ECLI:NL:RBZWB:2023:8873

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
02-078003-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafrecht. Vrijspraak medeplegen zware mishandeling. Veroordeling openlijke geweldpleging in vereniging. Benadeelde partij niet-ontvankelijk in vordering.

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2006. De zaak betreft openlijke geweldpleging in vereniging en het medeplegen van zware mishandeling. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 7 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een slachtoffer op 3 december 2022 in Terneuzen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig is aan openlijke geweldpleging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ondanks dat zijn rol minder zwaar was dan die van zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, maar hem wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging.

Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank een werkstraf van 60 uur opgelegd, waarvan 20 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van één jaar. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-078003-23
vonnis van de meervoudige kamer van 19 december 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. S. van Steenberge, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 7 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 3 december 2022 samen met anderen [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat verdachte op 3 december 2022 in Terneuzen openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie meent dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, te weten het medeplegen van zware mishandeling. De officier van justitie is van mening dat de openlijke geweldpleging, zoals subsidiair tenlastegelegd, wel bewezen kan worden verklaard. Uit de beelden die zich in het dossier bevinden en ter zitting zijn getoond, blijkt dat verdachte samen met anderen aangever heeft gevangen, in een hoek heeft gedreven en richting aangever ernstig geweld heeft toegepast. Ook verdachte heeft aangever klappen en trappen gegeven, ook toen aangever al op de grond lag. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde feit en wijst daarbij allereerst op het ontbreken van een nauwe en bewuste samenwerking voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hier is geen opzet van verdachte op geweest. De handelingen van verdachte hebben op zichzelf gestaan en hebben niet tot zwaar lichamelijk letsel geleid. Verzocht wordt dan ook om verdachte vrij te spreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel in vereniging gepleegd. Als de rechtbank van mening is dat er geen sprake is geweest van een ‘nauwe en bewuste samenwerking’ dan kan er ook geen sprake zijn van een bewezenverklaring van ‘in vereniging geweld plegen’. Om die reden wordt ook vrijspraak bepleit van het subsidiair tenlastegelegde feit. Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen van het plegen van geweld in vereniging, in de variant zoals deze subsidiair is ten laste gelegd, dan refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het schoppen tegen het hoofd. Door verdachte is immers niet tegen het hoofd van aangever geschopt, dat heeft een ander gedaan.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 2 op 3 december 2022 liep verdachte samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [medeverdachte 3] in de Noordstraat , toen zij in contact kwamen met twee anderen, naar later bleek aangever en [naam] . Het gedrag van aangever is door het groepje waar verdachte bij hoorde kennelijk opgevat als uitdagend gedrag jegens [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] begon aangever te slaan en te schoppen. Op de camerabeelden, die zijn omschreven in het proces-verbaal van 3 december 2022 en ter zitting zijn getoond, is te zien dat aangever door meerdere mensen tegen het lichaam is geslagen en geschopt en vervolgens ook een aantal forse schoppen tegen het hoofd krijgt van [medeverdachte 2] . Ook wordt aangever door [medeverdachte 2] tegen een winkelpui aangegooid. Duidelijk is geworden dat er die avond fors geweld is gepleegd tegen aangever. Het merendeel hiervan is door [medeverdachte 2] gepleegd. Echter ook verdachte heeft geweldshandelingen gepleegd, te weten slaan en schoppen tegen het lichaam van aangever.
Medeplegen toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Evenals de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van mening dat het primair tenlastegelegde medeplegen van toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is een duidelijk verschil in rol geweest tussen verdachte en zijn oom, [medeverdachte 2] . De geweldshandelingen die verdachte heeft verricht zijn aanzienlijk minder qua aard en hoeveelheid. De handelingen verricht door verdachte zijn niet van dien aard dat daardoor zwaar lichamelijk letsel bij aangever heeft kunnen ontstaan. Evenmin kan door de rechtbank worden vastgesteld dat bij verdachte opzet heeft bestaan op een (nauwe en bewuste) samenwerking met die [medeverdachte 2] om die [slachtoffer] zwaar letsel toe te brengen. Het slaan en schoppen tegen het lichaam van aangever kan in deze specifieke situatie niet leiden tot een bewezenverklaring van het (medeplegen van) zwaar lichamelijk letsel. Verdachte zal hier daarom van worden vrijgesproken.
Openlijke geweldpleging
Vast staat dat er in de nacht van 2 op 3 december 2022 in het openbaar, te weten de Noordstraat te Terneuzen , geweld is gepleegd tegen aangever. Van het "in vereniging" plegen van geweld is sprake indien de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld. Deze bijdrage kan onder andere bestaan uit het verrichten van één of meer gewelddadige handelingen. Er moet worden beoordeeld of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte een rol heeft gehad in het geweld doordat hij, nadat zijn oom is begonnen met het slaan en schoppen van aangever, zich in deze geweldsuitbarsting heeft gemengd door aangever ook te slaan en schoppen. Dit heeft hij op verschillende momenten tijdens het gevecht gedaan. Voor de rechtbank is duidelijk dat er sprake is geweest van één gevecht en geen losstaande gebeurtenissen waarin geweld is gepleegd tegen aangever. Verdachte heeft door te schoppen en slaan een wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld dat die nacht op aangever werd uitgeoefend. Ook stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van geweld ‘in vereniging’ gepleegd. Er was immers bij de personen die geweld uitoefenden betrokkenheid op elkaar, zoals blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij meedeed in het gevecht omdat hij zijn oom wilde helpen. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de openlijke geweldpleging zoals subsidiair tenlastegelegd. Anders dan de raadsvrouwe ziet de rechtbank geen aanleiding om het schoppen tegen het hoofd niet ten laste van verdachte bewezen te verklaren en verdachte daarvan vrij te spreken. Voor een bewezenverklaring van het openlijk in vereniging geweld plegen als bedoeld in artikel 141, eerste lid, Sr is immers niet vereist dat de verdachte zelf alle feitelijke handelingen heeft verricht.
Conclusie
Gelet op voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging plegen van geweld tegen aangever.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 3 december 2022 te Terneuzen openlijk, te weten, op de Noordstraat ,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer]
door die [slachtoffer] meermalen,
-in het gezicht en/of tegen het hoofd en tegen andere plekken van het lichaam te stompen en/of te slaan, en
-tegen een winkelpui, te gooien, en,
-in het gezicht en/of tegen het hoofd en tegen andere plekken van het lichaam te schoppen;
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 100 uur, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie. Daarnaast vordert de officier van justitie een voorwaardelijke jeugddetentie van twee weken op te leggen met een proeftijd van één jaar. De officier van justitie houdt bij haar eis in het bijzonder rekening met de ernst van het feit, waarbij sprake is geweest van een erg heftige openlijke geweldpleging die vanuit het niets is ontstaan.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen dan vindt de verdediging een werkstraf het meest passend. Een voorwaardelijke jeugddetentie wordt niet als passend gezien aangezien de pedagogische meerwaarde daarvan ontbreekt. Er wordt verzocht rekening te houden met de rol die verdachte heeft gehad in vergelijking met die van [medeverdachte 2] , door wiens handelen het letsel is ontstaan. Ook wordt gevraagd rekening te houden met de blanco documentatie van verdachte en zijn toekomstplannen. In dat kader wordt tevens verzocht om een overweging te wijden aan de verlening van een Verklaring Omtrent het Gedrag.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een ernstig geweldsdelict, te weten een openlijke geweldpleging waarbij het slachtoffer knock-out is geschopt en geslagen en vervolgens is achtergelaten. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Het gaat om zinloos (uitgaans)geweld dat onder invloed van alcohol is gepleegd, met meerdere personen tegen één persoon. Dergelijk geweld maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit en zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer. Dit geweld zorgt in het algemeen ook voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft deelgenomen aan dit geweld en zich verder niet om het slachtoffer heeft bekommerd.
Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte, hoewel hij zich schuldbewust heeft getoond, niet goed kon aangeven waarom hij zich in het geweld zo heeft laten meevoeren. Verdachte heeft enkel aangegeven dat hij onder invloed van alcohol zijn oom heeft willen bijstaan. Hiertoe bestond echter geen enkele noodzaak.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat behalve naar de ernst van het feit ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 26 oktober 2023, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2023 en de toelichting van de Raad ter terechtzitting. Hieruit komt naar voren dat er weinig risicofactoren in het leven van verdachte zijn. Er zijn geen zorgen over de vaardigheden van verdachte, zijn school, houding of de vriendengroep. Hij lijkt alles goed op de rit te hebben en hij heeft een duidelijke toekomstvisie. De Raad ziet geen meerwaarde in het opleggen van een leerstraf, maar acht een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie wel passend. Daarbij heeft de Raad in zijn advies rekening gehouden met de ernst van het delict. De Raad vindt het belangrijk dat verdachte bij een veroordeling de consequenties van zijn handelen ondervindt.
Strafoplegging
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsdelict. De rechtbank heeft naast het voorgaande acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS voor minderjarigen en de houding van verdachte ter zitting. Hij heeft zich schuldbewust getoond. Alles afwegend en rekening houdend met hetgeen bewezen is verklaard, maakt dat de rechtbank het opleggen van een werkstraf van 60 uur, waarvan 20 uur voorwaardelijk, passend en geboden acht. De rechtbank ziet geen reden om verdachte daarbij bijzondere voorwaarden op te leggen.

7.De benadeelde partij

7.1
Benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert (na wijziging) een schadevergoeding van € 159,- aan kosten voor de eigen bijdrage voor de rechtsbijstand.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, onder verwijzing naar het standpunt van de verdediging hieromtrent.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering. Onder verwijzing naar de richtlijnen betreffende gefinancierde rechtsbijstand en een benadeelde partij in het strafproces uit de kenniswijzer van de Raad voor de Rechtsbijstand is een benadeelde partij immers geen eigen bijdrage verschuldigd voor de rechtsbijstand die hij bij het voegen in een strafzaak, ontvangt.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist. De benadeelde partij was niet aanwezig ter zitting en heeft niet gereageerd op het gevoerde verweer. De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu meer informatie verkregen dient te worden naar aanleiding van het verweer van de verdediging. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Hij kan zijn vordering aan de burgerlijk rechter voorleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 60 uren, te vervangen door 30 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van een jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.R. van Triest en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M.P. van Ginneke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 december 2023.
Mr. Van Triest en mr. Kempen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.