ECLI:NL:RBZWB:2023:8935

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
02-084745-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vervaardigen en in bezit hebben van kinderporno en ontucht met minderjarigen

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten. De verdachte is veroordeeld voor het vervaardigen, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, alsook voor het seksueel binnendringen van en het plegen van ontucht met minderjarigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van meer dan drie jaar actief betrokken was bij het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografisch materiaal, waarbij hij gebruik maakte van sociale media om slachtoffers te benaderen. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, alsook de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de leeftijd van de slachtoffers en de psychische toestand van de verdachte meegewogen. De verdachte heeft een parafiele stoornis en is door de rechtbank als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers en de noodzaak van behandeling om herhaling te voorkomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en de benadeelde partijen zijn in hun vorderingen gedeeltelijk ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-084745-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1997
wonende te [woonadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (hierna: PI) Dordrecht
raadsman mr. T. van Nimwegen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 december 2023, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1:in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023 kinderporno heeft vervaardigd, verspreid, aangeboden, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en in zijn bezit heeft gehad en dat hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2:zich in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan
primair:het plegen van ontucht inclusief seksueel binnendringen bij [slachtoffer 1] ,
subsidiair:het plegen van ontucht bij [slachtoffer 1] die nog geen zestien jaar was;
feit 3:zich samen met een ander in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 1 oktober 2022 schuldig heeft gemaakt aan
primair:het plegen van ontucht inclusief seksueel binnendringen bij [slachtoffer 2] ,
subsidiair:het plegen van ontucht bij [slachtoffer 2] , die toen nog geen zestien jaar oud was;
feit 4:in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 1 oktober 2022 [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen;
feit 5:in de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023
primair:heimelijk opnames heeft gemaakt,
subsidiair:afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen. Op de gegevensdragers van verdachte is een groot aantal foto’s en video’s aangetroffen die zijn aan te merken als kinderporno. Verdachte heeft dit kinderpornografisch materiaal verworven en in zijn bezit gehad, maar in sommige gevallen ook vervaardigd. Ook kan worden vastgesteld dat, gelet op het aantal aangetroffen afbeeldingen, de periode waarin en de frequentie waarmee verdachte zich bezighield met kinderporno, verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Het onder feit 2 primair ten laste gelegde feit kan ook wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft bekend dat er tussen hem en [slachtoffer 1] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. Deze handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtig. Er is sprake van een groot leeftijdsverschil en [slachtoffer 1] was ondergeschikt aan verdachte.
Daarnaast kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3 primair ten laste gelegde medeplegen van het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] . Vast staat dat tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] orale en anale seks heeft plaatsgevonden. Verdachte was hierbij niet alleen aanwezig; hij heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ook aangestuurd om seks met elkaar te hebben. Hiermee heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de seks tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daar komt bij dat verdachte op dat moment ook zelf ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 2] heeft gepleegd.
Ook feit 4 kan wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft [slachtoffer 2] , door zich voor te doen als de 17-jarige stiefbroer van [slachtoffer 1] en door hem geld aan te bieden, opzettelijk bewogen tot het maken van seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf en tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.
Tot slot kan, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, ook het onder feit 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte bij feit 1 moet worden vrijgesproken van het een gewoonte maken van het vervaardigen en verspreiden van kinderporno. Verdachte heeft de kinderpornografische afbeeldingen nooit verspreid en het maken van screenshots van foto’s kan niet worden aangemerkt als het vervaardigen van kinderporno. Uitsluitend voor de video’s waarop verdachte, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te zien zijn, geldt dat sprake is van het vervaardigen van kinderporno. Dit is onvoldoende om van een gewoonte te kunnen spreken.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair ten laste gelegde plegen van (seksuele) ontuchtige handelingen bij [slachtoffer 1] , omdat deze handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. Er was sprake van een gelijkwaardige liefdesrelatie.
Daarnaast dient vrijspraak te volgen van het onder feit 3 primair ten laste gelegde in vereniging seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 2] . Uit het dossier blijkt niet dat verdachte seksuele handelingen bij [slachtoffer 2] heeft verricht. Alleen [slachtoffer 1] heeft seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer 2] . Deze handelingen zijn echter niet in strijd met de sociaal-ethische norm, zodat [slachtoffer 1] zich niet schuldig heeft gemaakt aan ontucht. Hierdoor wordt voor wat betreft verdachte niet aan het accessoriteitsbeginsel voldaan, zodat geen sprake kan zijn van medeplegen. Bij het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. Wel kan worden bewezen dat verdachte – alleen – meermaals ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer 2] door met hem te zoenen en elkaars penis te betasten. Van de overige ten laste gelegde handelingen moet verdachte worden vrijgesproken.
Verdachte moet voorts worden vrijgesproken van feit 4. De verklaring van [slachtoffer 2] is niet betrouwbaar en moet worden uitgesloten van het bewijs. Er wordt niet voldaan aan het bewijsminimum.
Tot slot moet verdachte worden vrijgesproken van het onder feit 5 primair tenlastegelegde omdat het bestanddeel
technisch hulpmiddelniet kan worden bewezen. Bovendien vallen dit soort gedragingen niet onder artikel 139f Sr, maar onder artikel 139h Sr. Voor het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde wordt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van [slachtoffer 1] omdat in het geval van [slachtoffer 1] het bestanddeel
wederrechtelijkniet kan worden bewezen. [slachtoffer 1] wist namelijk dat verdachte deze afbeeldingen van hem vervaardigde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij kinderpornografisch materiaal heeft verspreid, vervaardigd, aangeboden, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en in bezit heeft gehad en dat hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte heeft over dit feit een bekennende verklaring afgelegd, voor zover het gaat om het bezit, verwerven en vervaardigen van kinderporno. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte kinderporno heeft verspreid. Zij zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat de opnames die verdachte heeft gemaakt van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in ieder geval zijn aan te merken als het vervaardigen van kinderporno. Voor wat betreft het vervaardigen van kinderporno door het maken van screenshots overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte screenshots heeft gemaakt van kinderpornografisch materiaal dat telkens op zijn verzoek met hem werd gedeeld via Snapchat. Hij maakte hiervoor gebruik van een speciale applicatie, zodat de slachtoffers geen melding kregen dat er een schermafbeelding werd gemaakt, zoals normaal gesproken wel het geval is bij Snapchat. De rechtbank is van oordeel dat het maken van schermafbeeldingen van kinderpornografisch materiaal dat via Snapchat wordt gedeeld, moet worden aangemerkt als het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Een foto die via Snapchat wordt gedeeld is namelijk nog geen bestaande afbeelding. Deze foto ‘verdwijnt’ na een aantal seconden. Verdachte zorgde er met het maken van screenshots voor dat de foto’s permanente afbeeldingen werden. In die zin heeft hij kinderporno vervaardigd. Dit was ook de bedoeling van verdachte, zoals blijkt uit zijn eigen verklaring. Hij wilde de foto’s achteraf nog een keer bekijken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het maken van schermafbeeldingen dan ook nieuwe kinderporno vervaardigd.
Gewoonte
Gelet op het grote aantal kinderpornografische afbeeldingen (4059) en video’s (854) dat verdachte heeft verworven, vervaardigd, in zijn bezit heeft gehad of waartoe verdachte zich de toegang heeft verschaft, in combinatie met de lange periode waarin verdachte deze handelingen heeft verricht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Periode
De rechtbank kan niet precies vaststellen vanaf wanneer verdachte het kinderpornografische materiaal heeft vervaardigd, verworven en in bezit heeft gehad. Gelet op de verklaringen van verdachte en de slachtoffers kan zij in ieder geval vaststellen dat het op een moment in 2020 is begonnen en na de arrestatie van verdachte is opgehouden. De rechtbank gaat daarom uit van de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023.
Feit 2
Verdachte wordt onder feit 2 primair verweten dat hij bij [slachtoffer 1] , die toen nog geen zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte en [slachtoffer 1] in de periode zoals ten laste gelegd inderdaad seksueel contact hebben gehad. Verdachte was naar eigen zeggen op het moment dat dit begon 23 jaar oud en [slachtoffer 1] was 14 jaar.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, waardoor deze handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtig in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Met die strafbaarstelling beoogt de wetgever jeugdigen in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Of sprake is van strijd met de sociaal-ethische norm hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit de jurisprudentie volgt dat het ontuchtige karakter kan ontbreken indien de handelingen vrijwillig plaatsvinden in het kader van een affectieve, gelijkwaardige relatie en sprake is van een gering leeftijdsverschil. Een aanzienlijk leeftijdsverschil maakt de seksuele handelingen in beginsel ontuchtig.
De rechtbank constateert dat in deze zaak geen sprake is van een gering verschil in leeftijd. Integendeel, het verschil in leeftijd tussen verdachte en [slachtoffer 1] is 9,5 jaar. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] 14 jaar was toen het seksueel contact tussen hen startte. Zeker op die leeftijd is dat een aanzienlijk leeftijdsverschil. Iemand van 14 jaar verkeert namelijk in een geheel andere ontwikkelingsfase dan iemand van 23 jaar. Bovendien hebben verdachte en [slachtoffer 1] elkaar leren kennen toen [slachtoffer 1] pas 12 jaar oud was: op die zeer jonge leeftijd had verdachte al intensief contact met [slachtoffer 1] . Van gelijkwaardigheid kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake zijn. De verklaring van de stiefmoeder van [slachtoffer 1] maakt dit niet anders. Dat verdachte en [slachtoffer 1] een liefdesrelatie hadden en de seksuele handelingen een vrijwillig karakter hadden evenmin, omdat van jonge minderjarigen niet kan worden verwacht dat zij de gevolgen van hun op jonge leeftijd gemaakte keuzes ten volle kunnen overzien. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat geen sprake was van een exclusieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft, zoals hij zelf ook verklaart, tijdens deze relatie verschillende keren intiem contact gehad met andere jongens.
Naar het oordeel van de rechtbank is van voornoemde uitzondering in deze zaak dan ook geen sprake, zodat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De handelingen kunnen daarom worden aangemerkt als ontuchtig in de zin van artikel 245 Sr. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Feit 3
Verdachte wordt onder feit 3 primair verweten dat hij samen met [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] , die toen nog geen zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat kan worden bewezen dat verdachte bij [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft verricht, bestaande uit het zoenen van [slachtoffer 2] en het betasten van elkaars penis. Verdachte is zelf niet seksueel binnengedrongen bij [slachtoffer 2] . Deze handelingen hebben wel plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvrijwillig hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allebei minderjarig en van ongeveer dezelfde leeftijd zijn. Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze seksuele handelingen dan ook niet zonder meer onder de strekking van artikel 245 Sr, zodat [slachtoffer 1] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht. Hierdoor kan verdachte niet worden aangemerkt als (juridisch) medepleger van het plegen van die ontucht. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de ten laste gelegde handelingen bekend, met uitzondering van het onderdeel ‘de penis van [slachtoffer 2] in de anus van verdachte laten brengen/duwen’. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken, nu ook uit het dossier niet blijkt dat verdachte deze handeling heeft verricht. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verdachte ook partieel vrijspreken van het medeplegen.
Feit 4
Verdachte wordt onder feit 4 verweten dat hij [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.
Volgens [slachtoffer 2] heeft hij verdachte leren kennen op Snapchat. Na een tijdje te hebben gekletst vroeg verdachte hem om seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf te maken en te sturen. Enige tijd later is verdachte ook bij hem thuis geweest en had hij een andere jongen bij zich van wie hij zei dat het zijn stiefbroer [slachtoffer 1] was. Ook verklaarde [slachtoffer 2] dat hij van verdachte geld heeft gekregen om (seksuele) ontuchtige handelingen te verrichten met verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 2] hiervoor geld heeft gegeven. De verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte staan op dit punt dus lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank dient daarom eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] te beoordelen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 2] op essentiële onderdelen wisselend en in strijd met de waarheid heeft verklaard. Dit kan wellicht te maken hebben met het feit dat zijn moeder bij deze verklaringen aanwezig is geweest en het voor [slachtoffer 2] de eerste keer was dat hij openlijk over seksuele handelingen met jongens praatte. Zo wordt bijvoorbeeld door [slachtoffer 2] in eerste instantie verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet kent en dat [slachtoffer 1] en verdachte nooit op zijn slaapkamer zijn geweest. Ook ontkent hij dat er seks heeft plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer 1] , terwijl vast staat dat dit wel is gebeurd. Dit is namelijk gefilmd. [slachtoffer 2] is met de filmpjes geconfronteerd en verklaarde dat hij niet wist hoe het kon dat hij op die filmpjes te zien wa. Nu [slachtoffer 2] op verschillende essentiële onderdelen niet de waarheid heeft gesproken, acht de rechtbank de rest van zijn verklaring over het sturen van foto’s en video’s en het hebben van seks voor geld onvoldoende betrouwbaar.
De rechtbank constateert dat het dossier verder alleen een proces-verbaal van bevindingen bevat waarin twee losse chatgesprekken met anderen via Skype zijn opgenomen waarin door verdachte geld wordt aangeboden voor foto’s, zonder nadere context. Nu het dossier geen andere aanknopingspunten biedt en geen van de andere kinderen die in de tenlastelegging onder feit 1 zijn opgenomen over betalingen door verdachte heeft verklaard, is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat al zou verdachte [slachtoffer 1] hebben voorgesteld als zijn 17-jarige stiefbroer, hetgeen opgevat zou kunnen worden als ‘misleiding’, dit niet is wat [slachtoffer 2] zou hebben aangezet tot het sturen van seksueel getinte foto’s en het hebben van seks: door [slachtoffer 2] wordt namelijk verklaard dat de voornaamste reden geld was.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 5
Onder feit 5 (primair) wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij heimelijk opnames heeft gemaakt. Onder feit 5 (subsidiair) wordt verdachte verweten dat hij opzettelijk en wederrechtelijk afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd.
De feiten
Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte ter zitting komt in ieder geval naar voren dat hij van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] (roepnaam: [slachtoffer 5] ), [slachtoffer 1] en twee onbekend gebleven jongens genaamd [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , bewust afbeeldingen van seksuele aard heeft gemaakt. Dit deed hij niet alleen via een applicatie op zijn telefoon, waardoor hij een screenrecorder kon aanzetten tijdens het gebruik van Snapchat en Instagram (en zo zelf, blijvende, afbeeldingen kon maken), maar ook via een camera, die hij verdekt opstelde. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden volgens verdachte hebben geweten dat er opnames werden gemaakt, de rest van de kinderen niet. [slachtoffer 1] beaamt dit voor wat betreft de gemaakte filmopnames van een intieme ontmoeting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verdachte.
Bewezenverklaring
Bovenstaande feiten leveren een bewezenverklaring op voor zowel feit 5 primair als subsidiair met uitzondering van het onderdeel ‘ [slachtoffer 2] ’ (te weten [slachtoffer 2] ). Hoe dit feit gekwalificeerd moet worden, wordt besproken onder kopje 5.
4.4
De bewezenverklaring
De bewezenverklaring is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat verdachte ten aanzien van
feit 1niet strafbaar is voor de afbeeldingen waarop [slachtoffer 1] is te zien. Er is sprake van een gelijkwaardige liefdesrelatie tussen [slachtoffer 1] en verdachte. Verdachte heeft zich, zoals eerder bepleit, niet schuldig gemaakt aan ontucht door een (seksuele) relatie te hebben met [slachtoffer 1] . In het verlengde daarvan wordt betoogd dat artikel 240b Sr te ruim zou worden uitgelegd als verdachte strafbaar zou zijn voor de seksuele afbeeldingen die hij binnen deze relatie heeft gemaakt van [slachtoffer 1] of van [slachtoffer 1] heeft ontvangen.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.2 overwogen dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, zodat die handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtig. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Feit 5
De officier van justitie heeft primair artikel 139f Sr en subsidiair artikel 139h Sr ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende:
Verhouding tussen artikel 139f en 139h Sr
Uit de Memorie van Toelichting (MvT) behorende bij het wetsvoorstel Herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen waarin o.a. artikel 139h Sr wordt besproken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 080, nr. 3, o.a. p. 10), blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om met artikel 139h een
zelfstandige strafbaarstellingvan het misbruik (vervaardigen, beschikken over en openbaar maken) van seksueel beeldmateriaal in het leven te roepen, juist vanwege de intieme en gevoelige aard van het materiaal.
In deze MvT staat dat ‘hoewel de strafwet ook nu al via meer algemene strafbaarstellingen (zoals gebruik van een verborgen camera, smaad, laster, belediging, bedreiging) bescherming biedt tegen verschillende vormen van misbruik van seksueel beeldmateriaal, het kabinet aanleiding ziet voor een zelfstandige strafbaarstelling, omdat de huidige strafbepalingen de lading van de strafbare gedragingen waarmee de samenleving veelvuldig en indringend wordt geconfronteerd onvoldoende dekken’ (…) ‘Verder draagt een op de strafbare gedraging toegesneden strafbaarstelling met passende strafmaxima bij aan een eenduidige strafrechtelijke aanpak en zorgt voor herkenbare erkenning van leed dat deze slachtoffers wordt aangedaan. Van een specifieke strafbaarstelling gaat tevens het duidelijke signaal uit aan (potentiële) daders dat dit type gedrag niet acceptabel is en ernstig wordt afgekeurd’.
De rechtbank concludeert uit het bovenstaande dat artikel 139h Sr
een specialisis van artikel 139f Sr (waarin ‘slechts’ het stiekem maken van opnames wordt beschreven). Op grond van art. 55 lid 2 Sr zal de rechter – als hij constateert dat op de bewezenverklaring letterlijk genomen twee strafbepalingen van toepassing zijn en dat tussen beide bepalingen een specialiteitsverhouding bestaat, in voorkomende gevallen de specialis moeten toepassen.
Feit 5 (primair) tenlastegelegde
Nu de tenlastelegging onder feit 5 primair is toegesneden op de generalis zal verdachte voor dit feit worden ontslagen van rechtsvervolging (zie onder meer Hoge Raad 24 mei 2005, JAF 2005/43).
Feit 5 (subsidiair) tenlastegelegde
Dit feit kan, gelet op hetgeen onder 4.3.2 is beschreven als vastgestelde feiten onder feit 5, niet alleen bewezen worden verklaard, maar ook worden gekwalificeerd.
Er zijn verder geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de andere feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling in strafverminderende zin rekening te houden met de persoon van verdachte en zijn proceshouding. Verdachte is jong en kampt met een parafiele stoornis. Hierdoor moeten alle ten laste gelegde feiten – dus ook feit 1 – in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend. Daarnaast is verdachte open en eerlijk geweest en heeft hij volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Ook is hij zich bewust van de pijn en het leed die hij bij de slachtoffers heeft veroorzaakt en is hij bereid met hen in gesprek te gaan. Verdachte wil graag behandeld worden. Indien de rechtbank een klinische opname noodzakelijk acht, wordt verzocht aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van maximaal twaalf maanden. Mocht de rechtbank een gevangenisstraf van meer dan twaalf maanden passend achten, dan moet de klinische opname als voorwaarde komen te vervallen. Verdachte zal namelijk binnen de PI behandeld gaan worden via [instelling] . Wanneer verdachte langer dan twaalf maanden in de gevangenis zit, is deze behandeling al in een dermate vergevorderd stadium dat een klinische opname na de gevangenisstraf niet meer passend is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar kinderpornografisch materiaal verworven, vervaardigd en in bezit gehad. Hoewel maar een aantal afbeeldingen en video’s ten laste is gelegd, zijn er in totaal 4913 kinderpornografische afbeeldingen (4059 foto’s en 854 video’s) aangetroffen op de telefoon en laptops van verdachte. De kinderen op de aangetroffen afbeeldingen en video’s zijn jonge kinderen tussen de acht en vijftien jaar oud. Op een groot gedeelte van het aangetroffen kinderpornografische materiaal zijn vergaande seksuele handelingen door en met kinderen zichtbaar. Verdachte heeft een groot deel van deze kinderen via social media benaderd en aan hen gevraagd om seksueel getinte foto’s en video’s te maken en deze naar hem te sturen. Van deze foto’s en video’s heeft verdachte vervolgens, zonder medeweten van de slachtoffers, schermafbeeldingen gemaakt. Daarnaast heeft verdachte de seks van en met verschillende kinderen gefilmd. Ook hiervan wisten sommige slachtoffers niets af. Door de politie zijn in totaal elf kinderen herkend.
Naast deze feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het plegen van seksuele handelingen met [slachtoffer 1] en het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren op dat moment 14 en 12 jaar oud.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten, die bij het merendeel van de kinderen pijn en leed hebben veroorzaakt. Hij heeft een groot aantal jonge kinderen seksueel misbruikt door hen te bewegen tot het plegen van seksuele handelingen en door met hen (seksuele) ontuchtige handelingen te plegen. Met zijn handelen heeft verdachte een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de kinderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan ook op latere leeftijd nog grote psychische (en lichamelijke) schade ondervinden die hun verdere ontwikkeling ernstig benadeelt. Dit blijkt ook uit de verschillende slachtofferverklaringen op zitting. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet (voldoende) stilgestaan en zich laten leiden door zijn eigen lustgevoelens.
De rechtbank weegt verder in het nadeel van verdachte mee dat hij na het eerste politiecontact - waarbij gegevensdragers met kinderporno in beslag zijn genomen - is doorgegaan met het verwerven en vervaardigen van kinderporno en het hebben van seksueel contact met minderjarigen.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de pro-justitiarapportages die over verdachte zijn opgemaakt. Uit het psychiatrisch rapport van [psychiater 1] van 12 september 2023 blijkt dat bij verdachte sprake is van een parafiele stoornis (hebefilie) in combinatie met ADHD. De parafiele stoornis is van grote invloed geweest op het gedrag van verdachte, waarbij verdachte herhaaldelijk alarmsignalen heeft genegeerd en zich heeft laten leiden door zijn cognitieve vervormingen. De kans op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. Langdurige behandeling en begeleiding wordt noodzakelijk geacht. Gelet hierop en gelet op de chroniciteit en de ernst van de problematiek van verdachte wordt geadviseerd om aan verdachte tbs met voorwaarden op te leggen.
Het psychologisch rapport van [psychiater 2] van 29 augustus 2023 is van gelijke strekking als het rapport van de psychiater. Naast bovengenoemde stoornis is er bij verdachte ook sprake van een angstig gepreoccupeerde hechtingsstijl en pathologische persoonlijkheidstrekken van de borderline persoonlijkheidsstoornis, bestaande uit instabiele affectiviteit en terugkerende gevoelens van leegte en impulsiviteit. De kans op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. Gelet op de ernst van de problematiek bij verdachte, de duur en intensiteit van het delictgedrag en het relatief hoge recidiverisico, wordt een klinische behandeling noodzakelijk geacht en wordt geadviseerd een tbs met voorwaarden op te leggen.
Toerekenbaarheid
De psycholoog heeft geconcludeerd dat verdachte door de vastgestelde stoornissen verminderd in staat is geweest om andere gedragskeuzes te maken en adequaat te handelen, waardoor alle ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte moeten worden toegerekend. De rechtbank neemt deze conclusie over.
Uit het reclasseringsrapport van 21 november 2023 volgt dat het risico op recidive als gemiddeld wordt ingeschat. Er is bij verdachte sprake van enig zelfinzicht en probleembesef, maar het ziekte-inzicht is minimaal. Volgens de reclassering is een klinisch forensisch behandeltraject noodzakelijk om de kans op recidive te verminderen. Ook na het klinische traject zal begeleiding en (ambulante) behandeling nodig zijn. Een streng kader als een tbs met voorwaarden wordt geadviseerd om het recidiverisico op de lange termijn te kunnen beperken en daarmee de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan deze maatregel met de bijbehorende voorwaarden.
Straf en maatregel
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van tbs. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Op drie van de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Daarnaast eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel, omdat er sprake is van een matig tot hoog recidiverisico op zedendelicten.
Gelet op de ernst van de feiten, de inhoud van de rapporten en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een tbs-maatregel noodzakelijk is om recidive in de toekomst te voorkomen. Oplegging van tbs met dwangverpleging is op dit moment niet nodig. Volstaan kan worden met het opleggen van voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en zoals hierna opgenomen. In aanvulling daarop zal de rechtbank bepalen dat verdachte met [slachtoffer 1] wel buiten aanwezigheid van anderen contact mag hebben, mits de reclassering daarmee instemt. Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de tbs-maatregel kan daarom, bij een eventuele omzetting, een periode van vier jaar te boven gaan.
Gelet op de noodzaak van behandeling en het gevaar voor recidive zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten een gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij de bepaling van de duur heeft de rechtbank rekening gehouden met de periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, het aantal slachtoffers en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij minder feiten bewezen verklaart. Ook heeft zij in het voordeel van verdachte rekening gehouden met zijn proceshouding. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven en is eerlijk geweest over zijn motief voor zijn handelen (namelijk dat hij seksueel opgewonden werd van het contact met en de foto’s/filmpjes van kinderen). Bovendien neemt hij verantwoordelijkheid voor zijn gedrag. Ook heeft er op initiatief van verdachte een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer 3] , één van de slachtoffers. Uit de mediation-overeenkomst blijkt dat dit een fijn gesprek is geweest dat heeft geholpen bij het verwerken van de gebeurtenis. Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 2.648,03 voor feit 1, bestaande uit € 1.148,03 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Verdachte heeft zich daartoe ter zitting ook bereid verklaard.
Materiële schade
De door de benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding van een bedrag van € 1.148,03 acht de rechtbank in zijn geheel toewijsbaar. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
Namens de benadeelde is ook aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding van een bedrag van € 1.500,00 billijk.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade (in totaal € 2.648,03) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 28 maart 2023.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding voor de feiten 1 en 5.
De rechtbank constateert dat er door de benadeelde partij geen bedrag is ingevuld. Ook is de vordering niet onderbouwd met stukken. Hierdoor is nader onderzoek noodzakelijk en zou de benadeelde partij in de gelegenheid moeten worden gesteld de vordering nader te onderbouwen. De rechtbank is echter van oordeel dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38d, 57, 139h, 240b, 245 en 247 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 3 primair en onder 4 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hieronder in bijlage II is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
-
feit 5 primair:ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:een afbeelding en een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
feit 2 primair:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 3 subsidiair:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 5: subsidiair:opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit
* verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
  • verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
  • verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, kan verdachte voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
* verdachte laat zich opnemen in een klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling, leefregels van de verblijfsinstelling en plaatsing;
* aansluitend aan zijn klinische behandeling laat verdachte zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
* verdachte zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
* verdachte werkt mee aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* verdachte zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat de reclassering, behandelaar of ambulant begeleider of een ander persoon - die door de reclassering gescreend is en waar de reclassering contact mee houdt - hierbij aanwezig zijn. Verdachte mag wel contact hebben met [slachtoffer 1] , geboren [geboortedag 2] 2006 te [geboorteplaats 2] , mits de reclassering daar toestemming voor verleent;
* Verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
• het getint communiceren met minderjarigen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
• het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* verdachte geeft de reclassering openheid over het aangaan en onderhouden van (partner)relaties en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten uit zijn (sociale) netwerk te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn (sociale) netwerk;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
De benadeelde partij [benadeelde]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 2.648,03, waarvan € 1.148,03 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] (feit 1), € 2.648,03 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 36 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2023.