ECLI:NL:RBZWB:2023:8947

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
AWB- 20_9073-21_4970
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak over arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 november 2023, beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in de proceskosten. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen besluiten van het UWV van 14 september 2020 en 1 april 2021, maar trok deze beroepen in nadat het UWV op 6 oktober 2023 haar besluiten had vervangen en haar alsnog volledig arbeidsongeschikt had verklaard per de data in geding. Het UWV heeft geen verzet aangetekend tegen de veroordeling in de proceskosten, griffierecht en kosten van het expertise-instituut.

De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om veroordeling in de proceskosten. Aangezien het UWV zich niet verzet tegen de veroordeling, heeft de rechtbank zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door haar alsnog volledig arbeidsongeschikt te verklaren. Hierdoor is het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond.

De rechtbank heeft de proceskosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten, inclusief het door haar betaalde griffierecht van € 48 en € 49. De totale vergoeding voor de proceskosten bedraagt € 4.416,75, bestaande uit € 2.511 voor rechtsbijstand en € 1.905,75 voor deskundigenkosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 20/9073 en 21/4970 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaken tussen

[verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. D.E. de Hoop),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(UWV; kantoor Amsterdam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het UWV in de proceskosten. Verzoekster heeft deze verzoeken gedaan bij de intrekking van haar beroepen tegen de besluiten van het UWV van 14 september 2020 en 1 april 2021. Zij heeft deze beroepen ingetrokken, omdat het UWV op 6 oktober 2023 deze besluiten heeft vervangen en haar alsnog volledig arbeidsongeschikt heeft geacht per beide data in geding. Verder heeft het UWV per 17 juli 2020 aan eiseres een IVA-uitkering toegekend.
1.1.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om veroordeling in de proceskosten. Het UWV heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten in beroep, het griffierecht en de kosten gemaakt door het expertise-instituut.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
4. De rechtbank moet dus beoordelen of het UWV geheel of gedeeltelijk aan
verzoekster is tegemoetgekomen.
5. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten van 14 september 2020 en 1 april 2021 over de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft op 6 oktober 2023 besloten dat eiseres alsnog volledig arbeidsongeschikt wordt geacht per beide data in geding. Hiermee is het UWV tegemoetgekomen aan de beroepen van verzoekster.
6. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft twee beroepschriften ingediend en aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Dit zijn dus drie proceshandelingen. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. De vergoeding bedraagt dus in totaal € 2.511.
Verder krijgt verzoekster de door haar gemaakte deskundigenkosten ten bedrage van € 1.905,75 vergoed.
7. De rechtbank wijst erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 48 en € 49 te vergoeden. [3] . Verzoekster moet zich hiervoor tot het UWV wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 4.416,75 (€ 2.511+ € 1.905,75) aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 30 november 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.