4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Verdachte wordt onder feit 1 verweten dat hij kinderpornografisch materiaal heeft verspreid, vervaardigd, aangeboden, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en in bezit heeft gehad en dat hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. Verdachte heeft over dit feit een bekennende verklaring afgelegd, voor zover het gaat om het bezit, verwerven en vervaardigen van kinderporno. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte kinderporno heeft verspreid. Zij zal verdachte daarom van dit onderdeel vrijspreken.
De rechtbank is met de verdediging en de officier van justitie van oordeel dat de opnames die verdachte heeft gemaakt van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in ieder geval zijn aan te merken als het vervaardigen van kinderporno. Voor wat betreft het vervaardigen van kinderporno door het maken van screenshots overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte screenshots heeft gemaakt van kinderpornografisch materiaal dat telkens op zijn verzoek met hem werd gedeeld via Snapchat. Hij maakte hiervoor gebruik van een speciale applicatie, zodat de slachtoffers geen melding kregen dat er een schermafbeelding werd gemaakt, zoals normaal gesproken wel het geval is bij Snapchat. De rechtbank is van oordeel dat het maken van schermafbeeldingen van kinderpornografisch materiaal dat via Snapchat wordt gedeeld, moet worden aangemerkt als het vervaardigen van kinderpornografisch materiaal. Een foto die via Snapchat wordt gedeeld is namelijk nog geen bestaande afbeelding. Deze foto ‘verdwijnt’ na een aantal seconden. Verdachte zorgde er met het maken van screenshots voor dat de foto’s permanente afbeeldingen werden. In die zin heeft hij kinderporno vervaardigd. Dit was ook de bedoeling van verdachte, zoals blijkt uit zijn eigen verklaring. Hij wilde de foto’s achteraf nog een keer bekijken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte met het maken van schermafbeeldingen dan ook nieuwe kinderporno vervaardigd.
Gewoonte
Gelet op het grote aantal kinderpornografische afbeeldingen (4059) en video’s (854) dat verdachte heeft verworven, vervaardigd, in zijn bezit heeft gehad of waartoe verdachte zich de toegang heeft verschaft, in combinatie met de lange periode waarin verdachte deze handelingen heeft verricht, acht de rechtbank bewezen dat verdachte daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Periode
De rechtbank kan niet precies vaststellen vanaf wanneer verdachte het kinderpornografische materiaal heeft vervaardigd, verworven en in bezit heeft gehad. Gelet op de verklaringen van verdachte en de slachtoffers kan zij in ieder geval vaststellen dat het op een moment in 2020 is begonnen en na de arrestatie van verdachte is opgehouden. De rechtbank gaat daarom uit van de periode van 1 januari 2020 tot en met 28 maart 2023.
Feit 2
Verdachte wordt onder feit 2 primair verweten dat hij bij [slachtoffer 1] , die toen nog geen zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat verdachte en [slachtoffer 1] in de periode zoals ten laste gelegd inderdaad seksueel contact hebben gehad. Verdachte was naar eigen zeggen op het moment dat dit begon 23 jaar oud en [slachtoffer 1] was 14 jaar.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze seksuele handelingen in strijd zijn met de sociaal-ethische norm, waardoor deze handelingen moeten worden aangemerkt als ontuchtig in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Met die strafbaarstelling beoogt de wetgever jeugdigen in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar te beschermen tegen het ondergaan van seksuele handelingen. Of sprake is van strijd met de sociaal-ethische norm hangt af van de omstandigheden van het geval. Uit de jurisprudentie volgt dat het ontuchtige karakter kan ontbreken indien de handelingen vrijwillig plaatsvinden in het kader van een affectieve, gelijkwaardige relatie en sprake is van een gering leeftijdsverschil. Een aanzienlijk leeftijdsverschil maakt de seksuele handelingen in beginsel ontuchtig.
De rechtbank constateert dat in deze zaak geen sprake is van een gering verschil in leeftijd. Integendeel, het verschil in leeftijd tussen verdachte en [slachtoffer 1] is 9,5 jaar. Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] 14 jaar was toen het seksueel contact tussen hen startte. Zeker op die leeftijd is dat een aanzienlijk leeftijdsverschil. Iemand van 14 jaar verkeert namelijk in een geheel andere ontwikkelingsfase dan iemand van 23 jaar. Bovendien hebben verdachte en [slachtoffer 1] elkaar leren kennen toen [slachtoffer 1] pas 12 jaar oud was: op die zeer jonge leeftijd had verdachte al intensief contact met [slachtoffer 1] . Van gelijkwaardigheid kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake zijn. De verklaring van de stiefmoeder van [slachtoffer 1] maakt dit niet anders. Dat verdachte en [slachtoffer 1] een liefdesrelatie hadden en de seksuele handelingen een vrijwillig karakter hadden evenmin, omdat van jonge minderjarigen niet kan worden verwacht dat zij de gevolgen van hun op jonge leeftijd gemaakte keuzes ten volle kunnen overzien. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat geen sprake was van een exclusieve relatie tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte heeft, zoals hij zelf ook verklaart, tijdens deze relatie verschillende keren intiem contact gehad met andere jongens.
Naar het oordeel van de rechtbank is van voornoemde uitzondering in deze zaak dan ook geen sprake, zodat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer 1] in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De handelingen kunnen daarom worden aangemerkt als ontuchtig in de zin van artikel 245 Sr. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 primair ten laste gelegde.
Feit 3
Verdachte wordt onder feit 3 primair verweten dat hij samen met [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] , die toen nog geen zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft verricht die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat kan worden bewezen dat verdachte bij [slachtoffer 2] ontuchtige handelingen heeft verricht, bestaande uit het zoenen van [slachtoffer 2] en het betasten van elkaars penis. Verdachte is zelf niet seksueel binnengedrongen bij [slachtoffer 2] . Deze handelingen hebben wel plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet blijkt dat de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onvrijwillig hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] allebei minderjarig en van ongeveer dezelfde leeftijd zijn. Naar het oordeel van de rechtbank vallen deze seksuele handelingen dan ook niet zonder meer onder de strekking van artikel 245 Sr, zodat [slachtoffer 1] zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht. Hierdoor kan verdachte niet worden aangemerkt als (juridisch) medepleger van het plegen van die ontucht. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de ten laste gelegde handelingen bekend, met uitzondering van het onderdeel ‘de penis van [slachtoffer 2] in de anus van verdachte laten brengen/duwen’. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel vrijspreken, nu ook uit het dossier niet blijkt dat verdachte deze handeling heeft verricht. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de rechtbank verdachte ook partieel vrijspreken van het medeplegen.
Feit 4
Verdachte wordt onder feit 4 verweten dat hij [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.
Volgens [slachtoffer 2] heeft hij verdachte leren kennen op Snapchat. Na een tijdje te hebben gekletst vroeg verdachte hem om seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf te maken en te sturen. Enige tijd later is verdachte ook bij hem thuis geweest en had hij een andere jongen bij zich van wie hij zei dat het zijn stiefbroer [slachtoffer 1] was. Ook verklaarde [slachtoffer 2] dat hij van verdachte geld heeft gekregen om (seksuele) ontuchtige handelingen te verrichten met verdachte en [slachtoffer 1] . Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 2] hiervoor geld heeft gegeven. De verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte staan op dit punt dus lijnrecht tegenover elkaar. De rechtbank dient daarom eerst de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 2] te beoordelen.
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 2] op essentiële onderdelen wisselend en in strijd met de waarheid heeft verklaard. Dit kan wellicht te maken hebben met het feit dat zijn moeder bij deze verklaringen aanwezig is geweest en het voor [slachtoffer 2] de eerste keer was dat hij openlijk over seksuele handelingen met jongens praatte. Zo wordt bijvoorbeeld door [slachtoffer 2] in eerste instantie verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet kent en dat [slachtoffer 1] en verdachte nooit op zijn slaapkamer zijn geweest. Ook ontkent hij dat er seks heeft plaatsgevonden tussen hem en [slachtoffer 1] , terwijl vast staat dat dit wel is gebeurd. Dit is namelijk gefilmd. [slachtoffer 2] is met de filmpjes geconfronteerd en verklaarde dat hij niet wist hoe het kon dat hij op die filmpjes te zien wa. Nu [slachtoffer 2] op verschillende essentiële onderdelen niet de waarheid heeft gesproken, acht de rechtbank de rest van zijn verklaring over het sturen van foto’s en video’s en het hebben van seks voor geld onvoldoende betrouwbaar.
De rechtbank constateert dat het dossier verder alleen een proces-verbaal van bevindingen bevat waarin twee losse chatgesprekken met anderen via Skype zijn opgenomen waarin door verdachte geld wordt aangeboden voor foto’s, zonder nadere context. Nu het dossier geen andere aanknopingspunten biedt en geen van de andere kinderen die in de tenlastelegging onder feit 1 zijn opgenomen over betalingen door verdachte heeft verklaard, is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat al zou verdachte [slachtoffer 1] hebben voorgesteld als zijn 17-jarige stiefbroer, hetgeen opgevat zou kunnen worden als ‘misleiding’, dit niet is wat [slachtoffer 2] zou hebben aangezet tot het sturen van seksueel getinte foto’s en het hebben van seks: door [slachtoffer 2] wordt namelijk verklaard dat de voornaamste reden geld was.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 5
Onder feit 5 (primair) wordt verdachte ervan beschuldigd dat hij heimelijk opnames heeft gemaakt. Onder feit 5 (subsidiair) wordt verdachte verweten dat hij opzettelijk en wederrechtelijk afbeeldingen van seksuele aard heeft vervaardigd.
De feiten
Uit het strafdossier en de verklaring van verdachte ter zitting komt in ieder geval naar voren dat hij van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] (roepnaam: [slachtoffer 5] ), [slachtoffer 1] en twee onbekend gebleven jongens genaamd [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] , bewust afbeeldingen van seksuele aard heeft gemaakt. Dit deed hij niet alleen via een applicatie op zijn telefoon, waardoor hij een screenrecorder kon aanzetten tijdens het gebruik van Snapchat en Instagram (en zo zelf, blijvende, afbeeldingen kon maken), maar ook via een camera, die hij verdekt opstelde. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden volgens verdachte hebben geweten dat er opnames werden gemaakt, de rest van de kinderen niet. [slachtoffer 1] beaamt dit voor wat betreft de gemaakte filmopnames van een intieme ontmoeting van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en verdachte.
Bewezenverklaring
Bovenstaande feiten leveren een bewezenverklaring op voor zowel feit 5 primair als subsidiair met uitzondering van het onderdeel ‘ [slachtoffer 2] ’ (te weten [slachtoffer 2] ). Hoe dit feit gekwalificeerd moet worden, wordt besproken onder kopje 5.