ECLI:NL:RBZWB:2023:8971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
C/02/415343 / JE RK 23-1899
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststellen van een zorgregeling voor minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

Op 11 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd aanhangig gemaakt door de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die verzocht om een voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De ouders van de minderjarigen zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen wonen bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen onder toezicht zijn gesteld van de GI en dat er behoefte is aan een zorgregeling die de stabiliteit en rust voor de kinderen waarborgt.

Tijdens de mondelinge behandeling was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de vader niet verscheen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader correct was opgeroepen. De GI heeft aangegeven dat er geen door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling bestaat en dat er behoefte is aan begeleide omgang tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI toegewezen en bepaald dat de kinderen bij de moeder blijven wonen, terwijl de omgang met de vader onder regie van de GI zal plaatsvinden, met een faseplan voor de opbouw van de omgang.

De kinderrechter heeft benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de omgang met de vader alleen kan plaatsvinden als dit veilig is en in het belang van de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de zorgregeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kinderrechter heeft de voorwaarden voor de omgang en de evaluatie van het faseplan vastgesteld, waarbij de ontwikkeling van de kinderen centraal staat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/415343 / JE RK 23-1899
Datum uitspraak: 11 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de (voorlopige) verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2013 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 26 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 26 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 11 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader correct is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 22 september 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 22 september 2022 en tot 22 juni 2023, welke laatstelijk is verlengd tot 22 juni 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, met uitvoerbaar bij voorraadverklaring, op grond van artikel 1:265g lid 1 BW als volgt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen:
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de moeder en de regie over de omgang van de kinderen met hun vader wordt belegd bij de Gl, waarbij er in eerste instantie een periode van begeleide omgang met de vader zal plaatsvinden. De verdere opbouw van de omgang van de kinderen met de vader zal middels een faseplan onder regie van Jeugdbescherming west Zeeland plaatsvinden, mits er aan de zijde van de vader (en diens partner) wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden en afspraken steeds worden nagekomen en mits een verdere opbouw ook tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. Er is geen door de kinderrechter vastgestelde zorgregeling tussen de vader en de kinderen. Bij aanvang van de ondertoezichtstelling in september 2022 heeft de GI ingezet op het opbouwen van het contact, beginnend met begeleide contactmomenten tot een onbegeleid weekend per 14 dagen. Die weekendregeling heeft tot september 2023 doorgelopen. Toen is [minderjarige 1] naar vader weggelopen. Na het kort-geding vonnis van 21 september 2023 waarin is beslist dat [minderjarige 1] stapsgewijs en onder de regie van de GI moet terugkeren naar de moeder, heeft de vader aanvankelijk geen uitvoering gegeven aan het stappenplan van de GI om dit te realiseren. Op 26 september 2023 heeft de vader de GI gebeld dat zijn relatie is verbroken en dat [minderjarige 1] naar de moeder moet. In de middag ontkent de vader hetgeen hij in die ochtend tegen de GI heeft gezegd en weigert hij om [minderjarige 1] mee aan de moeder te geven. Na de politie-ondersteuning en een gesprek tussen de GI en [minderjarige 1] gaat [minderjarige 1] , ondanks de negatieve beïnvloeding vanuit de vader en zijn (ex-)partner, mee naar de moeder. Zodra [minderjarige 1] de moeder ziet, is zij opgelucht en blij. Het valt de GI op dat [minderjarige 1] direct naar de partner van de moeder en haar stiefbroertje vraagt. Al op 29 september 2023 wil de vader de kinderen volgens de oorspronkelijke weekendregeling zien. De GI vindt dat de kinderen rust nodig hebben en dat er dat weekend geen contactmoment kan plaatsvinden. Temeer nu de vader geen inzicht in zijn eigen aandeel toont en er nog steeds sprake is van negatieve beïnvloeding richting de kinderen. Een beperking in de contactmomenten is voor nu noodzakelijk. Het is het streven van de GI om het contact middels het faseplan en de daarbij horende gestelde voorwaarden zoals opgenomen in het verzoekschrift op te bouwen, waarbij er in eerste instantie een periode van begeleide omgang zal plaatsvinden. Daarbij komt dat een verdere opbouw tegemoet moet komen aan de belangen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . De GI benadrukt dat het een streven is. De GI heeft twijfels over de haalbaarheid van het faseplan en specifiek over de onbegeleide contactmomenten, omdat de vader alleen is komen te staan. Dit zal volgens zijn ex-partner ook niet meer goedkomen. Het is voor de GI niet duidelijk wat er is voorgevallen. In ieder geval is de relatiebreuk een verlieservaring voor de vader. Daarbij komt dat de GI zich al een langere tijd zorgen maakt om de psychische gesteldheid van de vader. De GI wil dat er onderzoek wordt gedaan bij de vader, voordat er wordt behandeld. Verder weet de GI niet waar de vader op dit moment verblijft. De GI heeft tevergeefs meermalen om het adres van de vader gevraagd. Verder biedt de moeder de benodigde structuur aan de kinderen. Desondanks maakt de kindbegeleider zich zorgen, omdat de kinderen traumasignalen laten zien. Er is rust en stabiliteit nodig voordat er hulpverlening kan worden ingezet. Op korte termijn zal de GI uitleg gaan geven over hun positie en die van de ouders. Dit kan de kinderen helpen bij hun beeldvorming.
4.2.
Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat de moeder het eens is met het verzoek van de GI. Het is belangrijk dat de kinderen duidelijkheid hebben. Het maximaal haalbare is volgens de moeder (in ieder geval voor nu) de eerste fase. Zij hoopt niet dat de kinderen worden geforceerd om (uitgebreid) contact met de vader te hebben. Het gaat nu goed met de kinderen. Er is rust en duidelijkheid. Daarnaast vindt de moeder het fijn dat de kinderen door de GI zullen worden begeleid in hun positie. De moeder vindt het erg heftig wat [minderjarige 1] heeft moeten meemaken. Sinds [minderjarige 1] terug bij de moeder is, gaat het heel goed met haar. Zij gaat naar school en speelt met vriendinnen.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:265g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter gedurende de ondertoezichtstelling op verzoek van de GI een verdeling van de zorg- en opvoedtaken vaststellen indien dat in het belang van de minderjarigen noodzakelijk is.
5.2.
De kinderrechter wijst het onweersproken verzoek van GI toe en stelt – in afwachting van de bodemprocedure – als (voorlopige) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de moeder verblijven en de regie over de omgang van de kinderen met hun vader wordt belegd bij de Gl, waarbij er in eerste instantie een periode van begeleide omgang met de vader zal plaatsvinden en de verdere opbouw van de omgang van de kinderen met de vader middels een faseplan onder regie van Jeugdbescherming west Zeeland zal plaatsvinden, mits er aan de zijde van de vader wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden en afspraken steeds worden nagekomen en mits een verdere opbouw ook tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.3.
Gelet op het verloop van de terugkeer van [minderjarige 1] naar de moeder naar aanleiding van het kortgeding op 21 september 2023, het gebrek aan inzicht in het eigen aandeel aan de zijde van de vader, de negatieve beïnvloeding vanuit de vader richting de kinderen en de traumasignalen die de kinderen laten zien, is de kinderrechter van oordeel dat de kinderen rust en stabiliteit nodig hebben. De moeder biedt op dit moment die benodigde rust en stabiliteit aan de kinderen. Om dat voor nu te behouden, is een beperking in de contactmomenten tussen de vader en de kinderen noodzakelijk waarbij het contact onder de regie van de GI volgens het faseplan, en met inachtneming van het tempo en de belangen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , zal worden opgebouwd.
5.4.
In dit kader merkt de kinderrechter op dat het faseplan van de GI een streven is. Het streven moet zijn dat er wordt toegewerkt naar een onbegeleid weekend per 14 dagen, zoals die weekendregeling ook tot september 2023 heeft doorgelopen. De kinderrechter benadrukt hierbij dat het faseplan en in het bijzonder het hebben van onbegeleid contact alleen moet worden gevolgd als het veilig wordt geacht en voor de kinderen echt kan. De belangen en het tempo van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn hierin leidend.
Het faseplan is opgenomen in het verzoekschrift. Van belang hierbij is om te noemen dat het de kinderrechter tijdens de mondelinge behandeling duidelijk is geworden dat de voormalige partner van de vader geen rol meer speelt. Het faseplan bestaat uit vijf fasen:
De eerste fase, welke na vier weken zal worden geëvalueerd, is een begeleid bezoek van twee uur op woensdag en begeleid beeldbellen op dinsdagmiddag.
De tweede fase, welke na vier weken zal worden geëvalueerd, is deels begeleid bezoek van drie uur op woensdag en begeleid beeldbellen op dinsdag.
De derde fase, welke na vier weken zal worden geëvalueerd, is een onbegeleid bezoek op woensdag van 13.00 tot 17.00 uur en begeleid beeldbellen op dinsdag.
De vierde fase, welke na zes weken zal worden geëvalueerd, is één keer per 14 dagen een onbegeleid bezoek en een nacht logeren.
De vijfde fase, welke elke zes weken zal worden geëvalueerd of zoveel eerder in geval van toenemende zorgen, is de weekendregeling zoals die nu ook geldig is te weten één weekend per 14 dagen van vrijdag 19.00 tot zondag 19.00 uur.
5.5.
Ook zijn de voorwaarden waaraan de vader moet voldoen, opgenomen in het verzoekschrift. Anders dan uit het verzoekschrift blijkt, speelt de voormalige partner van de vader geen rol meer. Dit betekent onder meer dat de GI van de vader verwacht dat hij het traject PSO (parallel solo ouderschap) steunt waarbij hij zich gaat richten op het eigen huis.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt de (voorlopige) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast zoals in overweging 5.2 is opgenomen;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2023 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vork als griffier, en op schrift gesteld op 21 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.