ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of sprake is van vernieling, beschadiging of onbruikbaar maken van deze afvalbakken.
Gelet op het voorgaande bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor feit 2, zodat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 31 mei 2023 te Yerseke, gemeente Reimerswaal
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
MZI-touw, ten gevolge waarvan een loods gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten de in die
loods gelegen goederen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, waarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast vordert zij dat de rechtbank beveelt dat de straf dadelijk uitvoerbaar is. De officier van justitie heeft in de eis rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de eis van de officier van justitie fors is en gematigd zou kunnen worden naar een gevangenisstraf van een jaar waarvan zes maanden voorwaardelijk. Maar gelet op het beperkte strafblad van verdachte en het rapport van de psycholoog, kan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest voldoende zijn. Er was sprake van een incident. Aan een voorwaardelijk strafdeel kunnen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering worden gekoppeld. Die bijzondere voorwaarden zouden verdachte rust geven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk stichten van brand in een loods. Daardoor is de loods en een deel van de inventaris van de loods beschadigd geraakt, en is er gevaar ontstaan voor de overige goederen in de loods. Verdachte heeft gehandeld zonder enig duidelijk motief. Brandstichting is bij uitstek een zeer gevaarzettend en voor de omgeving bedreigend delict. De rechtbank rekent verdachte dit feit daarom zwaar aan.
Uit het strafblad van verdachte van 27 oktober 2023 komt naar voren dat verdachte op
13 oktober 2023 is veroordeeld wegens een inbraak. In verband met dit vonnis houdt de rechtbank rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. De inhoud van het strafblad vormt voor het overige geen strafmatigende of strafverhogende factor bij de bepaling van de strafmaat.
Op 13 november 2023 heeft [psycholoog] gerapporteerd over verdachte. Volgens de psycholoog is bij verdachte een persoonlijkheid geconstateerd met vermijdende en afhankelijke trekken, maar er lijkt geen sprake te zijn geweest van beïnvloeding van de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde daardoor.
De psycholoog heeft daarom geadviseerd het feit volledig aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt dat advies over en maakt het tot de hare.
Verdachte heeft een vermijdende coping, gaat verantwoordelijkheden veelal uit de
weg, met als gevolg dat hij maatschappelijke gezien zich in een gemarginaliseerde positie heeft gemanoeuvreerd. Meer in algemene zin en binnen een vrijwillig kader zou verdachte kunnen profiteren van begeleiding bij het op poten zetten van een maatschappelijk bestaan. Hierbij dient gedacht te worden aan het verkrijgen van een uitkering, een woning en een dagbesteding. Betrokkene is vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek te vermijdend en
afhankelijk om dit zelfstandig te kunnen realiseren, aldus de psycholoog.
Reclassering Nederland heeft een adviesrapport uitgebracht op 29 november 2023. Daaruit komt naar voren dat er op nagenoeg alle leefgebieden problemen zijn. Verdachte heeft al langere tijd geen inschrijfadres, werk of inkomen. Hij heeft geen zorgverzekering en geen structurele dagbesteding. Ook constateert de reclassering problemen op het gebied van het (psycho)sociaal emotioneel functioneren, hetgeen zich uit in inadequate coping, beperkt ontwikkelde vaardigheden, afhankelijkheid en vermijdingsgedrag. De reclassering acht een forensisch kader noodzakelijk, waarbinnen naast praktische ondersteuning ook behandeling wordt aangeboden. De hoge mate van vermijdingsgedrag verkleint volgens de reclassering de slagingskansen in een vrijwillig kader. Omdat verdachte zelf niet kan benoemen waarom hij brand sticht schat de reclassering het recidiverisico in als hoog.
Vanwege deze omstandigheden heeft de reclassering geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, ambulante behandeling, begeleiding en praktische ondersteuning, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank overweegt dat vanwege de ernst van het feit in beginsel een vrijheidsstraf van lange duur op zijn plaats is. De rechtbank ziet in dit geval geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank in het advies van de reclassering aanleiding om een deel van die straf voorwaardelijk op te leggen, zodat de geadviseerde bijzondere voorwaarden hierbij opgelegd kunnen worden. De rechtbank acht oplegging van die bijzondere voorwaarden noodzakelijk om de zorgen en problemen die op alle leefgebieden bestaan aan te kunnen pakken, waarbij de verwachting is dat dat het recidiverisico zal verlagen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Bij het voorwaardelijk deel van de straf zullen de bijzondere voorwaarden gesteld worden die de reclassering heeft geadviseerd.
De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van de straf gevorderd. De rechtbank wijst deze vordering af, nu geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland (Vrijlandstraat 33, 4337 EA Middelburg). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken aanwijzingen van de trainer/begeleider;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich gedurende de proeftijd, indien geïndiceerd, onder behandeling zal stellen van Forensische Zorg Zeeland (FZZ) of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering; de behandeling start na onderzoek en positieve indicatie. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan praktische ondersteuning vanuit MJD of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding start na aanmelding en positieve indicatie. Verdachte houdt zich aan de (huis)regels en aanwijzingen die de instelling voor hem opstelt;
* dat verdachte meewerkt aan onderzoek naar een passende woonvorm bijvoorbeeld beschermd wonen, begeleid zelfstandig wonen of maatschappelijke opvang. Na onderzoek en bij een positieve indicatie verblijft hij bijvoorbeeld bij stichting DOOR of Zeeuwse Gronden of een andere instelling voor beschermd wonen, begeleid zelfstandig wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na onderzoek en positieve indicatie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en speed om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.B. Scheltema Beduin, voorzitter,
mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 december 2023.