4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte op 10 maart 2023, omstreeks 21:16 uur, op de A59 in Sprang Capelle, gemeente Waalwijk, met zijn auto achterop de auto van het [gezin] is gereden. In die auto zaten [moeder] , [vader] , [dochter] en [zoon] . Zij zijn als gevolg van de aanrijding overleden. Dit heeft op zitting ook niet ter discussie gestaan. De vraag is welk strafrechtelijk verwijt dat verdachte onder feit 1 wordt ten laste gelegd, wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De primair ten laste gelegde doodslag
Voor de primair ten laste gelegde doodslag, meermalen gepleegd, moet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden dat verdachte met zijn rijgedrag het [gezin] opzettelijk heeft gedood. Uit het dossier en de behandeling op zitting is niet gebleken dat verdachte de intentie had de slachtoffers te doden en dus vol opzet op hun dood heeft gehad. De vraag is vervolgens of wel wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet op hun dood heeft gehad. Voorwaardelijk opzet wil zeggen dat verdachte met zijn rijgedrag een aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers heeft veroorzaakt én dat verdachte die kans op dat gevolg ook bewust heeft aanvaard.
Aanmerkelijke kans op de dood?
Voor de beantwoording van deze vraag stelt de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen de volgende gedragingen van verdachte vast.
Verdachte reed die avond, terwijl hij onder invloed was van alcohol. In zijn om 23:45 uur afgenomen bloed is een alcoholpercentage gemeten van 1,77 milligram alcohol per milliliter bloed gereden, terwijl de grenswaarde 0,50 milligram alcohol per milliliter bloed bedraagt.
In de Event Data Recorder (hierna: EDR) van de Seat van verdachte is geregistreerd dat verdachte van 5 tot 1 seconde voor de botsing 254 km per uur reed. De verdediging heeft er echter terecht op gewezen dat dit snelheidssignaal wordt geregistreerd vanaf de snelheidsmeter van de auto. Die snelheidsmeter mag niet een lagere snelheid weergeven dan de daadwerkelijk gereden snelheid, maar kan wel een hogere snelheid aangeven. Bij een weergegeven snelheid van 254 km per uur op de snelheidsmeter, kan de snelheid maximaal 29,4 km per uur te hoog zijn. Met de verdediging is de rechtbank daarom van oordeel dat bewezen kan worden dat de minimale snelheid 225 km per uur is geweest. Op de A59 gold op dat tijdstip een maximumsnelheid van 130 km per uur.
Tot het moment zeer kort voor de fatale botsing heeft verdachte bijna 30 seconden lang beeld- en geluidsopnamen gemaakt van zijn rijgedrag met zijn telefoon. Op het op zitting meermalen afgespeelde filmpje is te zien dat verdachte over de A59 rijdt en gas bijgeeft tot zijn snelheidsmeter op een zeker moment 250 kilometer per uur aangeeft. Omdat verdachte zijn telefoon tijdens het filmen in zijn hand had, kan bewezen worden dat hij tijdens het besturen van de auto niet zijn beide handen aan het stuur heeft gehad.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte niet voortdurend zijn aandacht op de weg en zijn medeweggebruikers gericht heeft gehad. Op het hiervoor beschreven filmpje zijn de snelheidsmeter en toerenteller de gehele tijd op min of meer dezelfde manier in beeld. Gelet daarop kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte zijn aandacht ook op zijn telefoon gericht heeft gehad en niet voortdurend op de weg en zijn medeweggebruikers.
Dat verdachte zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden op de weg en het weggedrag van zijn medeweggebruikers en niet tijdig en onvoldoende heeft afgeremd en onvoldoende afstand heeft gehouden, is door de verdediging niet ter discussie gesteld. Vanaf het begin van het filmpje zijn in de verte al achterlichten van andere auto’s te zien. Ook als de achterlichten van andere weggebruikers steeds duidelijker zichtbaar worden, neemt verdachte geen gas terug, maar houdt hij zijn extreem hoge snelheid vast. Eén seconde voor het einde van de filmopname is de Hyundai van het [gezin] te zien die op de rechterbaan achter een vrachtwagen rijdt en richting aangeeft naar links. De afstand tussen de Hyundai en de Seat van verdachte is op dat moment 60 meter. De Hyundai begint vervolgens een inhaalmanoeuvre door zich rustig naar de linkerbaan te verplaatsten. Het filmpje stopt vervolgens, waarbij er al die tijd niet is geremd door verdachte. Het rempedaal van de auto van verdachte wordt pas minder dan een seconde voor het fatale incident bediend.
Tot slot heeft niet ter discussie gestaan dat verdachte met een enorm snelheidsverschil tegen de auto van het [gezin] is aangereden. Hun Hyundai moet bij het inhalen van de vrachtauto een iets hogere snelheid hebben gehad dan de vrachtauto, die volgens onderzoek ten tijde van het ongeval 85 kilometer per uur reed. De snelheid van de auto van verdachte tijdens de botsing was volgens de EDR 203 kilometer per uur. Hoewel het snelheidsverschil tussen de auto van verdachte en die van de [gezin] niet exact kan worden vastgesteld, kan zonder meer worden geconcludeerd dat sprake was van een enorm snelheidsverschil ten tijde van de aanrijding.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd handelen van verdachte extreem gevaarlijk is geweest en de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat andere weggebruikers om het leven zouden komen. Dit heeft ter zitting ook niet ter discussie gestaan.
Aanmerkelijke kans bewust aanvaard?
Verdachte heeft ter zitting erkend dat zijn rijgedrag die avond enorm risicovol was en tot gevolg kon hebben dat andere weggebruikers om het leven zouden komen. Daarmee staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat verdachte zich bewust is geweest van de in de vorige paragraaf omschreven aanmerkelijke kans. De vraag is ten slotte of verdachte deze aanmerkelijke kans ook bewust heeft aanvaard. Dit volgt niet zonder meer uit zijn wetenschap over het bestaan van deze kans. Er kan immers ook sprake zijn van bewuste schuld. Bij bewuste schuld was verdachte op de hoogte van de aanmerkelijke kans, maar heeft hij gedacht dat die geen werkelijkheid zou worden. Voor een bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet moet verdachte die aanmerkelijke kans voor lief hebben genomen oftewel op de koop toe hebben genomen.
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij zich bijna niets kan herinneren van de fatale autorit omdat hij een black out heeft gehad. Deze verklaring acht de rechtbank ongeloofwaardig omdat verdachte verschillend heeft verklaard over op welke momenten en voor hoe lang hij last heeft van black outs. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat deze black outs alleen thuis plaatsvonden en van korte duur waren en later dat die black outs langer konden duren en ook in de auto plaatvonden. De rechtbank kent bij haar oordeel voorts gewicht toe aan het advies van de psychiater. Dit maakt dat de rechtbank het op de koop toenemen van de hiervoor omschreven aanmerkelijke kans niet kan uitsluiten op basis van de verklaring van verdachte.
De rechtbank overweegt dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat hier in het onderhavige geval sprake van is. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte heeft voorafgaand aan het onderhavige incident al vaker ernstige verkeers-overtredingen begaan. Volgens zijn strafblad is hem op 3 juni 2021 een geldboete van 750 euro opgelegd en 199 dagen rijontzegging vanwege rijden onder invloed. Verdachte had zijn rijbewijs al in moeten leveren op 4 oktober 2020 en heeft vanwege dat feit ook een EMA-cursus moeten volgen. Op zitting heeft verdachte bevestigd dat ze wat hem betreft die cursus aan iedereen moeten geven bij de start van het rijbewijs, zodat je weet dat twee flessen bier al teveel is om te mogen rijden. Verdachte heeft op zitting ook bevestigd dat een ex-vriendin hem in het verleden al “honderdduizend keer” had gewaarschuwd dat hij niet met alcohol op moest autorijden, omdat dit tot een ongeluk kon leiden.
Voorts zijn op de telefoon van verdachte chats over en meerdere filmpjes van gevaarlijk rijgedrag aangetroffen. Volgens verdachte zijn in ieder geval de filmpjes van 25 september 2020, 26 december 2020, 4 april 2021, 14 december 2021 en 22 januari 2023 door hem gemaakt. Op al deze filmpjes rijdt verdachte in een auto terwijl hij zijn telefoon vasthoudt en er mee filmt. Daarnaast rijdt hij op twee filmpjes veel harder dan ter plaatse is toegestaan. Ten slotte is op het filmpje van 22 januari 2023 te zien dat verdachte - al filmend - een ander voertuig rechts inhaalt over de vluchtstrook.
Dat verdachte lak had aan de vele waarschuwingen van zijn ex-vriendin en zijn aanhouding voor dronken rijden op 4 oktober 2020 blijkt uit een Whats-Appgesprek van 26 december 2020. Hij stuurt dan eerst het filmpje van die dag aan een vriend van hem en appt aansluitend “Heb weer teveel bier op (smiley die huilt van het lachen) en moest sigaretten hebben”. Uit de datum van dit gesprek en dit filmpje blijkt ook dat verdachte bewust is gaan rijden, terwijl hij zijn rijbewijs had ingeleverd. Dat wordt bevestigd door de tekst die op het filmpje van 4 april 2021 is te zien: “Eerste legale rit sinds 6 maanden". Ook aan de volgens verdachte zo waardevolle EMA-cursus heeft hij feitelijk lak. Over rijden onder invloed zegt ene “ [naam] ” in een Whats-Appgesprek van 23 februari 2023 tegen verdachte: “Ik ga ook maar is bier drinken en rondje rijden”. Daarop zegt verdachte: ”Tijdens rijden drinken is het beste. Ipv ervoor. Je hebt incubatietijd.”
Het lak hebben aan het niet mogen rijden onder invloed blijkt tot slot uit een filmpje van 23 januari 2023 en de afbeeldingen van 10 augustus 2022 en 9 en 10 maart 2023. Die afbeeldingen zijn naar het oordeel van de rechtbank ook door verdachte gemaakt, omdat de fotograaf in een Seat zit en de afbeeldingen op de telefoon van verdachte zijn opgeslagen op een locatie waar afbeeldingen worden opgeslagen die met die telefoon zijn gemaakt. Op het filmpje is een geopende en (nog) halfgevulde fles met een schuimkring tussen de benen van een Seatbestuurder te zien. Op de drie afbeeldingen is respectievelijk een geopend blik Jupiler bier in de hand van een Seatbestuurder te zien, een geopende fles Pitt in de hand van een Seatbestuurder en de middenconsole van een auto met in de bekerhouder een geopend blik Hertog Jan met schuim op de rand van het blik. Die laatste foto is gemaakt op de avond van de fatale aanrijding om 19:49:42 uur.
De rechtbank concludeert dat verdachte een meer dan eens gewaarschuwd man was die meermalen bewust de keuze heeft gemaakt om - zelfs onder invloed - gevaarzettend rijgedrag te filmen. Daarbij had hij al vaker de geldende maximumsnelheid fors overschreden. Hij heeft ook op zitting verklaard dat hij dat deed, omdat hij trots was op de snelheid die met zijn auto kon worden gehaald. Gelet op alle feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat verdachte op 10 maart 2023 omstreeks 21:16 uur het filmen van zijn absurd hard rijden op de A59 zo belangrijk vond dat de veiligheid van de duidelijk waarneembare overige weggebruikers hem niet interesseerde. Dat hij daarmee hun leven op het spel zette, heeft hij op de koop toegenomen met de bekende fatale gevolgen.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen contra-indicatie voor de bewuste aanvaarding in het door verdachte remmen op het allerlaatste moment en het naar rechts draaien van het stuur en evenmin in het na de aanrijding naar de auto van het [gezin] lopen om hulp te verlenen. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het op het allerlaatste ogenblik remmen en naar rechts sturen onder de gegeven omstandigheden geen positief effect meer kon sorteren. De potentieel dodelijke situatie die de verdachte inmiddels had geschapen, kon hij immers op dat moment door het remmen niet meer veranderen. Dat geldt ook voor de hulpverlening na de aanrijding. Van verdere contra-indicaties die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat verdachte de aanmerkelijke kans op een dodelijke aanrijding niet bewust zou hebben aanvaard, is de rechtbank evenmin gebleken.
Conclusie:
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 primair ten laste gelegde doodslag, meermalen gepleegd, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.