ECLI:NL:RBZWB:2023:8850

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
02-132736-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanwezigheid en verspreiding van kinderporno door minderjarige verdachte met focus op hulpverlening en recidivepreventie

Op 18 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die beschuldigd werd van het aanwezig hebben en verspreiden van kinderporno. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Beugeling-Gaillard, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft bekend kinderporno in zijn bezit te hebben gehad en deze ook verspreid, maar de rechtbank sprak hem vrij van het verwerven van kinderporno, omdat niet bewezen kon worden dat hij actief naar dit materiaal had gezocht.

De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 11 januari 2022 tot en met 29 november 2022 meerdere afbeeldingen en video's van seksuele gedragingen met minderjarigen in zijn bezit had en deze verspreidde. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, vooral gezien de leeftijd van de slachtoffers en de aard van de handelingen. De verdachte, die een blanco strafblad had, werd geconfronteerd met de gevolgen van zijn daden, waarbij de rechtbank rekening hield met zijn jonge leeftijd en de noodzaak van hulpverlening.

De rechtbank besloot tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 50 dagen met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden deelname aan MST-PSB en verdere hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht. De rechtbank benadrukte dat de prioriteit moet liggen bij het bieden van hulpverlening aan de verdachte om recidive te voorkomen, in plaats van bij straffen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van kinderrechters en is openbaar uitgesproken op 18 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/132736-23
vonnis van de meervoudige kamer van 18 december 2023
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2007 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres]
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 4 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Beugeling-Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte kinderporno heeft verspreid, verworven en/of in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft verworven, verspreid en in zijn bezit heeft gehad. Zij baseert zich daarbij op het digitaal onderzoek naar de telefoon van verdachte en de verklaring van verdachte dat hij de op zijn telefoon aangetroffen kinderporno in zijn bezit heeft gehad en doorgestuurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZBRBC23027 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 54.
Verdachte heeft dit feit bekend en ter zake daarvan is geen vrijspraak bepleit, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 4 december 2023;
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal van 14 februari 2023, pagina 32 en verder;
- het geschrift, te weten de collectiescan, gevoegd als bijlage II bij het hiervoor genoemde proces-verbaal, pagina 39 en verder.
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderporno heeft verworven. Op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte actief op zoek is gegaan naar kinderporno. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 11 januari 2022 tot en met 29 november 2022 te [woonplaats] en/of Breda, meermalen, afbeeldingen, te weten foto’s en video’s en een gegevensdrager bevattende afbeeldingen, te weten een mobiele telefoon (Samsung Galaxy A50) heeft verspreid en/of in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen – zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis van het lichaam van een ander
persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het vaginaal penetreren met een voorwerp van het eigen lichaam door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
(afbeelding 01, 02, 03, 04 en 06 van de toonmap)
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of billen met de penis en/of
vinger(s)/hand van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft
bereikt
en
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door
een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de vinger(s)/hand en/of mond/tong
en
het betasten en/of aanraken van de eigen geslachtsdelen en/of billen met de
vinger(s)/hand door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft
bereikt
(afbeelding 05, 07 en 10 van de toonmap)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen poseren in erotisch getinte houdingen
en waarbij deze personen zich in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van hun kleding ontdoen waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en strekt tot seksuele prikkeling
(afbeelding 07 en 08 van de toonmap)
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand met een proeftijd van twee jaar en met, naast de algemene voorwaarde, als bijzondere voorwaarden toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan MST-PSB en verdere hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om bij de bepaling van de straf aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) en aan verdachte alleen de gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie met de genoemde bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdediging is van mening dat het zwaartepunt van de straf moet liggen bij hulpverlening aan verdachte in plaats van bij afstraffen van verdachte. De bijzondere voorwaarden zijn al zwaar genoeg in combinatie met de al ingezette PMT, school en stage. Een werkstraf van 40 uur is hiernaast teveel voor verdachte. De verdediging acht daarbij tevens van belang dat de omvang van het verspreiden van kinderporno zeer gering is geweest en dat verdachte een first offender is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, als destijds 14-jarige jongen, schuldig gemaakt aan het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno. Dit feit kwam aan het licht nadat meerdere leerlingen tegen een docent op de toenmalige school van verdachte hadden verteld, dat er op de telefoon van verdachte filmpjes zouden staan waarop seks te zien was met twaalf- en dertienjarigen. De telefoon van verdachte is vervolgens door de politie in beslag genomen en nader onderzocht. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat daarop tenminste 281 afbeeldingen, 257 foto’s en 24 video’s, stonden, die konden worden aangemerkt als kinderporno. De kinderen op deze afbeeldingen waren met name meisjes van tussen de vier en twaalf jaar oud. Twintig procent van deze afbeeldingen was direct benaderbaar voor verdachte. Ook is uit het onderzoek aan de telefoon van verdachte naar voren gekomen dat hij afbeeldingen met kinderporno heeft verstuurd.
Kinderporno is zeer ongewenst en kwalijk, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te in zijn bezit te hebben en te verspreiden, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno in hun bezit hebben en verspreiden.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal foto’s en video’s dat verdachte in zijn bezit had, de leeftijd van de kinderen op deze foto’s en video’s en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen. Het feit dat verdachte niet alleen kinderporno in zijn bezit had, maar ook enkele afbeeldingen verspreidde, acht de rechtbank strafverzwarend.
Naast de ernst van het feit houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
Ook houdt de rechtbank hierbij rekening met het rapport van de Raad van 30 november 2023, zijn gewijzigde standpunt ten aanzien van de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie en de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft aangegeven dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast heeft hij in zijn jonge leven al veel ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Dit kan van invloed zijn op de manier waarop hij denkt, voelt en handelt. De Raad maakt zich zorgen hierover en meent dat verdachte hiervoor behandeling nodig heeft. De Raad vraagt zich af of de recent ingezette PMT hiervoor toereikend zal zijn. Mocht verdachte schuldig worden bevonden aan het ten laste gelegde feit, dan moet naar de mening van de Raad naar zijn psychische en seksuele ontwikkeling worden gekeken om herhaling te voorkomen. Dit kan plaatsvinden binnen de behandeling MST-PSB. Binnen deze behandeling kan ook worden gekeken welke hulpverlening hiernaast nog ingezet moet worden. MST-PSB kan naast de al gestarte PMT plaatsvinden; de therapeut van MST-PSB zal met de therapeut van PMT contact opnemen om de behandelingen op elkaar af te stemmen. Mogelijk dat ook de school van verdachte hierbij wordt betrokken. Verdachte is begin dit schooljaar gestart met een meer praktijkgerichte opleiding, waarbij hij 4 dagen in de week praktijklessen volgt. Verdachte heeft hiermee een goede start gemaakt, maar inmiddels lukt het hem niet meer om elke dag te komen. Om te zorgen dat verdachte zijn opleiding weer oppakt, vindt de Raad toezicht door de jeugdreclassering noodzakelijk. Ook vindt de Raad het nodig dat de jeugdreclassering regie houdt over de (in te zetten) hulpverlening en tevens bekijkt of verdachte hiernaast nog andere hulpverlening nodig heeft om recidive te voorkomen. De Raad is verder van mening dat voor dit ernstige feit een geheel voorwaardelijke jeugddetentie moet worden opgelegd, zodat het voor verdachte duidelijk wordt dat seksueel grensoverschrijdende gedrag absoluut niet wordt getolereerd en dat hij moet meewerken aan de voor hem noodzakelijk geachte hulpverlening. De Raad adviseert dan ook aan verdachte op te leggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie onder de algemene voorwaarde dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten pleegt en de bijzondere voorwaarden dat hij meewerkt aan MST-PSB en hulpverlening die de jeugdreclassering nodig acht om recidive te voorkomen. De Raad adviseert niet om hiernaast een werkstraf op te leggen. De Raad verwacht dat het verrichten van een werkstraf, naast hulpverlening en school, te belastend voor verdachte zal zijn. De Raad is daarbij van mening dat de prioriteit moet komen te liggen bij het verlenen van hulpverlening aan verdachte, zodat recidive wordt voorkomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde werkstraf en geheel voorwaardelijke jeugddetentie op zich recht doen aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte. Met de Raad is de rechtbank echter van oordeel dat de prioriteit moet komen te liggen bij het verlenen van hulpverlening aan verdachte, zodat recidive wordt voorkomen. Hierbij moet ook worden voorkomen dat verdachte wordt overbelast met alle mogelijke nare gevolgen van dien. De rechtbank zal daarom aan verdachte niet de gevorderde werkstraf van 40 uren opleggen maar in plaats daarvan de gevorderde voorwaardelijke jeugddetentie overeenkomstig, te weten met 20 dagen, verhogen. Dit betekent dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 50 dagen met een proeftijd van twee jaar en, naast de algemene voorwaarde, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte deelneemt aan MST-PSB en deelneemt aan verdere hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk acht om recidive te voorkomen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
afbeeldingen van een seksuele gedraging en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en/of in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 50 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* deelneemt aan MST-PSB;
* deelneemt aan verdere hulpverlening, die de jeugdreclassering noodzakelijk acht om recidive te voorkomen;
van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. I. de Graaf en mr. T.I. van Term, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 december 2023.
Mr. T.I. van Term is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.