ECLI:NL:RBZWB:2023:8832

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/415031 / KG ZA 23-513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige omgangsregeling en verwijzing van partijen naar het Uniform Hulpaanbod

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2023, is een kort geding aanhangig gemaakt door de man, die verzoekt om een voorlopige omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren op [geboortedag] 2023. De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad en zijn ouders van het kind. De vrouw heeft het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige. De man heeft eerder een bodemprocedure aangespannen voor het verkrijgen van gezamenlijk gezag en omgangsregelingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 november 2023 is gebleken dat de man slechts sporadisch contact heeft met het kind, wat volgens de Raad voor de Kinderbescherming niet in het belang van de ontwikkeling van het kind is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de man om frequenter contact met zijn kind te hebben. De vrouw heeft verweer gevoerd en stelt dat er al voldoende contact is, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat het contact moet worden uitgebreid. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de man en het kind recht hebben op meer contact, en heeft een voorlopige regeling vastgesteld. Tevens is er een verwijzing naar een (jeugd)hulptraject gedaan, omdat de ouders samen niet in staat zijn om hun problemen op te lossen. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: C/02/415031 / KG ZA 23-513
Vonnis in kort geding van 12 december 2023
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. K.T.J.M. Pijls-olde Scheper te Roosendaal,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. J.A. Scanlan te Roosendaal.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de brief van mr. Pijls-olde Scheper d.d. 15 november 2023, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie;
- de brief met bijlagen van mr. Pijls-olde Scheper d.d. 21 november 2023, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling op 23 november 2023;
- de door mr. Pijls-olde Scheper tijdens de mondelinge behandeling overgelegde pleitnota;
1.2.
De voorzieningenrechter heeft de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de minderjarige en/of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eiste.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Daarnaast is verschenen een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad, om de voorzieningenrechter over de vorderingen te adviseren.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie het navolgende thans nog minderjarige kind is geboren:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, hierna te noemen: [minderjarige] .
2.2.
De vrouw is belast met het eenhoofdig ouderlijk gezag over de minderjarige.
2.3.
Op 18 juli 2023 heeft de man een bodemprocedure aanhangig gemaakt (bekend onder zaak-/rekestnummer C/02/411977/ FA RK23-3406) strekkende tot het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning, vaststelling gezamenlijk gezag, vaststelling van een omgangs- c.q. zorgregeling en informatieregeling en vaststelling van een bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding.
2.4.
De minderjarige verblijft bij de vrouw.

3.Het geschil in conventie en reconventie

3.1.
De man vordert in conventie bij vonnis in kort geding, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
- de vrouw te veroordelen om de man te informeren als volgt:
o wekelijks per mail of app over de gezondheid en het welzijn van het kind;
o wekelijks over andere gewichtige aangelegenheden;
o een keer per mand een foto per mail of app aan de man verstuurt;
o de man informeert over de bezoeken aan het consultatiebureau telkens als de vrouw het consultatiebureau bezoekt en over de aan het kind verstrekte inentingen;
  • zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag voor iedere dag dat de vrouw het in deze te wijzen vonnis niet nakomt;
  • een voorlopige contactregeling op te leggen ex artikel 1:377a BW op de wijze zoals in het schema op pagina’s 8 en 9 van de dagvaarding is opgenomen;
  • en vanaf 30 januari tot de datum waarop de rechtbank in de hoofdprocedure een contactregeling heeft bepaald:
o iedere dinsdagavond van 18:00/18:30 uur tot en met woensdagavond 20:00 uur, waarbij de man [minderjarige] haalt en de vrouw [minderjarige] op woensdagavond bij de man haalt;
o ieder even weekend in de 14 dagen vanaf vrijdagavond 18:00 uur tot zondagavond 20:00 uur waarbij de man [minderjarige] haalt bij de vrouw en de vrouw [minderjarige] haalt bij de man;
Subsidiair:
  • een voorlopige zorgregeling vast te stellen ex artikel 1:377a BW tussen de man en [minderjarige] als de rechtbank in goede justitie mocht vermenen te behoren, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw nadat het vonnis is betekend nalatig blijft aan het door u Edelachtbare heer/vrouwe voorzieningenrechter in dit vonnis bepaalde te voldoen;
  • de vrouw te veroordelen om de man te informeren als volgt:
o wekelijks per mail of app over de gezondheid en het welzijn van het kind;
o wekelijks over andere gewichtige aangelegenheden;
o een keer per mand een foto per mail of app aan de man verstuurt;
o de man informeert over de bezoeken aan het consultatiebureau telkens als de vrouw het consultatiebureau bezoekt en over de aan het kind verstrekte inentingen;
3.2.
Door en namens de man is daartoe in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, het navolgende aangevoerd. Partijen hebben van november 2021 tot en met maart 2023 een affectieve relatie gehad. Zij zijn in het najaar van 2022 naar [plaats 1] verhuisd en vlak na de verhuizing bleek de vrouw zwanger te zijn. De man is met de vrouw mee geweest naar de 12- en 20-weken echo. Hierna kwamen er spanningen in de relatie van partijen. De vrouw dreigde terug te gaan naar haar ouders in [plaats 2] . Op 17 maart 2023 vond er een ruzie plaats tussen partijen in het bijzijn van de oudste dochter van de man. De volgende dag bleek de vrouw te zijn vertrokken. Hierna heeft de man meerdere pogingen ondernomen om contact te krijgen met de vrouw, maar zonder resultaat. Op 5 juli 2023 stuurde de vrouw een geboortekaartje naar de man waaruit bleek dat [minderjarige] op [geboortedag] 2023 was geboren. Na overleg tussen de advocaten van partijen heeft de man [minderjarige] voor het eerst gezien op 23 augustus 2023. Partijen zijn eind augustus 2023 een mediationtraject met elkaar aangegaan maar de vrouw heeft op 14 oktober jl. haar medewerking aan dit mediationtraject stopgezet. Waar er aanvankelijk meer contact plaatsvond heeft de man momenteel alleen nog maar contact met [minderjarige] eens in de twee weken van zaterdagochtend rond ongeveer 09:00 uur tot zondag 13:00 uur. De mondelinge behandeling in de bodemprocedure die de man aanhangig heeft gemaakt vindt pas plaats op 18 december a.s. en daarna zal er pas een beslissing op de verzoeken van de man worden genomen. Voor de ontwikkeling van [minderjarige] is het noodzakelijk dat er frequenter contact tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt. Om die reden heeft de man een spoedeisend belang bij zijn vordering tot vaststelling van een informatie- en contactregeling. De man is bereid met de vrouw een hulpverleningstraject in te gaan maar heeft de voorkeur voor een traject van mediation in plaats van het Uniform Hulpaanbod.
3.3.
De vrouw voert verweer tegen de vorderingen van de man in conventie en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de man in zijn vorderingen dan wel tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van de man in de proceskosten.
3.4.
In reconventie vordert de vrouw bij vonnis partijen door te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod.
3.5.
Ter onderbouwing van haar verweer en vordering voert de vrouw, kort samengevat, het navolgende aan. De man heeft geen spoedeisend belang bij zijn vorderingen. Er hebben de afgelopen periode meerdere contactmomenten tussen de man en [minderjarige] plaatsgevonden en er is dan ook gewoon contact tussen hen. [minderjarige] overnacht eens per twee weken in het weekend bij de man. Er is alleen geen doordeweeks contact tussen de man en [minderjarige] geweest. Doordeweeks contact is te belastend voor [minderjarige] vanwege de reistijd en de haal- en brengtijden bij de opvang waar [minderjarige] naartoe gaat. [minderjarige] heeft structuur en regelmaat nodig. De start met [minderjarige] was heel intensief en de vrouw is met hem naar de osteopaat geweest. De vrouw werkt in de zorg en zij heeft de opvang van [minderjarige] op haar werktijden afgestemd. [minderjarige] is om het weekend bij de man, in dat weekend werkt de vrouw. Het is voor de vrouw niet haalbaar om [minderjarige] op zondag om 13:00 uur te halen als haar dienst om 14:30 uur begint. Om die reden heeft de vrouw aangegeven dat zij [minderjarige] eerder dan 13:00 uur op komt halen. Ook de vordering van de man tot vaststelling van een informatieregeling moet worden afgewezen. De vrouw verschaft de man wel informatie over [minderjarige] . Bij het halen en brengen van [minderjarige] gaat een schriftje mee waarin informatie over [minderjarige] met de man wordt gedeeld. De vrouw is voornemens deze informatie voortaan per mail aan de man te versturen. Er moet worden ingestoken op het verbeteren van de oudercommunicatie tussen ouders om van daaruit te bezien of het ouders zelf lukt in onderling overleg afspraken te maken.
3.6.
Op de overige stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen tijdens de mondelinge behandeling staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast.
4.2.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, kort samengevat, naar voren gebracht dat tussen de ouders sprake is van een complexe situatie waarin heel veel speelt. Het is noodzakelijk dat ouders met elkaar onder begeleiding van een professional gaan praten over wat er is gebeurd en hoe zij samen hun ouderrol voor [minderjarige] gaan vormen. Er moet nog een hoop uitgesproken worden tussen de ouders. Daarnaast maakt de Raad zich zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Het contact tussen [minderjarige] en de man is heel erg summier en er zit teveel tijd tussen. Juist in de leeftijd die [minderjarige] nu heeft vormt een kind een stabiele hechtingsrelatie met zijn ouders. Hoe groter de betrokkenheid van de niet-verzorgende ouder, hoe steviger de hechtingsrelatie tussen het kind en de niet-verzorgende ouder wordt. Daarvoor is het van belang dat er frequent contact plaatsvindt tussen het kind en de niet-verzorgende ouder. Uit onderzoek is gebleken dat jonge kinderen meermaals per week contact nodig hebben om een duurzame hechtingsrelatie op te bouwen. Voor het ontwikkelen van een duurzame hechtingsrelatie tussen [minderjarige] en de man is de omgang tussen hen nu echt te summier. De Raad is van mening dat deze omgang moet worden uitgebreid. Daarnaast moet het verblijf van een kind bij één van de ouders prevaleren boven verblijf van het kind bij een opvang dus wellicht kunnen ouders hier in overleg afspraken met elkaar over maken.
Omgangsregeling
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Met de Raad is de voorzieningenrechter van oordeel dat het contact tussen de man en [minderjarige] op korte termijn dient te worden uitgebreid. Hierin is het spoedeisend belang voor de man in zijn vorderingen gelegen. Voor het ontwikkelen van een duurzame hechtingsrelatie met de man is het nodig dat [minderjarige] frequenter contact met zijn vader heeft. En daarvan is nu geen sprake. Het lukt de ouders samen niet om afspraken te maken over (uitbreiding) van de omgang nu zij hier beiden een andere visie op hebben. Zo wil de vrouw [minderjarige] niet te veel met reisbewegingen belasten en wil de man er zelf meer voor [minderjarige] zijn. Ook tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het ouders niet lukt om tot afspraken te komen. De voorzieningenrechter zal daarom op dit punt een beslissing nemen. Het hete hangijzer tussen partijen is het doordeweekse contact tussen de man en [minderjarige] . Zoals hiervoor al is overwogen acht de voorzieningenrechter het in het belang van de [minderjarige] dat het contact met de man zo snel mogelijk wordt uitgebreid. De voorzieningenrechter zal een voorlopige regeling vaststellen die inhoudt dat er, naast het omgangsmoment van eens in de twee weken in het weekend van zaterdagochtend tot zondagmiddag, omgang tussen [minderjarige] en de man zal plaatsvinden en die wordt opgebouwd als volgt:
- tweemaal achter elkaar eens in de twee weken een dagdeel op de woensdag, waarbij de man omgang met [minderjarige] in [plaats 2] heeft;
- daarna eens in de twee weken van dinsdagavond 18.00 uur, met overnachting en tot en met woensdagmiddag.
De voorzieningenrechter gaat er hierbij vanuit dat het de ouders, met behulp van hun advocaat, zelf gaat lukken afspraken te maken over de exacte tijdstippen van het halen en brengen van [minderjarige] en over wie het vervoer voor zijn of haar rekening neemt.
Informatieregeling
4.4.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de man tot vaststelling van een informatieregeling afwijzen. Gebleken is dat de vrouw de man via een schriftje op de hoogte houdt van het wel en wee van [minderjarige] . Dit wordt ook door de man erkend. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw aangegeven dat zij voornemens is deze informatie per mail met de man te gaan delen. Nu de man al informatie over [minderjarige] krijgt van de vrouw is de voorzieningenrechter van oordeel dat de man geen belang heeft bij zijn vordering tot het vaststellen van een informatieregeling. Deze vordering van de man zal dan ook worden afgewezen.
Verwijzing Uniform Hulpaanbod
4.5.
Het lukt ouders samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De voorzieningenrechter vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarig kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling zijn ouders overeengekomen dat zij zich zullen aanmelden bij [naam] van [mediationbureau] voor het volgen van een mediationtraject. Daarnaast hebben de ouders tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de voorzieningenrechter hen en hun minderjarig kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland voor het geval de bemiddeling niet zou slagen. De verwijzing heeft op 27 november 2023 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Dit vonnis geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
4.6.
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
4.7.
Gebleken is dat ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de voorzieningenrechter na overleg met de ouders besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
De resultaten zijn ook vastgelegd in een resultatenlijst. Deze lijst is aan dit vonnis gehecht (bijlage 1).
4.8.
Ten aanzien van het verdere verloop van het traject overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA-rapportage uiterlijk op 28 mei 2024 bij de Raad in te dienen als ouders en de hulpverlening er niet in slagen de doelstellingen te halen.
4.9.
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, gaat de rechtbank ervan uit dat ouders (en hun advocaten) samen verder kunnen zonder bemoeienis van de rechtbank.
4.10.
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA-rapportage direct toe te sturen aan de Raad en aan beide advocaten. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. Advocaten kunnen samen met ouders bezien of een nieuwe procedure nodig is.
4.11.
Dit vonnis is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad onderzoek noodzakelijk acht.
4.12.
De ouders zijn geïnformeerd over de privacy- aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy- gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
4.13.
Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
bepaalt dat de man en genoemde [minderjarige] , geboren te [plaats 2] op [geboortedag] 2023, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar, aanvullend op de thans geldende regeling, op de wijze zoals in r.o. 4.3 is omschreven;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
verwijst ouders en hun minderjarig kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio Zeeland. Het loket zal ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van de minderjarigen verwijzen naar de zorgaanbieder;
5.4.
verzoekt het loket om uiterlijk 28 mei 2024 of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA-rapportage over het negatieve verloop en/of het niet bereiken van alle resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de Raad in te dienen;
5.5.
verzoekt de Raad, regio Zeeland, West- en Midden-Brabant, locatie Middelburg wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen of een interventie van de kant van de Raad geïndiceerd is;
5.6.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.7.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Beer, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.