ECLI:NL:RBZWB:2023:8794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
15 december 2023
Zaaknummer
C/02/415008 / JE RK 23-1826
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Schrikker
  • Pellikaan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, W. Schrikker, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld in het bijzijn van de betrokken partijen, waaronder de gecertificeerde instelling (GI) en de ouders van [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] een belast verleden heeft en momenteel onder behandeling is voor diverse problematiek, waaronder hechtingsproblemen en een laag zelfbeeld. De GI heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar, om de behandeling van [minderjarige] te waarborgen en om verdere ontwikkeling te voorkomen.

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige]. De moeder steunt het verzoek tot verlenging, terwijl de vader zijn vertrouwen in de GI heeft verloren. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] als ernstig beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om te investeren in de samenwerking met de vader en om duidelijkheid te scheppen over de verwachtingen ten aanzien van zijn rol. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 10 december 2024 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk van kracht is, ook in het geval van hoger beroep.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de GI ook de samenwerking met de moeder bevordert, zodat [minderjarige] op beide ouders kan rekenen, ondanks de privéproblemen van de moeder. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023, met schriftelijke vaststelling op 14 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/415008 / JE RK 23-1826
Datum uitspraak: 5 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van de ondertoezichtstelling
in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum te ’s-Hertogenbosch,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. I.A.C. Cools te Tilburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 oktober 2023, ingekomen bij de griffie op 8 november 2023;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 14 november 2023, ingekomen bij de griffie op 15 november 2023;
- de brief van de GI van 15 november 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 5 december 2023 heeft de kinderrechter de zaak mondeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige] , die ook apart in het bijzijn van haar advocaat is gehoord,
- de advocaat van de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordigster van de GI.
Gelet op de nauwe samenhang tussen het verzoek van de GI in deze zaak en het verzoek in de zaak met kenmerk C/02/415776 / JE RK 23-1976, betreffende een machtiging gesloten jeugdhulp, zijn deze zaken gelijktijdig behandeld. In de zaak met kenmerk C/02/415776 /
JE RK 23-1976 is bij separate beschikking beslist.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
Bij beschikking van 10 december 2019 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.
Bij beschikking van 7 december 2022 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 10 december 2023.
Bij beschikking van 22 augustus 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 10 december 2023.
[minderjarige] verblijft bij [Jeugdzorginstelling] te [plaats] .

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het standpunt van de GI

Namens de GI wordt ter toelichting op het verzoek, samengevat, het volgende aangevoerd. [minderjarige] heeft in haar leven veel meegemaakt. Zij heeft een fors belast verleden en is bekend met automutilatie, hechtingsproblemen, een laag zelfbeeld met grote behoefte aan aandacht vanuit vooral jongens. Tevens is er sprake van een verhoogde kwetsbaarheid en beïnvloedbaarheid en zijn er zorgen op het gebied van seksuele ontwikkeling en haar identiteitsontwikkeling. [minderjarige] verblijft momenteel met een machtiging gesloten plaatsing bij [Jeugdzorginstelling] . Daar krijgt zij verschillende behandelingen, waaronder EMDR-therapie. Een behandeling is nodig om verdere scheefgroei in haar seksuele ontwikkeling te voorkomen. Met name ligt op de voorgrond het risico dat er makkelijk misbruik van [minderjarige] kan worden gemaakt. Om de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] af te wenden, dient de plaatsing van [minderjarige] bij [Jeugdzorginstelling] te worden voortgezet en daarom heeft de GI tevens verzocht om een machtiging gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden. Ten aanzien van de samenwerking tussen de GI en de vader geldt dat er al langere tijd geen basis voor samenwerking is. Er zijn meerdere zorgaanbieders die getracht hebben een samenwerkingsrelatie met de vader op te bouwen. Dit lukt echter niet. De vader schiet snel in emotie en kan daarbij forse bedreigingen uiten. Zijn uitlatingen belemmeren het proces rondom [minderjarige] . De vader is niet in staat om zijn emoties te bedwingen. Hij toont zijn frustratie en boosheid in het bijzijn van [minderjarige] waardoor zij nog verder wordt belast. Gezien wordt dat de moeder is al langere tijd (emotioneel) niet beschikbaar is geweest voor de opvoeding, samenwerking en betrouwbaarheid in het contact met [minderjarige] . Daarvan heeft zij last.
De moeder haakt niet aan bij geplande overleggen, is telefonisch slecht bereikbaar voor de GI en hulpverlening en is niet altijd trouw in haar bezoekmomenten aan [minderjarige] . In de visie van de GI zijn de zorgen over [minderjarige] duidelijk. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk.
De GI zegt toe te willen investeren in de samenwerkingsrelatie met de vader. De GI ondersteunt het organiseren van een gesprek om die samenwerkingsrelatie te verbeteren.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens de moeder is, samengevat, naar voren gebracht dat zij het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ondersteunt. De moeder wil dat [minderjarige] de juiste hulp krijgt en er daarbij ook naar haar geluisterd wordt.
Door en namens de vader is, samengevat, naar voren gebracht dat de vader het vertrouwen in de GI heeft verloren. Volgens de vader zorgen de GI en [Jeugdzorginstelling] niet voor een veilige omgeving. Daarnaast wordt de vader van alles verweten, zonder dat de GI kijkt naar het eigen handelen. De vader wil het beste voor [minderjarige] en ontkent niet dat er zorgen zijn. Ook ontkent de vader niet dat hij soms onjuiste bewoordingen gebruikt of uit zijn slof kan schieten. De vader stelt voor om een gesprek met de GI te organiseren waarbij ieders hart kan worden gelucht en er een basis kan worden gevonden voor een samenwerking. De vader wil het beste voor [minderjarige] en daarvoor is nodig dat de blikken op de toekomst worden gericht.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen besproken is tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] onverminderd in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan grote zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] op de gebieden van haar identiteits- en seksuele ontwikkeling. [minderjarige] heeft een fors belast verleden en volgt ter behandeling van haar trauma’s op dit moment intensieve behandeling, waaronder EMDR-therapie.
Naar het oordeel van de kinderrechter is de problematiek van [minderjarige] nog altijd complex en de betrokkenheid van de GI wordt nog steeds essentieel geacht. Dit om de behandeling van [minderjarige] te waarborgen. Daarbij komt dat de bij de ondertoezichtstelling gestelde doelen niet zijn behaald. Hieraan dient verder gewerkt te worden. Bovendien is een verlenging van de maatregel noodzakelijk zolang de Raad het onderzoek naar de gezagsbeëindiging niet heeft afgerond.
Gebleken is dat de samenwerking tussen de GI en de vader zeer stroef verloopt. De vader heeft zijn vertrouwen in de GI verloren. Hoopvol is dat de GI openstaat voor het voorstel van de vader om samen met zijn advocaat een gesprek te organiseren. Tijdens dit gesprek kunnen dingen uitgesproken worden zodat de lucht wordt geklaard en kan er worden geprobeerd om een basis te vinden voor een constructieve verdere samenwerking. De kinderrechter gaat er van uit dat de GI zich hiervoor actief zal inzetten. Er moet een basis worden gevonden om met elkaar verder te gaan, dit in het belang van [minderjarige] .
Tevens is het de kinderrechter gebleken dat het voor de vader niet duidelijk is wat er van hem wordt verwacht. Raadzaam is om hierover met de vader nadere afspraken te maken. Door het wegnemen van onduidelijkheid kan de samenwerkingsrelatie verbeteren en de boosheid van de vader verminderen doordat voor hem duidelijk is wat er van hem wordt verwacht. Daarbij hoort ook dat de GI de vader inzichtelijk maakt wat van hem wordt verlangd in het contact met [minderjarige] . Hem dient helder gemaakt te worden aan welke voorwaarden hij moet voldoen en wat wel en niet mag. Van de GI heeft de kinderrechter vernomen dat het eerstvolgende contactmoment weer zal plaatsvinden op 15 december 2023. Vanaf dat moment dient het voor de vader en [minderjarige] ook duidelijk te zijn waar zij (toekomstgericht) in het contact met elkaar aan toe zijn.
Daarnaast dient de GI in de komende periode in te zetten op het contact tussen de moeder en [minderjarige] . De kinderrechter acht het een zorgelijke ontwikkeling dat de moeder af lijkt te haken. De GI dient hierover het gesprek met de moeder aan te gaan. Het is voor [minderjarige] van groot belang dat zij, ondanks moeders privéproblemen, op de moeder kan rekenen. Daarbij dient [minderjarige] niet belast te worden met de problemen van de moeder.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de verzochte duur van één jaar. Gelet op voornoemde complexe problematiek ziet de kinderrechter geen reden om die duur te bekorten.
De kinderrechter zal, gelet op de aard van de maatregel, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
Het voorgaande betekent dat de kinderrechter als volgt beslist.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 10 december 2023 tot 10 december 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2023 door mr. Pellikaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Deze beschikking is schriftelijk vastgesteld op 14 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.