ECLI:NL:RBZWB:2023:8822

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
C/02/412761 FA RK 23-3775
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van moeder met benoeming van pleegmoeder als voogd

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De minderjarige verblijft sinds 2014 bij de pleegouders, die een veilige omgeving bieden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van [minderjarige] is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de pleegmoeder als voogd wordt benoemd. De rechtbank heeft ook benadrukt dat er structureel contact tussen de minderjarige en de moeder moet zijn, en dat de moeder zich moet inzetten voor dit contact. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct in werking treedt, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/412761 FA RK 23-3775
datum uitspraak: 5 december 2023
beschikking betreffende beëindiging gezag
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,
locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet te Oostburg,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 11 augustus 2023 ontvangen verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag, met bijlagen;
- de bereidverklaring van de pleegouders van 29 augustus 2023.
1.2
Op 2 november 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- een zittingsvertegenwoordigster van de Raad;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de pleegouders.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
2.2
[minderjarige] verblijft sinds 2014 bij de pleegouders middels een geheime plaatsing.

3.Het verzoek

3.1
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en adviseert, na wijziging, de pleegmoeder te belasten met de voogdij.

4.De standpunten

4.1
De Raad heeft in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De Raad maakt zich zorgen om de kwetsbaarheid van [minderjarige] op sociaal-emotioneel vlak. [minderjarige] heeft een erg negatief zelfbeeld, heeft weinig zelfvertrouwen en heeft moeite met het uiten van haar emoties en het reguleren ervan. De zorgen omtrent de onvoorspelbaarheid in het contact met haar moeder maken dat [minderjarige] haar verdriet en spanning lastig kan reguleren. Er zijn zorgen over haar gehechtheidsontwikkeling omdat zij in haar eerste levensjaar veel heen weer is gesleept tussen diverse huishoudens. Er is al jarenlang geen contact tussen [minderjarige] en haar vader geweest. De biologische vader stuurt nu wel af en toe een kaartje naar [minderjarige] . [minderjarige] heeft al sinds 1 februari jl. geen contact meer met haar moeder gehad. Zij is onvoorspelbaar in haar contact met [minderjarige] en kan zich slecht inleven in de gevoelens, emoties en belevingswereld van [minderjarige] . Daarnaast is de moeder slecht bereikbaar voor zowel de hulpverlening als de pleegouders. De moeder heeft al diverse malen haar toestemming niet verleend voor belangrijke zaken die voor [minderjarige] moesten worden geregeld, omdat zij niet instemde of niet bereikbaar was. Na haar verhuizing is zij een periode helemaal niet bereikbaar geweest voor de hulpverlening en de pleegouders waardoor de aanmelding van [minderjarige] bij het [maatschappelijk werk] , voor traumatherapie, de buitenschoolse opvang en de vakantie met de pleegouders naar het buitenland niet door konden gaan. Sinds afgelopen februari is de moeder helemaal niet meer bereikbaar. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Gezien haar belaste verleden (het komen en gaan van de ouders en het niet kunnen praten hierover)kan zij niet langer onduidelijkheid of onzekerheid verdragen over haar perspectief of over wie de gezagsbeslissingen ten aanzien van haar neemt. De moeder is daarnaast nu en op termijn onvoldoende in staat om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] zelfstandig vorm te geven. Zij zorgt al ruim tien jaar niet meer voor [minderjarige] . De moeder is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] binnen een voor haar aanvaardbare termijn te dragen. Zij beschikt ook over onvoldoende vaardigheden om dit aan te leren en vast te kunnen houden gezien haar eigen onmogelijkheden. Alle hulpverlening die in de afgelopen tien jaar is ingezet heeft niet tot de gewenste verandering geleid. [minderjarige] is een vertrouwens- en hechtingsrelatie met de pleegouders aangegaan en beschouwt de pleegouders als haar veilige thuis. De pleegouders zullen ook blijven proberen om [minderjarige] en haar biologische ouders contact met elkaar te laten hebben, omdat dit in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] heeft dit ook nodig om tot ontwikkeling te komen en haar eigen identiteit te ontwikkelen. De pleegouders zien de noodzaak hiervan in en zullen dit, zo verwacht de Raad, blijven ondersteunen. Het is belangrijk dat er continuïteit komt in het contact tussen [minderjarige] en haar moeder. De Raad hoopt dat moeder zich daar, met ondersteuning van pleegzorgbegeleiding, serieus voor gaat inzetten. De Raad adviseert, na de beëindiging van het gezag van de moeder, de pleegouders met de voogdij over [minderjarige] te belasten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de Raad, vanwege mogelijke onwenselijke gevolgen voor de pleegzorgbegeleiding, geadviseerd alleen de pleegmoeder als voogd te benoemen. Zij draagt al sinds het eerste levensjaar van [minderjarige] zorg voor de dagelijkse opvoeding en verzorging van [minderjarige] en de Raad acht haar in staat om de juiste beslissingen ten aanzien van [minderjarige] te nemen.
4.2
Door en namens de moeder wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij geen verweer voert tegen het verzoek van de Raad. Zij vindt de beëindiging van haar gezag in het belang van [minderjarige] . De moeder is zich ervan bewust dat zij niet altijd op het moment dat [minderjarige] haar nodig heeft, er voor haar kan zijn. Zij heeft daarvoor teveel problemen op haar eigen bordje. Dat is ook de reden waarom de moeder nu al een aantal maanden geen contact met [minderjarige] heeft gehad. De moeder wil wel graag weer contact met haar. Zij heeft er vertrouwen in dat zij samen met de pleegouders afspraken over de omgang zal kunnen maken. De moeder vindt de pleegouders erg betrokken bij [minderjarige] . Het zijn goede pleegouders voor [minderjarige] en zij nemen voor haar de juiste beslissingen. De moeder staat dan ook achter het advies van de Raad om de pleegouders, althans pleegmoeder, met de voogdij over [minderjarige] te belasten.
4.3
De pleegouders voeren tijdens de mondelinge behandeling aan dat het in grote lijnen goed gaat met [minderjarige] . Zij maakt zich wel grote zorgen om haar moeder en haar zus, omdat zij hen al zo lang niet meer heeft gezien of gehoord. De pleegouders willen hulpverlening voor [minderjarige] opstarten bij het [maatschappelijk werk] en bij [psycholoog] , maar hiervoor is de toestemming van de moeder nodig en die kunnen zij momenteel niet krijgen omdat de moeder onbereikbaar is. De pleegouders hopen dat de hulpverlening snel ingezet kan worden en ook aan de slag kan gaan met de contacten tussen [minderjarige] en haar moeder. [minderjarige] moet leren leven met het feit dat zij een moeder heeft die niet altijd beschikbaar voor haar is en een zusje waar zij niet voor kan zorgen. [minderjarige] maakt moeilijk vrienden en is daardoor vaak eenzaam. Om die reden wilden de pleegouders [minderjarige] aanmelden bij de vakantieBSO zodat zij daar mogelijk nieuwe vriendschappen kon aangaan. Maar dat is vanwege het ontbreken van de toestemming van de moeder helaas niet doorgegaan. Volgens de pleegouders heeft [minderjarige] hechtingsproblematiek. Zij hecht zich maar aan een klein clubje mensen en is gelukkig ook aan de pleegouders gehecht. Over anderhalf jaar gaat zij naar de middelbare school en dan wordt het alleen maar lastiger voor haar om vriendschappen aan te gaan. Vanwege de hechtingsproblematiek van [minderjarige] zijn de pleegouders heel voorzichtig met het aangaan van contact tussen [minderjarige] en haar biologische vader. Eerst moet de biologische vader laten zien dat hij betrouwbaar is in het sturen van de kaartjes. De pleegouders zijn bereid de voogdij over [minderjarige] op zich te nemen. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide pleegouders aangegeven achter het gewijzigde advies van de Raad te staan om alleen pleegmoeder tot voogd te benoemen over [minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot die beslissing is gekomen.
Juridisch kader
5.2
Op grond van artikel 1:266, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder, onder meer, beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid BW, te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn.
Op grond van artikel 1:275 lid 1 BW benoemt de rechtbank een voogd over de minderjarige indien de andere ouder het gezag niet voortaan alleen uitoefent.
5.3
Een gezagsbeëindigende maatregel brengt een inmenging in het gezinsleven van ouder en kind met zich en zal daarom ook moeten voldoen aan de vereisten in artikel 8 van het Europees Verdrag inzake de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Artikel 8 van het EVRM vereist dat de maatregel bij de wet is voorzien en dus niet willekeurig wordt genomen, maar ook dat, indien het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd.
5.4
Daar waar onze wetgever ervan uitgaat dat het gezag reeds beëindigd kan worden als de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verzorging en opvoeding van het kind op zich te nemen, is het Europese Hof voor Rechten van de Mens (EHRM) van oordeel dat slechts sprake kan zijn van beëindiging van het ouderlijk gezag op het moment dat gebleken is dat voortzetting van de familieband schadelijk is voor het kind (EHRM 6 oktober 2015 N.P./Moldavië, 58455/13, rechtsoverweging 65 en 66). In latere jurisprudentie van het EHRM (waaronder EHRM 30 november 2017, Strand Lobben/Noorwegen nr. 37283/13) wordt deze lijn bevestigd.
Beoordeling
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank groeit [minderjarige] zodanig op dat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, terwijl de moeder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding (artikel 1:247 lid 2 BW), te dragen binnen een voor haar aanvaardbaar te achten termijn. Ook is er voldaan aan de vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan een gezagsbeëindiging. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de ontwikkeling van de minderjarige namelijk geschaad als de moeder haar gezag behoudt. De rechtbank neemt daarbij het volgende in overweging.
5.6
[minderjarige] heeft in haar eerste levensjaar veel wisselingen van verblijf en onvoorspelbaarheid ervaren. Er zijn zorgen over de gehechtheidsontwikkeling van [minderjarige] en haar kwetsbaarheid op sociaal-emotioneel vlak. [minderjarige] heeft weinig zelfvertrouwen en zij heeft moeite met het uiten van haar emoties en het reguleren daarvan. [minderjarige] heeft, gezien haar belaste verleden, behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. De moeder is niet in staat gebleken om dit [minderjarige] te bieden. In de afgelopen periode is zij (haast) niet bereikbaar en beschikbaar geweest voor [minderjarige] , maar ook haar pleegouders en andere betrokkenen om haar heen. Dat heeft tot gevolg gehad dat belangrijke beslissingen, zoals de toestemming voor hulpverlening, niet konden worden genomen. Het is schadelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige] dat de voor haar benodigde hulpverlening niet kan worden ingezet omdat de toestemming van de moeder ontbreekt. De moeder beschikt over onvoldoende opvoedingsvaardigheden en kan onvoldoende aansluiten bij de behoeftes van [minderjarige] . Op die manier is de moeder dan ook niet in staat om op een juiste wijze invulling te geven aan het gezag over [minderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank is het in [minderjarige] belang dat haar perspectief bij de pleegouders ligt en dat de moeder niet meer degene is die gezagsbeslissingen ten aanzien van haar neemt. Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de aanvaardbare termijn van [minderjarige] inmiddels is verstreken en dat het noodzakelijk is en in het belang van [minderjarige] dat het gezag van de moeder over haar wordt beëindigd.
5.7
De rechtbank merkt nog op dat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is dat er structureel en voorspelbaar contact is tussen haar en de moeder. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven graag weer contact met [minderjarige] te willen hebben en hierover afspraken te willen maken. De rechtbank verwacht van de moeder dat zij zich, met behulp van de pleegzorgbegeleiding, ervoor gaat inzetten dat er toegewerkt wordt naar een structureel contact met [minderjarige] waar [minderjarige] van op aan kan. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat de afspraken over de omgang dan ook echt worden nagekomen, zodat zij op haar moeder kan vertrouwen
5.8
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De Raad heeft, na wijziging, geadviseerd één van de pleegouders met de voogdij over [minderjarige] te belasten. De pleegouders zijn het hiermee eens en de pleegmoeder heeft uitgesproken de voogdij te willen aanvaarden. Ook de moeder kan zich hierin vinden. Naar het oordeel van de rechtbank is de pleegmoeder goed gekwalificeerd om met de voogdij over [minderjarige] te worden belast. [minderjarige] woont al sinds haar eerste levensjaar bij de pleegouders en zij nemen sindsdien de dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige] voor hun rekening. De pleegmoeder is aldus bekend met de behoeftes van [minderjarige] en is in staat om beslissingen te nemen over zaken die in het belang van [minderjarige] noodzakelijk worden geacht. Nu de pleegmoeder zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden over [minderjarige] zal de rechtbank haar benoemen tot voogd.
5.9
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276 lid 1 BW wordt de moeder waarvan het gezag wordt beëindigd, er vanuit gaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van de minderjarige, veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover aan haar opvolger in dit bewind.
5.1
De beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard omdat het in het belang van [minderjarige] is dat de beslissing direct in werking zal treden, ongeacht een eventueel hoger beroep tegen de beslissing.
5.11
In verband met het bepaalde in artikel 2, aanhef en sub a, van het Besluit Gezagsregisters zal de rechtbank de griffier verzoeken een afschrift van deze beschikking te sturen aan het centrale gezagsregister om daarin aantekening te doen van de gewijzigde gezagssituatie.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1993 te [geboorteplaats 2] , over de [minderjarige] , geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ;
6.2
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige: [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1971 te [geboorteplaats 3] ;
6.3
veroordeelt de moeder tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de voogd over het gevoerde bewind;
6.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Dijkman, voorzitter en kinderrechter, mr. De Jong, kinderrechter, en mr. D. Van de Lockant-Geschiere, rechter-plaatsvervanger, in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023.
(AD)
Mededeling van de griffier:
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.