ECLI:NL:RBZWB:2023:8996

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
C/02/415464 / JE RK 23-1917
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 8 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak werd behandeld in het kader van het civiel recht, specifiek binnen het familie- en jeugdrecht. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Nidos Utrecht, toegewezen. De GI verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De moeder van de minderjarige was niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling, maar had haar bereidheid tot medewerking aan de hulpverlening aangegeven. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige nog steeds in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de noodzakelijke zorg niet door de moeder kan worden geboden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn om de veiligheid en het welzijn van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de maatregelen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks mogelijke rechtsmiddelen die door belanghebbenden kunnen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415464 / JE RK 23-1917
Datum uitspraak: 8 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING NIDOS UTRECHT,
locatie Utrecht,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
bijgestaan door haar advocaat, mr. L. Sinoo, advocaat te Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van 16 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 27 oktober 2023;
  • het toetsingsbesluit van de Raad voor de Kinderbescherming van 24 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- mr. L. Sinoo;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [observatiecentrum] .
2.3.
Bij beschikking van 22 december 2014 is [minderjarige] onder toezicht gesteld. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 22 december 2023.
2.4.
Bij beschikking van 10 februari 2021 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend. Deze maatregel is daarna steeds verlengd tot 22 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De vertegenwoordigster van de GI volhardt in het verzoek. Door het CIZ is een indicatiebesluit afgegeven over de benodigde zorg, namelijk dat [minderjarige] is aangewezen op blijvende professionele ondersteuning in wonen en behandelen. Hij heeft een vorm van ondersteuning nodig die niet door de moeder in de thuissituatie te bieden is, waardoor zijn perspectief niet meer in de thuissituatie bij de moeder ligt. Gelet op de duur van de maatregelen is overwogen om een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te verzoeken. Echter wordt dit niet wenselijk geacht, omdat hoewel de moeder niet achter de uithuisplaatsing van [minderjarige] staat, zij deze wel accepteert en actief meewerkt aan de benodigde hulpverlening en besluitvorming. Echter is ook te zien dat de moeder zich stellig en star in bepaalde standpunten kan tonen. Hierdoor is het niet mogelijk dat de moeder de belangen van [minderjarige] in een vrijwillig kader kan behartigen in samenwerking met de hulpverlening, die behandeling en wonen vormgeven. [minderjarige] heeft last van de wachtlijstproblematiek. Het zal mogelijk jaren duren tot een perspectiefbiedende plek voor hem beschikbaar is, want er is op dit moment geen doorstroom. Hij verblijft nu op een tijdelijke voorziening. Hierdoor is het van belang om te zoeken naar een passende overbruggingsplek, maar tot die tijd kan [minderjarige] op [observatiecentrum] verblijven. Het is nodig dat de moeder ondersteund wordt in de zoektocht naar een geschikte plek, het kan niet van de moeder gevraagd worden om hier de volledige verantwoordelijkheid voor te dragen.
De moeder wenst meer contact met [minderjarige] en hier is gehoor aan gegeven nu stiefvader de rol van de professional die bij de omgang aanwezig was lijkt te kunnen overnemen. Vanaf zaterdag zal [minderjarige] eens in de twee weken een gehele dag bij de moeder verblijven. Vermoedelijk zal de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] worden verzocht tot zijn meerderjarigheid. De Raad voor de Kinderbescherming stemt in met het voorgaande.
4.2.
Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij het liefst wil dat [minderjarige] thuis komt wonen, maar dat zij begrijpt dat dit niet gaat gebeuren.
De moeder is bij de mondelinge behandeling niet aanwezig, omdat haar jongste kind ziek is. Het is de moeder niet gelukt om opvang te regelen, maar het verzoek is met de moeder besproken. De moeder heeft de bereidheid om aan alle benodigde hulpverlening mee te werken. Van belang is om de mogelijkheden voor een definitieve plek te onderzoeken. Nu de stiefvader weer in beeld is, bestaat de mogelijkheid tot contactuitbreiding, wat de moeder graag wil.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.3.
Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.4.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt de kinderrechter dat nog steeds wordt voldaan aan het wettelijk criterium genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk blijft in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Er is sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] . De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat [minderjarige] gebaat is bij intensieve zorg. Inmiddels is er een indicatiebesluit door het CIZ afgegeven, waaruit blijkt dat [minderjarige] is aangewezen op blijvende professionele ondersteuning in wonen en behandelen. [minderjarige] kan niet thuis geplaatst worden, nu het voor de moeder niet mogelijk is om de benodigde zorg aan [minderjarige] te bieden. Voor de GI is duidelijk dat het perspectief van [minderjarige] niet bij de moeder ligt. [minderjarige] wil graag bij zijn moeder wonen en de moeder wil ook graag dat [minderjarige] terug thuis wordt geplaatst. Gelet op de duur van de maatregelen is overwogen om een verzoek tot onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel te doen. Echter wordt dit niet wenselijk geacht, omdat de moeder de uithuisplaatsing van [minderjarige] accepteert en actief meewerkt aan de benodigde hulpverlening en besluitvorming. Echter is ook te zien dat de moeder zich stellig en star in bepaalde standpunten kan tonen. Hierdoor is het niet mogelijk dat de moeder de belangen van [minderjarige] in een vrijwillig kader kan behartigen in samenwerking met de hulpverlening die behandeling en wonen vormgeven. Daarnaast heeft [minderjarige] veel last van de wachtlijstproblematiek, omdat hij waarschijnlijk jaren moet wachten op een perspectiefbiedende plek. Hij verblijft nu immers op een tijdelijke voorziening. Hierdoor is het van belang om te zoeken naar een passende overbruggingsplek. Dit alles maakt het regelen van een geschikte plek voor [minderjarige] ontzettend complex en behoeft de moeder daarbij ondersteuning. Positief dat conform de wens van de moeder gezocht is naar een mogelijkheid om de omgangsmomenten uit te breiden nu de stiefvader weer in beeld is en de moeder daarin kan ondersteunen.
5.6.
De kinderrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk zijn om het huidige veilige en vertrouwde verblijf in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te continueren en te waarborgen. De verzoeken van de GI zullen daarom worden toegewezen.
5.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, met ingang van 22 december 2023 tot 22 december 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar, met ingang van 22 december 2023 tot 22 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023 door mr. Combee, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Can, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 19 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.